vrijdag 29 juli 2022

Thuisonderwijs

9 APRIL 2013 Thuisonderwijs Een lezenswaardig blaadje is de driemaandelijkse nieuwsbrief van Alexandra Colen, Peper en Zout. Zo bevat het jongste nummer een vraaggesprek met de oprichtster van Moeders voor Moeders en een kritiek op het homohuwelijk en de homo-adoptie; evenals op de N-VA-steun voor de op handen zijnde uitbreiding van het wettig recht op euthanasie (de felbejubelde goeroe van de partij, Theodore Dalrymple, is tegen). Tot dusver wellicht voorspelbaar. Het trekt de aandacht op de vakantie van Louis Tobback in het Oostblok als loon voor zijn protest tegen de Navo-kernraketten, onthuld door zijn openhartige zoon Bruno. De Fyra-heisa is aanleiding voor observaties over de ongerijmde toestand dat het treinverkeer tussen Nederland en Vlaanderen door Brussel zo moeilijk gemaakt wordt: geen treinverbinding tussen Turnhout en het nabije Tilburg, tussen de nijverheidssteden Genk en Eindhoven, of tussen de provinciehoofdplaatsen Hasselt en Maastricht. Het anti-orangisme tiert welig in het koninkrijk België. Wat is er te merken van de breuk tussen Alexandra en haar vroegere partij, het Vlaams Belang? Er wordt nauwelijks over gerept, en eigenlijk is geen opvallende poging gedaan om die breuk ideologisch in te kleuren. Behalve dan in één artikel, over een zaak die in de algemene media veel minder aandacht gekregen heeft dan zij verdient: het thuisonderwijs. Daarover volgen enerzijds de partij en anderzijds het gezin van Paul Beliën en Alexandra Colen een heel verschillende koers. Filip Dewinter van het VB vindt dat het thuisonderwijs een "kweekschool voor het moslimfundamentalisme" dreigt te worden. Hij zit daarmee fundamenteel op dezelfde golflengte als minister Pascal Smet, die een "scherpere controle" op het thuisonderwijs aankondigt. Zo moet volgens de onderwijsminister het godsdienstonderricht "voldoen aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens". Wel, wel, dat maakt ons benieuwd naar zijn maatregelen om de hiermee niet te verzoenen Sjari'a (het moslimrecht) te onderdrukken. Maar in ernst nu: onze politici beschouwen het steeds succesvollere thuisonderwijs (op tien jaar tijd van een 200 naar een 1000 leerlingen) als "sektair". Zij vrezen dat steeds meer jongeren aan de overheidscontrole ontsnappen. In de VS zijn er inderdaad veel ouders die hun kinderen aan de links indoctrinerende staatsscholen onttrekken. In België echter leert een bevraging bij thuisonderwijzers dat ideologische motieven slechts in 4,7% van de gevallen een rol spelen. Meestal gaat het om zuiver pedagogische overwegingen zoals slechte ervaringen met de school, combinatie met intense sport- of muziekvorming, of schoolmoeheid van de leerling. Bij die 4,7% zitten maar zeer weinig islamitische ouders die bv. het hoofddoekenverbod willen omzeilen. Thuisonderwijs is niet iedereen gegeven. Om de kinderen op de examens voor de Centrale Examencommissie voor te bereiden, moeten de ouders les geven in het Nederlands, wat dus al een grote barrière vormt, en verder moeten ze bekwaam zijn in wiskunde, wetenschappen enz. De zeldzame moslimouders die aan die voorwaarden voldoen, zijn waarschijnlijk geen typische fundamentalisten. Juist de vereisten van onderwijs als zodanig zorgen voor een selectie ten nadele van moslimkandidaten. Het probleem dat Filip Dewinter wil beteugelen, schijnt dus zeer marginaal te zijn. Maar intussen kan het wel het grondwettelijk gewaarborgde thuisonderwijs te bemoeilijken. Thuisonderwijs heeft talloze voordelen, ondermeer de opheffing van het enorm tijdverlies dat door de school veroorzaakt wordt: eerst het transport naar en van de school (met jaarlijks talloze verkeersslachtoffers), dan het eindeloze wachten op de bel die gaat, de uitleg van al lang begrepen leerstof, de leraar die afwezig is, enz. De tijd die werkelijk aan het leerproces besteed wordt, is ruimschoots minder dan 50%. Paul Beliën is ooit bij de politie geroepen omdat hij hun kinderen verwaarloosde; in werkelijkheid hebben zijn kinderen met gemak hun middelbaar diploma gehaald en het ook op de universiteit zeer goed gedaan. Thuisonderwijs wordt door de overheid gewantrouwd niet omdat het zo slecht is maar juist omdat het zo'n successen boekt. Glenn Doman, een pedagoog en pionier van het thuisonderwijs, kreeg eens van critici te horen dat wat hij deed, niets bijzonders was: "Hij brengt enkel moeder en kind dichter bijeen." Waarop hij zei: "Dat is niet waar,” want er zijn ook fysiologische ontdekkingen en didactische vernieuwingen met zijn methode gemoeid, “maar ach: als ze op mijn grafsteen zetten: 'Hij bracht moeder en kind dichter bijeen', dan zal ik werkelijk in vrede rusten."

België, hoelang nog?

