zondag 12 februari 2023

Wat de moord op de Mahatma teweegbracht

(Doorbraak, 30 jan. 2023) Op 30 januari om 17u5 Indiase tijd troffen drie kogels uit het geweer van Nathurām Godse de legendarische leider Mahatma Gandhi. Hij gaf een pijnlijke kreun (nee, geen "hé Rām", in de Gandhi-film vertaald als "oh my God") en zeeg neer. Over die moord en haar beweegredenen handelde mijn boek De Moord op de Mahatma (Davidsfonds 1998), heruitgegeven onder de neutrale titel Mahatma Gandhi (Aspekt 2009). Ik werd er op de ochtend van 30 januari 1998 voor uitgenodigd naar de studio van zowel het radio- als het TV-nieuws van de VRT, maar door beide in de loop van de dag gedesinviteerd. Over die cancel culture gaat het hier echter niet, wel over de gevolgen op lange termijn van de moord. Zoals bij de moord op JF Kennedy was er meteen ruimte voor samenzweringstheorieën, met name dat er juist dan uit een ander geweer een vierde kogel gekomen zou zijn. Was premier Jawaharlal Nehru de onzichtbare hand geweest? Hij zou op korte en lange termijn immers de grote winnaar van deze episode worden. Ook andere schuldigen aan die vierde kogel zijn genoemd, maar het verhaal is weinig plausibel. Alleszins eiste Godse in zijn pleitrede fier de alleenverantwoordelijkheid op, terwijl enkele medeplichtigen met consistente getuigenissen zijn versie verder geloofwaardig maakten. Godse behoorde tot de Chitpavan-brahmaanse kaste, net zoals de Peshwa's, de vorsten van het laatste grote hindoe-rijk dat in 1818 door de Britten uitgeschakeld was. Zij hadden belangrijke leiders van de antikoloniale strijd geleverd: MG Ranade, GK Gokhale, BG Tilak, VD Sāvarkar, Vinoba Bhave. Godse zelf was hoofdredacteur van een hindoe-gezinde krant in Pune. Hij was een asceet en gezworen celibatair en had al enkele opgemerkte acties geleid, ondermeer tegen de verdrukking van de hindoes in de prinselijke staat Hyderabad door de plaatselijke moslimvorst; maar ook tegen de aloude instelling van de Onaanraakbaarheid, een kaste-discriminatie die voor de hindoe-nationalisten met hun ideaal van nationale eenheid slechts een blok aan het been was. Hij behoorde immers tot de hervormingsgezinde vleugel van de nationale beweging, en daarin zat hij eerder op één lijn met Gandhi. Zijn verdedigingsrede tijdens zijn proces was formeel een mislukking, want hij werd toch ter dood veroordeeld. Zijn rekwisitoor tegen Gandhi bleek echter erg overtuigend. Volgens de rechter was de gerechtszaal muisstil na het beëindigen van de rede, en zou het publiek desgevraagd voor een vrijspraak gestemd hebben. De regering liet de tekst dan ook prompt verbieden, het was pas twintig jaar later dat zijn broer Gopal Godse, de toen pas vrijgekomen medeplichtige aan de moord, hem kon laten uitgeven. Zoals ik in mijn boek over deze moord en de beweegredenen ertoe heb aangetoond, was zijn kritiek op Gandhi redelijk gelijklopend met die van anderen die de Mahatma gekend hadden. Hij was wel radicaler in zijn veroordeling van Gandhi's aandeel in de Splitsing van India met haar naar schatting 2 miljoen dodelijke en ettelijke miljoenen andere slachtoffers, een merkwaardig palmares voor een apostel van de geweldloosheid. Gandhi had zich tegen de Splitsing verzet tot juni 1947, maar was dan, in het zog van de andere Congres-politici, overstag gegaan zonder zelfs maar een poging om tegen de Moslim-Liga zijn beproefde wapen van de chantage via een vasten totterdood te gebruiken. Hij had