(In Flanders' Fields, 12 april 2013) Nikolaus Augustinus De le Haye (1782-1866), de betovergrootvader van gepensioneerd journalist en EU-parlementswoordvoerder Guido Naets, was beroepsmilitair in vier verschillende legers: het Oostenrijkse, het Franse, het Nederlandse en het Belgische. Afkomstig uit een notabele familie in het groothertogdom Luxemburg, overleefde hij de verovering van Wenen door Napoleon, de Russische veldtocht en Waterloo. Daarna begon zijn minder sensationele doch voorspoedige loopbaan in het Nederlandse leger, waarin hij de rang van majoor bereikt had toen hij zich met zijn garnizoen van 300 man in Bouillon aan de Belgische opstandelingen overgaf, daags vóór de Belgische onafhankelijkheid. Met behoud van rang tekende hij dan bij in het nieuwe Belgische leger, dat hem in enkele Vlaamse steden posteerde (en in Roermond, dat tot 1839 bij België hoorde) totdat hij in 1846 op rust ging. Als luitenant-generaal buiten dienst genoot hij van een vorstelijk pensioen tijdens de twintig jaar die hem nog restten. Bij zijn laatste wisseling van loyauteit zou hij, die al meerdere regimes had zien komen en gaan, zich afgevraagd hebben: “België, hoelang nog?” Zijn levensgeschiedenis is wedersamengesteld door zijn betachterkleinzoon met veelal officiële documenten uit die tijd, niet met een persoonlijk dagboek (wel dagboeken van onmiddellijk betrokkenen, zoals zijn bevelhebber tijdens de Russische veldtocht). Dat heeft als gevolg dat we zijn belevenissen en statuswijzigingen wel kennen en zijn verplaatsingen kunnen volgen, maar dat we zijn subjectieve indrukken en bedoelingen grotendeels slechts kunnen vermoeden. Het inhoudelijk zeer lezenswaardige voorwoord van Frans-Jos Verdoodt had een iets betere nalezing verdiend, maar voorts beantwoordt het boek van Guido Naets, België, voor hoelang? N.A. De La Haye (1782-1866) van vaandrig tot generaal (uitgeverij iD, 2013), ruimschoots aan zijn doel. Het schetst de lotgevallen van een interessante figuur op een interessante wijze. Zoals we van een oud-journalist mogen verwachten, zijn de schrijfstijl en de verhaallijn zeer vlot, een “bladzijomdraaier” die heel goed een tijdperk tekent en onze vage kennis van de eigen geschiedenis met allerlei treffende bijzonderheden en citaten invult. Juist omdat deze geschiedenis heel grof bekend is en onszelf allemaal aangaat, kost het geen enkele moeite om de gretigheid van de lezer naar meer details op te wekken. Zo wordt terloops duidelijk dat de taalgrens toen beduidend zuidelijker lag, zoals de naam “Waterloo” nog aangeeft. De boeren moeten er in een Nederlands en geen Frans dialect ondervraagd worden. Allerlei petite histoire passeert de aandacht, bv. dat de latere Leopold I in 1816 de Britse prinses Charlotte afsnoepte van haar verloofde, de voor de Nederlandse eenheid noodlottige oorlogsminister en latere koning Willem II. Bij de hereniging der Nederlanden citeerde de nieuwe vorst Willem I een manifest van Nederlandse nationalisten: “Bedenk dat van Texel tot aan de Moezel, van Groningen tot Oostende slechts één natie woont.” (p.97) Het herenigde land zou echter ten onder gaan aan enerzijds Franse en Franstalige drijverijen, anderzijds ook reële grieven van het Zuiden tegen het Noorden, zoals de achterstelling van de Zuidelijken bij benoemingen. Vooral de financiële transfers van Zuid (inbegrepen Vlaanderen, dat nooit van transfers geprofiteerd heeft) naar Noord ter delging van de enorme Nederlandse staatsschuld veroorzaakten onvrede. De zedenles van het verhaal is evengoed op België van toepassing: een staat die op transfers gegrondvest is, zal door die transfers vergaan. Een vroeg getuigenis van de Belgische transfers wordt hier trouwens aangehaald: het hekeldicht van Emile Moyson op de inhuldiging van de Congreskolom in 1859: “Adieu Colonne, uw steen en brons / Zijn Fransch tot in hun ornamenten. / Maar toch zit d’r iets in van ons: / Ze zijn betaald met onze centen.” Nog iets waaruit België de lessen zou moeten trekken is het Verenigd-Nederlandse economische beleid: twee verschillende economieën, in casu het handeldrijvende Noorden en het industriële Zuiden, hadden elk een eigen beleid nodig in plaats van de geboden eenheidsworst. In beide gevallen was/is de nationale leuze tevergeefs: “Eendracht maakt macht”… Een belangwekkend deel van het verhaal betreft de doorslaggevende rol van het toeval in de splitsing van de Verenigde Nederlanden. De militaire lotgevallen van belachelijk kleine eenheden, de massale deserties (meer om aan het risico van krijgsgeweld te ontsnappen dan uit ideologische beweegredenen), de verkeerde tactische beslissingen van vader en zoon Willem waar de gehaaide Franse agitatoren handig op inspeelden, het tijdelijk verraad van de zoon, de koerswijzigingen van de vader, het samenvallen van de Belgische met de Poolse opstand: verander een detail in deze geschiedenis en België was er nooit gekomen. Of het had heel andere grenzen gekend, bv. met Luxemburg, zonder Bouillon, met Noord-Brabant of zonder Limburg. De tijdsgeest wordt verduidelijkt, bv. de veel grotere rol van godsdienst blijkt uit de poging van het katholieke Oost-Limburg om deel te worden of te blijven van het eveneens katholieke België. De overwegend orangistische Vlaamse bevolking kon zich om dezelfde reden op de duur met het Belgische feit verzoenen. België had geen eenheidstaal maar wel een eenheidsreligie, die daarom ook door de antiklerikalen geduld werd. De kerkleiding hield het in 1827 gesloten verbond met de liberalen in stand en verhinderde in 1832 zelfs de voorlezing van de encycliek Mirare Vos die de liberale grondwet van België bekritiseerde. De protagonist vertelt allerlei nuttige weetjes over de Belgische secessie, bv. de terreur tegen de orangisten, waartoe verrassend genoeg ook de Vlaamse hoge adel behoorde. Wie terrorisme veroordeelt, moet ook de stichters van België wraken. De ware naam van het Martelaars- en het Barricadenplein is Sint-Michielsplein resp. Oranjeplein. Zelfs de felste Vlaamse beweger kan er maar van dromen, in Brussel opnieuw een Oranjeplein te mogen hebben. Het nut van dit boek is vooral dat het de betrekkelijkheid van het Belgische feit doet inzien. Een schertspartij als de Belgische Unie/Union des Belges en zelfs minder extreme vormen van belgicisme verabsoluteren België en zijn koningshuis, alsof het om een nieuwe afgodendienst gaat. Zij houden ons allerlei doemscenario’s voor ingeval dit efemere koninkrijk te gronde gaat. Dit boek maakt echter duidelijk dat de grenzen in dit deel van de wereld al zo vaak veranderd zijn. Er kan dus nog wel een keer bij. Intussen is het wel mogelijk om De la Haye’s vraag te beantwoorden: ja, België heeft standgehouden. Vele waarnemers van en betrokkenen bij de stichting waren hier niet zeker van. De ervaren Franse diplomaat Charles-Maurice de Talleyrand dacht aan een spoedige splitsing, ruwweg die waar de Vlaamse Beweging aan denkt, met Wallonië (ruim bemeten) als deel van Frankrijk. België heeft het, geholpen door internationale omstandigheden, de strategie van de Saksen-Coburgs en de traagheidswet, echter gewonnen van de Franstalige rattachisten, de orangisten en de flaminganten. Zolang ik de Vlaamse beweging volg, hoor ik regelmatig hoopvolle kreten over het spoedige en “nu wel onvermijdelijke” einde van België. Helaas blijkt dit een fata morgana. Voor de zwakke knuisten en weke hersenen van de Vlamingen is België te taai. Alleen een internationale beweging kan terloops ook het koninkrijk België liquideren.

zaterdag 23 juli 2022

Botsende beschavingen op Nieuwjaarsnacht

(bijdrage tot Perry Pierik, red.: Keulen, Aspekt 2016) Dr. Koenraad Elst, oriëntalist Na het nieuwe dieptepunt van islamitisch geweld in Parijs, zowel als strafoefening tegen hekeling van de Profeet (Charlie Hebdo) als bij wijze van blinde terreur erga omnes, toonde de massa-aanranding op Nieuwjaarsnacht 2015-16 in Keulen aan ander gezicht van de islam: de minachting tegenover de vrouw, en via haar ook tegenover de heidense beschaving. Hol optimisme is hier misplaatst, maar het zou kunnen dat deze gebeurtenis een omwenteling inluidt. Botsende beschavingen? De uitdrukking “botsende beschavingen” van Samuel Huntington heeft niet zo’n beste reputatie. Bij kenners geldt zij als een onnauwkeurige of zelfs foute ontleding van het feitelijke wereldgebeuren. Zij is erg onhandelbaar en te grof om feitelijke ontwikkelingen te beschrijven. Bijvoorbeeld, zij laat na, de onderlinge strijd tussen soennieten en sjiïeten te verklaren, tussen Iran en Saoedi-Arabië. Die tweespalt is toch belangrijk genoeg? Hij vormt de achtergrond van de strijd in Syrië en Irak, die de moslimwereld splijt, de grootmachten tot bemoeienissen uitnodigt, de Koude Oorlog tussen Rusland en het Westen nieuw leven inblaast, de eeuwenoude Turks-Russische vijandschap doet herleven, de Sykes-Picotgrenzen in vraag stelt, de Koerdische kwestie op de spits drijft en de jezidi’s op de wereldkaart geplaatst heeft. Om maar één bezwaar te noemen, we hadden het ook over de blijvende onmin tussen China en Japan kunnen hebben, en zovele andere wereldproblemen die niet in het stramien passen. Bij de massa, ook bij de “Arabische straat”, wordt die uitdrukking vooral geassocieerd met de VS-inval in Irak van 2003. Nochtans had de initiatiefnemer, president George W. Bush, uitdrukkelijk gezegd dat dit geen oorlog tussen het Westen en de islamwereld was, alleen maar een schoonheidsoperatie tegen een vervelende dictator in dienst van het Iraakse volk zelf. Toch zagen de strijdende partijen de onderlinge wereld van verschil, een verschil dat voortkwam uit de specifieke eigenschappen van de “beschavingen” waartoe zij behoorden. Al was het ook niet zo’n groot verschil: na de Amerikaanse folteringen van Arabische krijgsgevangenen in Aboe Ghraib konden westerlingen moeilijk hun stereotype van “Arabische wreedheid” volhouden. De ingewikkeldheid van de echte wereld leent zich zelden tot eenvoudige schema’s als dat van de “botsende beschavingen”. Toch waren wij recent getuige van een gebeurtenis waarbij twee beschavingen botsten. De collectieve aanranding in Keulen (maar ook in Bielefeld, Zürich, Helsinki, Salzburg en andere steden) was vanuit westers oogpunt een aaneenschakeling van vele misdrijven. Dat is hoe deze daden van aanranding hier in ieder geval geëvalueerd zouden zijn, ongeacht de etniciteit of religie van de daders. Voor de Arabische jongeren lag het anders. Zij kennen van huis uit de praktijk van al-taharroesj, het collectieve “schrik aanjagen”, een ritueel waarbij de mannen aan de vrouwen laten voelen wat zij allemaal met hen zouden kunnen doen. Dat kan gaan van handtastelijkheden tot verkrachting. Binnen een bestaande moslimgemeenschap blijft het noodwendig oppervlakkig, want al die vrouwen behoren toe aan vaders of echtgenoten met wie je ook morgen nog moet omgaan. Gaat het echter om buitenstaansters, en zeker ongelovigen, dan steekt het niet nauw. De verkrachte vrouwen op het Tahrier-plein in het anonieme Caïro waren al islamitisch incorrect bezig louter door alleen op stap te gaan en aan politiek te willen doen. Zij waren dus legitieme prooi, en dat gold nog meer voor de westerse journalistes. In Keulen, met al die niets-vermoedende blonde lichtekooien, kon de pret niet op. “Asielbedrog” Wie waren de daders in Keulen? Zij zullen wel niet allemaal geïdentificeerd worden, laat staan gestraft. De eerste tientallen zijn in grote meerderheid Arabische moslims, nog wat Perzisch-Afghaanse moslims, en enkelen met Duitse of Amerikaanse nationaliteit die kennelijk genaturaliseerde “oudkomers” zijn. Onnauwkeurigheden zijn voor rekening van de Keulse politie en haar geheimdoenerij. Het Bestel heeft rond de ontwikkelingen die in Keulen acuut werden, al zo veel gelogen, dus een verhaaltje over de identiteit van de aanranders kon er nog wel bij. Ze autochtonen noemen, dat zou een brug te ver geweest zijn. Dan maar beweerd dat het om lang gevestigde maghrebijnen ging, zolang het maar geen “vluchtelingen” zouden zijn, Angela Merkels “genodigden”. Het was dus niet Geert Wilders die eventjes de schuld op de eeuwige Marokkaanse zondebokken stak, wel de asiellobby. Haar bewering wordt voorlopig niet bevestigd door de cijfers, maar we gaan niet moeilijk doen: beide groepen, oudkomers en nieuwkomers, hadden een zeker aandeel in de massa-aanranding. De oudkomers vormden het levend bewijs dat hun integratie niet gelukt is en dat, naar Angela Merkels woorden, het multiculbeleid volledig gefaald heeft. Door hen erbij te sleuren, schiet