het splitsingsscenario, toen dat nog hypothetisch was, ook veel grimmiger gemaakt dan nodig. De realistische dr. BR Ambedkar had het idee van een politieke scheiding van hindoes en moslims aanvaard en dienovereenkomstig een plan voor een ordelijke Splitsing uitgetekend, inbegrepen een volledige bevolkingsruil onder toezicht van het leger. Dat zou de meeste moordpartijen hebben kunnen voorkomen, inbegrepen alle nog te komen religieus geweld in de religieus gemengd gebleven opvolgerstaten (eenzijdig anti-minderheden in Pakistan, tweezijdig in India). Maar Gandhi met al zijn gezag had zijn veto daartegen gesteld. Gandhi's positie was in zoverre uniek dat zijn standpunt geacht werd, het verschil te kunnen maken. Zijn belofte dat de Splitsing slechts over zijn lijk zou plaatsvinden, had de hindoes in de voor Pakistan bestemde gebieden overhaald om te blijven waar ze thuis waren, in wat nu een slachthuis zou worden. Deze mensen, die op hem gerekend hadden, had hij bedrogen en in de steek gelaten. Hij had het nog erger gemaakt met zijn ook weer unieke raadgeving aan de vluchtelingen om naar Pakistan terug te keren en zich te laten afslachten. (Weten zijn fans dat wel?) Maar of daaruit een doodstraf volgde die Godse buitengerechtelijk voltrokken had, was nog maar de vraag. Het morele argument tegen moord ligt voor de hand, maar hij had zich ook enkele strategische bedenkingen kunnen maken. Met de moord sloeg hij immers spectaculair zijn eigen ruiten in. Het eerste gevolg stond al vast zodra de moord bekend gemaakt werd. Behalve in de ogen van de rechtstreekse slachtoffers van de Splitsing werd Gandhi een heilige, "onaanraakbaar" voor elke kritiek. Na zijn mislukte "Quit India"-agitatie in 1942 was zijn ster tanende en had hij in de onafhankelijkheidsstrijd geen rol meer gespeeld, maar door de moord werd hij onsterfelijk. De wet van de onbedoelde gevolgen in actie. De volgende dagen vond een grote pogrom op zijn eigen kaste plaats. In het officiële relaas wordt altijd doodgezwegen hoe ook in naam van Gandhi gemoord kon worden. In de politieverslagen is door de overheid toen grote schoonmaak gehouden, dus het echte dodencijfer is moeilijk te achterhalen. Er circuleren schattingen van achtduizend doden, maar we weten het gewoon niet. Deze pogrom was zeer gelijkaardig aan die op de sikh-gemeenschap in 1984, uit wraak voor de moord op premier Indira Gandhi door een sikh-lijfwacht. (Voor wie vragen heeft bij haar familienaam: zij was Nehru's dochter maar droeg de familienaam van haar man, een parsi genaamd Feroze Ghandy, door haar omgespeld om in het aureool van de Mahatma te delen.) Er waren twee politieke gevolgen, of eigenlijk drie. Ten eerste werd binnen de Congrespartij de toen nog omstreden positie van de socialist Nehru enorm versterkt, tegen de grote conservatieve meerderheid van de partij in. Het premierschap van Nehru was trouwens ook één van Gandhi's wapenfeiten, en zijn enorme geopolitieke en economische beschadiging van India (lang verhaal) mag dus mee op Gandhi's kerfstok. Toen vóór de onafhankelijkheid een commissie van Congresprominenten de kandidaat-premier verkoos, stemden 12 op de 15 voor Sardar Vallabhbhai Patel, bij drie onthoudingen. Gandhi, die van zijn minachting voor de democratie nooit een geheim gemaakt had, gebruikte zijn gezag om op Patel in te praten zodat die zijn kandidatuur introk. En zo toonde Nehru hoe je met nul stemmen een verkiezing kan winnen. Ten tweede marginaliseerde hij zijn eigen politieke beweging. Het hindoe-nationalisme had na de Splitsing, waartegen zij zich altijd verzet had en waarvan zij de gruwelen juist ingeschat bleek te hebben, enorm de wind in de zeilen. Realistisch had zij tegen de verkiezingen van 1962 aan de macht kunnen komen. Die hoop werd nu volkomen de grond in geboord. Haar kantoren werden gesloten en vele ambtsdragers voor lang de gevangenis ingedraaid. Alles was te herbeginnen, en een groot deel van het kiespubliek was voortaan immuun voor "de moordenaars van de Mahatma". Ten derde, en veel minder beseft (ook niet in India), is dat de moord de politieke hindoe-beweging veel minder hindoe zou maken. Bijna alle studies van deze beweging zijn hopeloos anachronistisch en citeren haar teksten uit de jaren 1920-1947 alsof deze haar beleid van vandaag zouden verklaren. Toen haar jongste incarnatie, de BJP of Indiase Volkspartij, uiteindelijk dan toch de verkiezingen won (1996: voor dertien dagen; 1998-2004: in coalitie; 2014-heden: alleen en met comfortable meerderheid), had zij nauwelijks nog een hindoe agenda. Twee beperkt pro-hindoe maatregelen, de regularisatie van religieuze vluchtelingen uit de islamitische buurlanden en de normalisering van het statuut van de overwegend islamitische deelstaat Kasjmir, zijn tot nu toe louter formeel gebleken, zonder uitvoering op het terrein. Maar er is geen enkele nieuwe wet of nieuw beleid dat de door Nehru en Indira ingestelde discriminaties tegen de hindoes ongedaan maakt. De BJP gaat er zelfs prat op dat zij de Congrespartij overtreft in haar aloude appeasement van de minderheden. Met de hindoe-beweging van vóór de moord was dat ondenkbaar geweest. Voor wie dit allemaal te ver van zijn bed vindt: vergelijk het met het effect van een andere erfzonde op de Vlaamse beweging. Hoeveel verder zou die niet gestaan hebben als een belangrijk deel ervan destijds niet... Het verschil in India is echter dat het hier ging om de daad van één man (met een handvol medeplichtigen), die ten onrechte afstraalde op een hele politieke stroming.

Vraaggesprek met yogaleraar Paul Meirsman

(Tijdschrift van de Yogafederatie van de Nederlandstaligen in België, eind 2022) Paul Meirsman is een yogalerarentrainer die eerst in Brussel (2010-2014), nu in Gent (2014-heden) opleidingen geeft tot yogaleerkracht volgens het onderwijs van T.K.V. Deśikācār, door wie hij na een accreditatiestage te Piesendorf, Oostenrijk (2009) erkend is geworden. Zijn Yogaschool Gent, formeel Yogaśāntiḥ, is bereikbaar via www.yogagent.be. Het is ook in zijn thuisstad Gent dat we hem ontmoeten. Tussen 2010 en 2014 zijn in het Tijdschrift voor Yoga acht artikels van zijn hand verschenen over de technische beginselen van āsana. In 2019 verscheen de Nederlandstalige versie van de vertaling en commentaar van Frans Moors op de Yoga-Sūtra van Patañjali (verkrijgbaar in de boekhandel). In wezen bevat dat boek de visie van Tirumalai Kṛṣṇamācārya Venkata (TKV) Deśikācār, van wie Frans Moors een langetermijnleerling was. In de pijplijn zitten nog meer boeken geïnspireerd door Deśikācārs onderricht, met name over de reeds genoemde technische beginselen van de yoga- en āsanapraktijk, alsook over die van prāṇāyāma, en later nog de analyses van een vijftigtal āsana’s, en misschien nog later een lijvige maar toegankelijke woord-per-woord en grammaticale vertaling van en commentaar op de Yoga-Sūtra. Wat is je vroegste