het Bestel zich maar in de eigen voet: zijn eigen immigratie- en integratiebeleid is hier op de proef gesteld en te licht bevonden. Anderzijds waren talloze daders dus nieuwkomers en asielbedriegers. Die laatste term behoort niet tot mijn gewone woordenschat, de onderwerpen "asiel" en "asielbedrog" houden mij trouwens ook niet bezig. Maar nu je het zegt: bestaat er zoiets als "asielbedrog"? Net na de gebeurtenissen in Keulen is bekend gemaakt dat het voorbije jaar in België maar liefst één zesde van de asielzoekers erkend is, meer dan de voorbije jaren. Bijgevolg waren vijf zesden, naar het oordeel van onze vluchtelingenadministratie, mensen die ten onrechte op het vluchtelingenstatuut aanspraak maakten. "Asielbedriegers" dus. De paus, Herman Van Rompuy en onze media liegen glashard wanneer zij zulke gelukzoekers "vluchtelingen" noemen en medelijden met hen bepleiten. Alle asielzoekers “asielbedriegers” noemen is een veralgemening, maar minder kras en minder leugenachtig dan de eretitel “vluchteling” te veralgemenen. De voortdurende herhaling van deze leugen is op zich al genoeg om de mainstream-media Lügenpresse te noemen. Het verschil tussen echte en valse vluchtelingen is dit. De eerste vluchtelingen in mijn leven, 1988, kwamen uit Bangladesj en waren in de Indiase stad Varanasi neergestreken. Bij hen vergde het veel handigheid en diplomatie om hun relaas op tafel te krijgen; en vermoedelijk hebben ze lang niet alles verteld. Bescheiden, zwijgzaam en omzichtig, zo gedragen echte vluchtelingen zich. En dankbaar, omdat ze in merg en been beseffen voor welke hel dit aankomstland een bereidwillig alternatief is. Mensen die echt iets meegemaakt hebben, worden niet graag aan hun wedervaren herinnerd en spreken daar maar spaarzaam over. Minder geloofwaardig zijn asielzoekers (destijds in België vooral sikh-separatisten) die zich op de borst kloppen en uitbazuinen: "Ik ben gefolterd!" Ja, dat zal wel. Of die allerlei eisen stellen, die moeilijk doen over het eten in het asielcentrum, of die zich meteen aan mede-asielzoekers of zelfs hulpverleners vergrijpen. Je kan hen pro forma nog wat vragen stellen, maar reken hen gerust bij de vijf zesden. Nu, het zou kunnen dat er uit Syrië of Afghanistan al eens een echte vluchteling komt. Maar dan was die zéker niet bij de baldadigheden op het Keulse stationsplein betrokken. Want zo gedragen echte vluchtelingen zich niet tegenover de samenleving die zo goed is, hun een toevlucht te bieden. Dus voorzover de daders asielzoekers waren, ging het zeker om asielbedriegers. Het feit zelf dat zij deelnamen, bewijst dat zij geen recht op asiel hebben. Cultuurverschil inzake de vrouw Talloze artikels van de zijde van het Bestel en haar media behandelen de gebeurtenissen als een zaak van seksisme en gebruiken de termen "moslim" en "islam" zorgvuldig niet. Het is de algemene trend in de media en het officiële feminisme om nu vlug alle mannen over één kam te scheren. Alle moslims over één kam scheren geldt als heel erg fout, maar je moet wel een amalgaam maken tussen alle mannen: de niet-genoemde moslims en de plots fel met de vinger gewezen Europese mannen. Natuurlijk, seksuele misdrijven komen in alle culturen voor, en de meeste mannen zijn er biologisch toe in staat, moslims zowel als niet-moslims. Zoals een beek en een overstroming allebei uit water bestaan. Toch vermoed ik dat de gemiddelde medemens liever een beekje naast zijn deur heeft lopen dan een overstroming te incasseren. Maar het onderscheid maken tussen weinig en veel is al discriminatie. In een tijd van plotse ontnuchtering door de gebeurtenissen in Keulen proberen de media wat minder fanatiek te klinken, maar zelfs nu vinden ze geen betere uitweg uit de voor hen gênante onthullingen dan terloops even alle Europese mannen te beschuldigen: jullie zijn een gevaar voor de vrouwen, even erg als de zogenaamd-Syrische asielbedriegers. Wie zich niet in zijn eer aangetast voelde door de Keulse feiten, kan zich misschien wel door deze woorden aangesproken voelen. Nochtans is het cultuurverschil in dit opzicht wel zeer relevant. Er is natuurlijk de impact van de Verlichting met het gelijkheidsdenken, dat onder meer in het feminisme uitgemond is. Maar het verschil tussen de twee culturen is ouder en dieper. Van in de middeleeuwen zijn islamitische reizigers in Europa en Europese reizigers in de moslimwereld het over één ding roerend eens: de opvallend grotere vrijheid van de Europese vrouwen, het veel grotere vertrouwen dat Europese mannen in hun vrouwen hadden, de grotere maatschappelijke rol die vrouwen er konden spelen. Dat was lang vóór de Verlichting en het feminisme. Nee, dat was geen gelijkheid, maar er blijken zeer verschillende soorten ongelijkheid te bestaan. Gelijkenis en verschil worden allicht het best geïllustreerd door die Europese reisdagboeken waarin de auteur een zekere afgunst op de luxepositie van de islamitische mannen laat doorklinken. Ja, dezelfde instincten leefden in hen, maar hun gedrag en denkgewoonten waren verder door