relevante herinnering? Ik ben in een gesloten katholieke omgeving opgegroeid. Het is merkwaardig genoeg het blad Kerk & Leven dat mij tot afkeer van het geloof gebracht heeft. Daar heb ik tot mijn 35 mee geworsteld, later echter teruggevonden dankzij de beoefening van Vipassanā. Het eerste dat ik over yoga hoorde was tijdens de hogere humaniora in een voordracht door een medeleerling, zittend op de lerarentafel in kleermakerszit en gehuld in een wit laken. Hoe ben je tot yoga gekomen? Een dokter raadde mij yoga aan wegens mijn stressgevoeligheid-avant-la-lettre. Zes jaar later – ik was zo een 35, het was het wonderjaar 1989 - nam een vriendin mij mee naar de yogales bij Hélène Spileers, leerlinge van André Van Lysebeth. Na de eerst les had ik overal pijn en was ik zo stijf als een berd (plank). Ik vroeg mij af wat er met mij scheelde. Dan volgden de leraren Brigitte Cocquyt, Piet Meyvaert, Eric Gomes, Alberto Paganini en Nicole Leliaert. Dat was niet ‘shoppen’, wel zoeken. Een eerste ingrijpende opleiding volgde ik bij Johan De Backer in het nabije Sleidinge (1996-2002), waar ik het getuigschrift van yogaleraar behaalde. Inmiddels had ik in 2001 in het Limburgse Dilsen-Stokkem de boeddhistische vipassanā-meditatie ontdekt, zoals onderwezen door S.N. Goenka (India). Dat is een techniek verenigbaar met wat Patañjali leert in zijn Yoga-Sūtra, of wat S.N. Tandon “inzichtsmeditatie” genoemd heeft. Hoe ben je yogaleraar geworden? Faalangst heeft mijn universitaire studies doen mislukken maar paradoxaal genoeg heeft dat me de mogelijkheid geboden om levenslang in vrijheid yoga te studeren. Ik ben een vrederechter-type, of voor wie een astrologische typering verkiest, ik ben een Weegschaal ascendant Maagd. In de zomer van 2004 volgde ik een stage bij Flor Stickens, die me voor een opleiding verwees naar Frans Moors (Franstalig), die er in september één zou starten te Brussel. De mooiste periode in mijn leven, die tien jaar duurde, brak aan. Ik behaalde er het getuigschrift in 2007, we reisden meerdere keren naar Chennai (India) voor een stage, en elders in Europa. Van 2007 tot 2014 begeleidde ik in zijn opleidingen te Brussel en Luik vele leerlingen. Ik genoot van de levensstijl van de Franstaligen en zij waardeerden mij. Terloops, mijn eindwerk in 2007 handelde over het gebruik van hulpmiddelen in de āsanapraktijk. Het is terug te vinden op mijn webstek. Frans Moors is mijn leraar gebleven. Op mijn vragen krijg ik altijd een antwoord en hij laat me verder vrij. TKV Deśikācār is genegeerd geweest in Vlaanderen (behoudens uitzonderingen). Zijn filosofische opvattingen werden belachelijk gemaakt als ‘huis-, tuin- en keukenfilosofie’. Maar wijlen Marcel Rey, een Zwitser die met zijn vrouw lange tijd in een āśram in de yogahoofdstad Rishikesh gewoond heeft, noemde Deśikācār ‘waarschijnlijk de grootste yogaleraar van deze tijd’. Hij zette zich af tegen het misbruik van de term ‘viniyoga’. Nochtans, heel ruimdenkend, heeft Deśikācār zijn dochter laten trouwen met een vleesetende niet-brahmaan. Ook zei hij altijd verbonden te zijn met zijn vader, Tirumalai Kṛṣṇamācārya, de grondlegger van de moderne gedaante van Haṭha-yoga. Hij benaderde āsana via de mens, niet via de spieren; de toetssteen is de ademhaling. Voor Deśikācār was religie verbonden met de eigen cultuur, hij wou geen Vedānta (de systematisering van het Oepanisjadische denken) aan Westerlingen doorgeven. Zijn leerlingen die wilden