hun cultuur geconditioneerd. Geen van deze Europese morgenlandvaarders trachtte de islamitische verhouding tussen de geslachten in zijn thuisland in te voeren. Dat achtten zij niet redelijk, maar vooral, zij wisten dat de Europese vrouwen het nooit zouden aanvaarden. En daar hielden zij rekening mee, de Keulse asielbedriegers niet. Galanterie, een Europese waarde Onlangs kreeg ik een internetvideo toegestuurd die prachtig illustreert welke waarden op het spel staan: Mes Pires Histoires Personelles: Le Monde des Enfants, Italiaans met Franse ondertitels. Vijf Italiaanse jongens van 6 tot 11 werden daarin aan een meisje voorgesteld, en kregen dan een paar opdrachten, bv. haar aanraken. En dan kregen ze de opdracht die blijkbaar het vooropgestelde doel van de interviews was: haar te slaan. Wat doet een kleine jongen wanneer hij van een volwassene, een gezagsfiguur, een bevel krijgt? Volgens het beroemde Milgram-experiment zal hij dan bezwijken en de opdracht uitvoeren, zelfs als zijn slachtoffer daar hoorbaar pijn door lijdt. (We laten hier terzijde dat dit experiment, hoewel bij links klassiek geworden, eigenlijk onzin is: de “slachtoffers” waren acteurs en voelden geen pijn, de “daders” gingen er terecht van uit dat, ondanks de kermende schijn van het tegendeel, hun opdrachtgever tot een gerenommeerd instituut behoorde en zich zulke wreedheden gewoon niet kón veroorloven.) Hier blijkt echter het tegendeel: de jongens die letterlijk naar hun opdrachtgever opkeken, veel meer dan de volwassen proefpersonen naar de witte jassen bij Stanley Milgram, weigerden allemaal te doen wat hun gevraagd was. Eén jongen maakte eerst aanstalten om de opdracht uit te voeren, maar vermande zich dan toch en weigerde. De anderen dachten er zelfs niet aan: “Nee.” Zonder stemverheffing, want hiervoor moesten ze geen strijd met zichzelf aangaan, ze wisten het volkomen zeker. Eén gelovige jongen haalde er Jezus bij, want die “wil niet dat je haar slaat”. Een andere weigerde “omdat ik een man ben”. Europese mannen putten van kindsbeen af hun fierheid uit een hoofse behandeling van de vrouw. Twee van hen wisten: “Een vrouw sla je niet.” Nog één haalde er zelfs een Italiaans spreekwoord voor aan: “Een vrouw mag je niet slaan, zelfs niet met een bloem.” Katholieke en vrijzinnige jongens waren het eens, want inderdaad, galanterie is een heel-Europese waarde. Ze kan teruggespoord worden tot de voorchristelijke fase, is bekend van de minnedichten uit de christelijke fase, en is blijven gelden in de postchristelijke fase. Die hoffelijkheid of galanterie is te onderscheiden van het feminisme, dat slechts in de recentste fase van de Europese cultuur opgekomen is. Het feminisme is een toepassing van het gelijkheidsdenken voortgekomen uit de Verlichting. Het is een bij uitstek moderne uitvinding afwijkend van het algemeen menselijk patroon. Wie zich tegenover de islam op de Verlichting beroept, zal terecht te horen krijgen dat dat maar een klein stukje van de Europese beschaving is. Wel, de galanterie is een fundamenteler element in de Europese beschaving dan de Verlichting. Zij is ouder, zij is premodern, en toch verschilt zij duidelijk van de islamitische opvatting over de verhouding tussen de geslachten. Hier gelden man en vrouw wel als verschillend, maar dan positief verschillend: de vrouw heeft een bijzondere waarde en geniet dientengevolge voorrechten. Zoals het recht om niet geslagen te worden, “zelfs niet met een bloem”. De vrouw slaan, een islamitische waarde “Jamaar, in Europa bestaat ook vrouwenmishandeling door vaders en echtgenoten”: het eeuwige refrein van de mensen zonder onderscheidingsvermogen, voor wie alles overal hetzelfde is, zal ook hier weerklinken. Uiteraard zijn mannen hier en ginds fundamenteel hetzelfde, maar de norm die aan hen opgelegd wordt, en die zij een eindweegs verinwendigd hebben, maakt een groot verschil voor hun gedrag. Wanneer in de islam Gods woord zelf de man opdraagt om zijn vrouw(en) op te sluiten en te slaan (Qor’aan 4:34), leidt dit vanzelfsprekend tot meer vrouwenmishandeling. Hij krijgt trouwens de opdracht om dat niet alleen te doen wanneer zij iets misdaan heeft, wanneer ze zijn gezag over haar niet in acht genomen heeft, maar reeds wanneer hij dat van haar voorziet of haar ervan verdenkt. Het effect van de islam op menselijk gedrag is zoals alcohol. Sommige mensen zijn altijd een gevaar op de weg, ook broodnuchter. Anderen kunnen zelfs ladderzat nog veilig thuis geraken. Maar voor de meesten geldt dat alcohol een negatief effect heeft op het rijvermogen. In alle beschavingen bestaan diverse seksuele attitudes, maar het roesmiddel islam heeft daar een uitgesproken negatief effect op. De veelgehoorde opmerking dat er ook goede moslims zijn, en zelfs slechte niet-moslims, doet niets af aan die statistische wetmatigheid. Verkrachting in de islam Uiteraard kwamen ook in het oude Europa, en komt in onze hedendaagse samenleving, vrouwenmishandeling en verkrachting voor. Maar minder, en niet zo structureel. Hier bestaat al lang een jurisprudentie van vervolging wegens verkrachting, ook al had een vrouw destijds veel wilskracht en geluk nodig om de dader veroordeeld te krijgen (doorgaans ging de aanklacht van de vader of echtgenoot uit). Het heeft tot de twintigste eeuw geduurd om de vrouw in deze ten volle tot rechtssubject te maken, maar het betrokken raamwerk van juridische normen bestond al eerder. Bovendien betekent integratie niet de aanpassing aan de Europese normen in het Romeins Recht, of ten tijde van de Profeet, maar wel aan de Europese normen zoals ze tot vandaag geëvolueerd zijn. Europese mannen die vandaag een taharroesj zouden wagen, zouden ten eerste op actieve tegenstand van een aantal aanwezige mannen stuiten, die het galant voor de vrouwen zouden opnemen; en zouden ten tweede door de politie opgepakt en door de rechter gestraft worden. Dat ligt in de islam wel heel anders. Een vrouw die binnen het bereik van de islamwet (sjari’a) klacht neerlegt wegens verkrachting, moet alvast vier mannelijke getuigen aan haar kant krijgen. Haar aanklacht zelf is reeds het bewijs dat zij ongeoorloofde seksuele betrekkingen gehad heeft, en die zijn alleszins strafbaar. Bovendien heeft zij een beschuldiging geuit tegen een moslim, dus zij is schuldig aan laster en eerroof. Onder de islamwet wordt een verkrachte vrouw die durft klagen, daarom doorgaans zélf wegens ontucht en laster gestraft. Seksuele verhoudingen zijn een delicate zaak, waarin rechters enige terughoudendheid betrachten en toelaten dat hun oordeel soms door omstandigheden overruled wordt. Daarom bijvoorbeeld dat in onze middeleeuwen een man die wegens verkrachting zou gestraft worden, daaraan kon ontsnappen als het slachtoffer aanbood om met hem te trouwen. Ook de islamitische jurisprudentie is niet helemaal onmenselijk, dus kan de tussenkomst van haar mannelijke voogd vaak haar bestraffing verhelpen, maar ook dan blijft de dader natuurlijk buiten schot. Het is de vrouw die schuldig is: door over de verkrachting stilletjes te zwijgen, kan ze zorgen dat er verder niets gebeurt, maar anders ligt de schuld bij haar. Volgens onze feministische vrijpleitsters van de Keulse daders is dat echter allemaal één pot nat. Het bagatelliseren van de factor cultuur, en met name het verdonkeremanen van de schuld van de islamitische cultuur, heeft als objectief doel, de identificatie en bestraffing van de daders te bemoeilijken ("vooroordeel"). Op termijn leidt dat ertoe, de herhaling van dit soort massa-agressie tegen vrouwen te vergemakkelijken. Vele vrouwelijke politici uit progressieve hoek hebben nog eens gezegd dat het slachtoffer van aanranding nooit verantwoordelijk gesteld mag worden voor wat haar is overkomen. Voor ons een open deur intrappen, maar in deze context mocht het nog wel eens bevestigd worden. Goed zo. Maar wie A zegt, moet ook B zeggen en de implicaties van zijn eigen uitspraak openlijk onder ogen zien. Juist de islamwet stelt uitdrukkelijk het slachtoffer van verkrachting verantwoordelijk voor het gebeurde. Dat gaat breder ook terug op de opvatting dat het de vrouw is die een verleidende werking op mannen heeft, en dat zij er via zedelijk gedrag en kleding voor verantwoordelijk is dat het niet tot seks komt – juist een idee die het feminisme bij ons altijd bestreden heeft. Deze progressieven durven het niet luidop te zeggen, maar hun standpunt is frontaal anti-islam. Mohammed en verkrachting Een van de vele pleidooien pro islam die we inzake Keulen gehoord hebben (en trouwens ook, in essentie, de meeste andere), beweert: "De islam veroordeelt juist alcoholgebruik, diefstal, aanranding en geweld." Alcoholgebruik wordt hier genoemd wegens de als vergoelijkend bedoelde uitleg dat de mannen dronken waren. Dat wordt inderdaad bij elke mens veroordeeld. Ik heb echter nog geen ernstig bewijs voor dronkenschap bij de daders gezien; maar laat dat passeren. De rol van alcohol in deze gebeurtenissen was er een andere: de meeste feestvierders dronken alcohol, met alleszins het obligate glas champagne om middernacht. Dat draagt natuurlijk bij tot de indruk dat deze vrouwen decadente lichtekooien waren die niet beter vroegen. Zo werd de veroordeling van alcohol hier geïnstrumentaliseerd in het zwartmaken van feestvierders. Maar diefstal, aanranding en geweld worden alleen veroordeeld als zij medemoslims treffen. Als moslims van deze misdaden afstand willen nemen (en ik ben best bereid te geloven dat er velen dat menen), zullen zij de islam moeten verzaken. Want Mohammed pleegde en verordende regelmatig “diefstal, aanranding en geweld” tegen niet-moslims. De Profeet, wiens voorbeeldgedrag in de islamwet als maatgevend en normscheppend geldt, beval zelf 82 overvallen op handelskaravanen van ongelovigen en leidde er 26 in eigen persoon. De gijzelaars werden voor losgeld aan hun familie terug verkocht, en in afwachting mochten zij door hun bewakers verkracht worden. Wel verordende Mohammed aanvankelijk coitus interruptus, want ook een roverhoofdman heeft zijn erecode en hij wou de