mediteren, dienden dat te doen op de spiritualiteit van hun eigen cultuur. Hij besefte echter niet dat veel van zijn Westerse leerlingen zich juist van de Kerk wilden losmaken. Waartoe ben je eerder aangetrokken: bhakti (devotie) of jñāna (kennis)? Het gevoelsmatige, devotionele heeft zeker een plaats in mijn leven. Ik ben geen bhaktiyogin in de zin van devotie tot God maar ik voel veel voor de houding van ‘christelijke naastenliefde’, ik heb een afkeer van armoede, de schande voor de mensheid. Ook o.a. bescherming van dieren en milieu-activisme beschouw ik als Īśvarapraṇidhāna, ‘toewijding aan een ideaal’. En ik erger me hier in Vlaanderen soms aan de maatschappelijke afbraak van de menselijkheid. Maar ik ben duidelijk eerder jñāna, op kennis gericht. Ik vind mezelf wel een spiritueel mens maar spiritualiteit is voor mij vooral schoonmenselijkheid en nederigheid ten opzichte van het mysterie van het universum. Spiritualiteit en ‘geloof in een bepaalde doctrine’ zijn geen synoniemen. Mijn favoriete śloka i.v.m. spiritualiteit is het no-nonsense standpunt van de Haṭhayogapradīpika IV.114: Zolang prāṇa niet vloeit in het centrale pad (suṣumnā), zolang de vitaliteit niet stabiel wordt door de adem te stoppen, zolang de geest niet in de natuurlijke toestand van meditatie blijft, is het spreken over spirituele kennis alleen maar opschepperij en vals gebabbel.’ Je bent met een dame van Marokkaanse afkomst getrouwd. Op je webstek staat, onder de foto van de Kailāś-berg, de welkomgroet ook in het Arabisch. Waar situeer je de islam ten opzichte van yoga? Islam is geen wit huisproduct. Reeds in het begin van de elfde eeuw heeft een Perzische geleerde, Abū Raihan Al-Birūnī, eigenlijk de allereerste indoloog, een vertaling gemaakt van de Yoga-Sūtra (Kitāb Batañjal) en de Sāṁkhya (Kitāb Sāṃkh – dit boek is verloren gegaan). Altijd is er een interesse geweest van moslims voor yoga. Een Syrische kennis van me heeft de vertaling en commentaar van Frans Moors in het Arabisch vertaald (eveneens verkrijgbaar in de boekhandel). Yoga heeft dus in de moslimwereld een toekomst. Ook daar is er nu al een heel netwerk van yogastudio’s. Maar nu ook weer niet idealiseren: net zoals hier gaat het in Marokko vooral over fysieke yoga. Wat was je meest intense yoga-ervaring? Zonder enige twijfel Vipassanā, zuivere aandacht. Wat is de belangrijkste les die je geleerd hebt? Probeer jezelf te blijven en je eigen weg te gaan. En dat niet elke yogin open van geest is. Wat is het grootste misverstand in het yoga-landschap? Yoga definiëren als ‘de vereniging van ātma en paramātma’, dat is het grootste misverstand. Deze annexatie van yoga door de Vedānta-wijsbegeerte staat op het conto van Vivekānanda. Het is een legitieme visie maar Yoga is breder en ouder dan de specifieke Vedānta-denkschool. Doe gewoon je best op je yoga-mat en laat de rest over aan de Dharma. Ook de moderne psychologie moet niet proberen om yoga in te lijven. Weg met autosuggestie, de inzichten komen vanzelf. Yoga, filosofie, psychologie… kunnen complementair zijn aan elkaar. Zoals Wilfried Engels (vertaler van Gaspar Koelman s.j., zelf een belangrijke vertaler van Patañjali naar het Engels) het zei: “Yoga is geen religie.” Ook T.K.V. Deśikācār maakte dit statement. Iedereen heeft baat bij yoga. Wat kan je leven als yogin nog verbeteren? Het leven meer en meer leren ervaren en beleven zoals het is, of mij de visie eigen maken van de Anonieme