gijzelaars in hun oorspronkelijke toestand terugbezorgen. Later maakte hij er geen punt meer van, en dat uit islamitisch fatalisme: als Allah geen bevruchting wil, zal ze tóch niet plaatsvinden. Hij dwong ook de joodse vrouw Raihana in zijn harem, slechts uren nadat hij haar mannelijke huisgenoten gedood had. Mohammed was de enige bekende godsdienststichter wiens voorbeeldgedrag ook de verkrachting omvatte. Niet dat het allemaal zo’n doetjes waren, Mozes bijvoorbeeld pleegde een moord (wel klein bier tegen Mohammeds aantal sluipmoorden en formele terechtstellingen), maar dus geen verkrachting. Moslims die zeggen dat zij tegen verkrachting zijn, of dat de daders in Keulen niet in hun naam gehandeld hebben, kunnen gemakkelijk van het precedentgedrag van Mohammed afstand nemen. Het is hier zeker niet de bedoeling, hen op Mohammeds daden vast te pinnen, we laten hun een ruime en gemakkelijke ontsnappingsroute. Al wat zij moeten doen, is verklaren: “Mohammed was fout. Wij volgen Mohammed niét.” Maar hebt u dat ooit gehoord? Na 11 september, uitdrukkelijk door de daders als islamitisch verantwoord? Na de aanslagen in Parijs, na de aanrandingen in Keulen? Is er één moskee, één madrassa, hoe "gematigd" ook, die predikt: "Mohammed was fout toen hij zich zo gedroeg. Mohammed was fout, volg hem niét"? Zo zijn onze manieren Het antwoord op deze hele problematiek ligt besloten in een oud Nederlands kinderliedje. Na de gebeurtenissen in Parijs en in Keulen moeten we toegeven dat het bepaald “profetisch” (c’est le cas de le dire) is: het heet Tussen Keulen en Parijs. Het bevat de wonderformule voor de integratie: “En al wie met ons mee wil gaan, die moet onze manieren verstaan. Zo zijn onze manieren…” Wie zich in onze manieren kan inleven en de daarmee strijdige ingeroeste gewoonten kan afleggen, is welkom. Wie dat niet wil of niet kan, mag het elders proberen. De wereld is zoveel groter dan de Nederlanden. Mohammed heeft hier nooit gewoond, dus wie zijn voorbeeld wil navolgen, kan beter gaan. Oorlog Tot nu toe hadden we het over een specifiek inhoudelijk verschil tussen twee culturen, namelijk een andere houding tegenover de vrouw. Maar je kan het gebeurde ook anders duiden. Zulke groepsverkrachting behoort niet tot de modern-westerse zeden in vredestijd. Zet westerse jonge kerels echter lang genoeg in een echte oorlogssituatie en dat vernis komt er stilaan weer af. Het is in grote lijnen fout om het gedrag van de reguliere West-Europese en Amerikaanse troepen in 1944-45 erbij te halen: zij hadden Duitsland en Italië aan hun voeten en konden zich met de vrouwen van de verslagenen eender wat veroorloven, maar globaal hielden zij zich in. Dat kwam enerzijds door hun culturele conditionering, vooral door het christendom, en anderzijds door het juridisch kader: bij ontdekking riskeerden zij wel een zware militaire straf, want verkrachting, hoewel zeker niet onbestaande, werd in onze beschaving afgekeurd en bestraft. Degenen die zich toen het meest misdroegen tegenover Italiaanse en Duitse vrouwen, waren de Franse koloniale troepen. Sedert de rol van de Marokkaanse troepen in de verovering van Monte Cassino is een Marocchinata in Italië een verkrachte vrouw. Maar hoewel de westerse soldaten te geconditioneerd waren tot zelfbeheersing om aan de aandrang toe te geven, voelden velen ongetwijfeld wel een oerneiging tot seks wanneer de dood hen langs alle kanten beloert. Wanneer je elk ogenblik kan sneuvelen en elke beurt je laatste kan zijn, vermindert de eerbied voor de wensen en gebeurlijk de maagdelijkheid van de vrouwen uit het andere kamp. Er is geen reden om de niet-moslims hier heilig te verklaren. Dan wordt de eenzijdige massa-aanranding in Keulen en andere steden minder een tegenstelling tussen opvattingen over de plaats van de vrouw, en meer één tussen oorlogs- en vredestijd. Wij schrikken van groepsverkrachtingen onder meer omdat wij in vredestijd menen te leven, maar zij vinden ze normaal en opwindend onder meer omdat het in hun zienswijze oorlog is. Menige jonge man zou zich in vreemd gebied een veroveraar kunnen voelen, maar in de islam is dat geen los gevoelen, maar een systeem. Reeds de Qor’aan leert dat er een permanente oorlog bestaat tussen de islam en de rest van de mensheid, tot de hele wereld onder controle is van de islam. Aannemend dat de islam een beschaving is, was Mohammed een pionier van de “botsing der beschavingen”, een oorlog tussen zijn religie en alwie weigert, zich daaraan te onderwerpen. Dat is zo mogelijk nog alarmerender nieuws dan de schimmige theorie van Huntington. Er zijn er die zich beschouwen als in oorlog met ons: niet alleen de “monsters” van het Kalifaat of al-Qa’ida, maar ook flink veel van die “zielige” zogenaamde vluchtelingen. Oorlog heb je niet te kiezen: valt men je aan, dan word je ongeacht je eigen mening in staat van oorlog gestort. De Europese Lente Hoe kwamen de strijders van Masada tot hun daad van moed en zelfopoffering tegen de Romeinse overmacht? Toen hun aanvoerder hun toesprak over "vrijheid" en dat soort normen en waarden, bleven zij ontmoedigd door de uitzichtloze krachtsverhoudingen. Maar toen veranderde hij zijn retoriek. Hij schetste het beeld van hoe hun vrouwen en kinderen aan de lusten van de Romeinen zouden overgeleverd worden, terwijl zij als gevangenen tot machteloos toezien veroordeeld zouden zijn. Dat nooit, zeiden de mannen. De daders van de aanslagen en de massa-aanranding zijn schuldig. Ook de ideologie die hen tot hun daden bracht, is schuldig. Maar degenen die echt woede opwekken, zijn de bestuurders die dat alles mogelijk gemaakt hebben. En met de gebeurtenissen in Keulen, vooral door hun onoprechte omgang ermee, zijn zij wellicht te ver te gaan. Het Bestel is met vuur aan het spelen. Zelfs de Europese massa van lichtekooien en slappelingen (ja, zo zien moslims ons) zal ooit reageren. Als zo zichtbaar aan “onze” vrouwen geraakt wordt, kan dat een onverwacht felle tegenbeweging oproepen. Dan zal die wellicht niet zo verfijnd zijn als ik zou wensen. Het Bestel wenst dat het extra lomp en gewelddadig zal zijn, dan kan het met repressie antwoorden. Geef het zijn zin niet. Er is zelfs al een vooruitzicht van "revolutie", aldus de ervaren en wereldwijze oorlogsjournalist Arnold Karskens (“In mei breekt hier de revolutie uit”, NRC 8-1-2016). Grote politiek, warempel. Hij noemt vijf factoren van revolutie die in de huidige situatie voorhanden zijn: een voorhoede, economische onvrede, gebrek aan leidinggevende politici, een incident dat als trigger dient, en in mei ook gunstige weersomstandigheden. Van de vijf revolutiefactoren die hij noemt, is er één belangrijker dan de vier andere samen. Een doelgerichte voorhoedegroep, die binnenkomende informatie in functie van het doel kan ontleden en omzetten in gerichte acties, die is werkelijk doorslaggevend. De omstandigheden en triggers doen zich vroeg of laat toch voor, het hangt van een parate voorhoede af of daarvan geslaagd gebruik zal gemaakt worden. Zoals de Grote Roerganger ons in de aanhef van het Rode Boekje leert: geen revolutie zonder een revolutionaire voorhoedepartij. Wie echt iets wil veranderen, knope dat maar beter in zijn oren. Het gebrek aan zulke voorhoede veroorzaakte bijvoorbeeld de mislukking van de Arabische Lente, die gekaapt werd door de enige andere georganiseerde en doelgerichte groep, de Moslim-Broeders. In Europa kan zulke groep desnoods ad hoc gevormd worden, maar ik betwijfel de leidersgaven van de door Karskens aangewezen "populistische" partijen. Anderzijds, in zo’n gebeurtenisrijke stroomversnelling, in het uur van de daad, moet men niet te kieskeurig zijn. Doorslaggevend is de doelgerichtheid van de voorhoede, het vermogen om nevendoelen, ego's en persoonlijke dada's tussen haakjes te plaatsen. Is het doel duidelijk genoeg voor een kritische massa? We hebben onze tijd de voorbije jaren lelijk verspild als het dat niet is. Alleen, een omwenteling in de instellingen is echt niet nodig. Het is mogelijk om het huidige beleid ten aanzien van inwijking, integratie en islamisering om te gooien via de bestaande min of meer democratische instellingen. Men ziet nu al dat zittende regeringen die lang het heilloze beleid gevoerd hebben waaruit Parijs en Keulen zijn voortgekomen, door enkele sensationele incidenten teruggekrabbeld zijn. Zelfs Angela Merkel heeft zich na slechts enkele maanden al bekeerd tot grenscontroles en veel lagere migratiequota. Zelfs de Europese Unie, vandaag zo’n burcht van oikofobie, hoeft helemaal niet verlaten of ontbonden te worden: het is best denkbaar dat ze opnieuw een weerspiegeling van de wil van haar bevolking kan worden. Alleen ten opzichte van de islam is er nog geen zweem van herstel van het gezond verstand. Daar blijft men beweren dat schadelijke ontwikkelingen en terreur “niets met de islam te maken hebben”. Beleidvoerders blijven zich wijsmaken dat het probleem van de politieke islam opgelost kan worden door er meer subsidies en straathoekwerkers tegenaan te gooien, en door “meer islam”. Daar ligt het licht aan het eind van de tunnel pas achter de hoek, maar het komt. Wel zal er voor een ernstige en duurzame omslag een “revolutionaire voorhoedepartij” nodig zijn. Niet zo’n ouderwets ding met een Politburo, de moderne media maken veel flexibeler organisatievormen mogelijk. De ontevredenheid die aan de basis leeft, heeft echt behoefte aan leiderschap, niet aan een Sterke Man die bevelen geeft, maar aan een juiste analyse. Dit sluit in: een heldere definitie van wat het probleem is, wat de weg daaruit is, en hoe de feiten die zich nu voordoen, zich tot probleem en uitweg verhouden. We zijn in een situatie gemanoeuvreerd waarin veel verwarring heerst, zowel bij de steunpilaren van het Bestel als bij de opposanten. Maar daar werken we aan, onder meer met dit boek. Dr. Koenraad Elst (Leuven 1959) studeerde Sinologie, Indo-Iranistiek en Wijsbegeerte. Hij schreef een dertigtal boeken en is vooral bekend voor zijn werk over hindoeïsme en boeddhisme, hun oude geschiedenis en hun conflict met de islam.