Alcoholisten (waar ik niet toe behoor): Aanpakken wat je kan veranderen, aanvaarden wat je niet kan veranderen, en het onderscheid tussen beide herkennen. Zelf heb ik nog twee doelen in het leven: mijn zoontje Yamien zien opgroeien, en Deśikācārs onderwijs vertaald in een verzameld werk, een soort Deśikācāryayogasaṃhitā kunnen schrijven. Verder wil ik nog het mijne ertoe bijdragen yoga ietwat binnen de Indische tradities door te geven. Hoe kijk je naar de dood? (Glimlacht.) Moeilijk te aanvaarden. Zorg dat je genoeg geld nalaat zodat je einde geen problemen vormt voor anderen. Ik hoop bewust in een proper bed te mogen sterven. Ik vraag me af wat het betekent dat je laatste gedachten je volgend leven zouden bepalen. Wijlen de oriëntalist Ulrich Libbrecht beschreef de reïncarnatieleer als een genetica zonder genen. Ik ben geen goeroe, ik ga niet zeggen wat anderen in die onvermijdelijke situatie moeten denken. Ik bestudeer de Yogadarśaṇa en probeer het Indiase denken te begrijpen. Daarnaast ben ik vooral bezig met het onderwijs van Deśikācār. Samen met de materialisten kunnen we stellen dat de materie (prakṛti) eeuwig is, hoewel in voortdurende verandering (pariṇāma). Ook wijlen prof. Willy Luijpen (Nederland) zegt met zijn terminologie hetzelfde. Echter, een spirituele filosofie gelooft ook dat de mens meer is dan materie: de mens is een subject, en de essentie of bestemming van het menszijn is vrijheid; in de christelijke filosofie is dat de Liefde (Gabriël Marcel: Sois avec moi) (oproep tot medemenselijkheid). Ik geloof dat bevrijding en liefde fundamentele opdrachten zijn voor de mensheid. Eigenlijk ben ik qua metafysica een Sāṁkhya-man (Sāṁkhya: opsomming van de tattva’s of dat-heden, de elementen die samen het Geheel uitmaken, de denkschool achter yoga). De mens is én materie (prakṛti) én geest of subjectiviteit (puruṣa). Een heel mooie sūtra vind ik Yoga-Sūtra II.5: Onjuiste kennis of onwetendheid (avidyā) is dat wat voorbijgaat, het onzuivere, pijn en het bijkomstige identificeren (verwarren) met respectievelijk dat wat blijft, het zuivere, geluk en het wezenlijke. Het blijvende, zuivere, geluk en de essentie zijn puruṣa. Maar ik ben geen metafysicus; ik vind metafysica non-sens. Worüber man nicht sprechen kann, darüber soll man schweigen (Wittgenstein). Schweigen müssen wir oft, es fehlen heilige Namen (Hölderin). De wijze weet dat het bovennatuurlijke bestaat maar houdt er zich niet mee bezig (Dao). Ik ben eerder een instrumentalist: een overtuiging of levensstijl moet ergens toe leiden. Beperk het filosoferen tot dit leven en het toekomstige voor de mensheid en de planeet. Yoga leidt ergens toe. Het verhoogt de levenskwaliteit of de zin van het leven. “Of het nu een brahmaan, een asceet, een boeddhist, een jain, een schedeldrager (kāpālika) of een materialist (cārvāka) is, de wijze man begiftigd met geloof die zich voortdurend aan zijn beoefening wijdt, verkrijgt volledig succes. Succes gebeurt voor degene die de oefeningen uitvoert. Hoe zou het kunnen gebeuren voor iemand die dat niet doet?” (Dattātreyayogaśāstra 41,42 Terloops: schedeldragers zijn een verwilderde heterodoxe sekte van Śiva-asceten die op terreinen voor lijkverbranding gaan mediteren.) Ik hoop daarmee een beetje een antwoord op jouw vraag te hebben gegeven. Heeft yoga een effect op relaties? Nooit met dat soort yogavragen bezig geweest. Het zal wel goed zijn voor je gamma aan standjes (grinnikt), en, ernstig, om je partner beter te leren aanvaarden zoals die is. Ach, elke levensweg is uniek. Yogastijl? Viniyoga is geen yogastijl (aldus T.K.V. Deśikācār) maar een levensstijl. Het yoga-onderwijs van T.K.V. Deśikācār kan door iedereen volgens zijn mogelijkheden en behoeften toegepast worden. De yogapraktijk dient aangepast te zijn aan leeftijd, geslacht, klimaat, seizoen, beroep… (de negen bheda’s of parameters van Nathamuni, een 10de-eeuwse vermeende voorouder van Deśikācār, in zijn Yogarahasya, ‘het geheim van yoga’). Er zijn dus vele krama’s (wijzen van opbouw): de sṛṣṭi krama (voor jonge en sportieve mensen), de śikṣaṇa krama (die de perfecte uitvoering van āsana’s nastreeft), de rakṣaṇa krama (om de gezondheid te verzorgen – voor de meeste volwassenen), adhyātmika krama (het spirituele aspect van yoga), de cikitsa krama (yoga voor mensen met een gezondheidsprobleem) en er zijn er nog andere. Mijn yogabeoefenig bevindt zich wegens de leeftijd op raksana-cikitsa-niveau. De werken waarnaar voortdurend verwezen wordt in de opleiding zijn: de Yoga-Sūtra, Bhagavad Gita, Samkhya-Karika, Hathayogapradipika, Yogarahassya en Yogajanavalkyasamhita. In de opleiding wordt ook de link gelegd met Westerse werken wegens de universaliteit van de essentie van yoga. Ten slotte is het onderwijs van T.K.V. Deśikācār een geïntegreerde yoga d.w.z. waarin alle aspecten met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld in āsana werken lichaam, adem een geest samen volgens specifieke regels. Zijn er boeken die je aanbeveelt? Wat ik altijd kan aanbevelen voor de filosofische geest is Willy Luijpen’s Nieuwe Inleiding tot de Existentiële Fenomenologie, een basiswerk, erg parallel aan de Yoga-Sūtra. Zowel in het Oosten als het Westen stellen mensen dezelfde levensvragen. Het komt er op aan te leren kijken doorheen de culturele gewoonten en het beeld- en taalgebruik, zo zijn siddhi’s niet zo speciaal, het zijn gewoon vaardigheden van mensen die lange tijd een specialisatie in een materie hebben opgebouwd, zoals een dokter of architect. Ook zijn er de commentaren op de Yoga-Sūtra van Vyāsa, Vācaspati Miśra, Rājā Bhoja, Vijñāna Bhikṣu, Hariharānanda Āraṇya, T.K.V. Deśikācār en Frans Moors. Verder zijn Alexander Lowens ‘Spiritualiteit van het lichaam’ en Piero Ferrucci’s ‘Heel je leven’ belangrijke boeken geweest. Lowen is de vader van de bio-energetica (waarvan vele yogaleraren oefeningen hebben geïntegreerd in hun yogalessen) en Piero Ferrucci een psychoanalyst. Ze zijn zeer verhelderend om yoga en zijn praktijken te begrijpen. Hoe ben je tot je eigen yoga-opleiding gekomen? Piet Meyvaert wekte het verlangen op om yogaleraar, en Frans Moors om yogalerarentrainer te worden volgens het onderwijs van T.K.V. Deśikācār. Herman Seymus zaliger zei dat de kennis van de yogatechnieken te vinden zijn bij hem. Ik wou delen. Dat was 2010, nu ben ik aan de derde groep leerlingen toe, mijn laatste. Heb je een goede raad mee te geven? Zorg dat je een degelijke opleiding krijgt. Wees open-minded. Wees voorzichtig. Je kan een tijd misleid zijn, maar dat komt in orde. Is er iemand die je wil danken? Zij die ooit voor mij gezorgd hebben in goede en kwade dagen. Dank aan mijn (overleden) moeder: wanneer die sterft, heb je niemand meer op wie je kan rekenen. Ik denk nog altijd dankbaar terug aan de persoon die me geleerd heeft een lekke fietsband te herstellen. Hoe wil je herinnerd worden? Ik zal vergeten worden.