zondag 27 december 2020

Goedbedoeld racisme

 

Goedbedoeld racisme

 

(Doorbraak, 23 december 2020)

 

Nee, het communisme met zijn honderd miljoen doden was niet het ergste, want dat is het ‘racisme’. Het is bij Vlamingen bovendien een probleem van ras, want het zit hun in de genen, aldus de Knack-hoofdredacteur.

Welnu, racisme is niet zo zwart-wit. Op de klassering van menselijke gemeenschappen baseerde men zowel positieve als negatieve beleidslijnen, zowel binnen als buiten Europa. Wij halen hier het geval boven van  de confuciaanse doch utopische denker Kang Youwei (康有為1858-1927). Ik gebruik hier onderzoekswerk van mijn vroegere medestudente en nu hoogleraar Sinologie, Carine Defoort; die, naar ik op een congres in Beijing heb kunnen vaststellen, onder Chinese geleerden als de wereldtop geldt. Vlaanderen zendt zijn dochters uit!

In 1898 gaf de zittende Guangxu-keizer aan Kang de vrije hand om bestuur en samenleving te moderniseren. Met name trachtte hij de Qing-dynastie om te vormen tot een grondwettige monarchie naar Brits model. Was dat gelukt, dan had hij China een eeuw van revolutionaire ellende bespaard. Helaas, de reactionaire partij onder keizerin-weduwe Cixi wist na honderd dagen de hervorming terug te draaien (tot eigen schade, zo zou bij de republikeinse revolutie van 1911 blijken), en de leiders van de Hervorming van 100 Dagen moesten vluchten. Veel van Kangs hervormingen, bijvoorbeeld de voeteninbinding afschaffen, werden pas door de Republiek of de Volksrepubliek uitgevoerd.

Tijdens zijn verblijven bij de Chinese diaspora werkte hij twintig jaar aan Het Boek van de Grote Gelijkheid (大同書 Datongshu), pas postuum gepubliceerd in 1935 en nog altijd niet in zijn geheel vertaald. Zelf zou ik tong eerder als ‘gemeenschappelijkheid’, ‘gelijkgerichtheid’ of ‘in dezelfde boot zitten’ vertalen, bv. een tongxue 同學is een ‘medestudent’, 同情tongqing beduidt ‘medeleven’, wat je ook met een meerdere of mindere kan doen. Gelijkheid is een typisch moderne waarde, niet waar Confucius aan dacht wanneer hij een geïdealiseerde voortijd als datong voorstelde. Wel kan Kang bij zijn eigen invulling van die antieke waarde beïnvloed zijn door het opkomende westerse gelijkheidsdenken, en hij pleit dan ook voor verregaande gelijkheid.

Zijn voorstellen zijn volgens prof. Defoort ‘enerzijds verbazend profetisch, anderzijds griezelig gestoord’. Hij wilde in alle opzichten grenzen slopen, want goed bedoelde instellingen zoals de staat en de familie waren juist oorzaak van lijden geworden, dus moest men ze ontbinden. Hij pleitte voor gelijkheid van man en vrouw, voor een wereldregering en een eenheidstaal. De aarde zou een bestuurlijke indeling in willekeurige rechthoekige districten krijgen, zonder patriottisme. We focussen hier op zijn wens om met name de grenzen tussen rassen uit te schakelen.

Racisme was in China niet onbekend (Koenraad Elst (Nederlands): Rasdenken in China (koenraadelstnl.blogspot.com)), maar het was nooit een uitgewerkte levensbeschouwelijke stroming zoals het juist toen in het Westen werd. Kangs richtinggevende ervaring was een radicaal antiracistische invulling van de confuciaanse medemenselijkheid, ren. Op zijn twintigste had hij een visioen van resonantie tussen alle voelende wezens: ze leefden met elkaar mee, en voor het welzijn van elkeen was het welzijn van allen nodig. Alle hindernissen voor dat gemeenschappelijk welzijn wou hij voortaan slopen, ook de rasgrenzen.

Prof. Defoort vat samen: ‘Met een enorm eugenetisch programma wil hij ongewenste rassen met verloop van tijd wegwerken zodat er in de wereld van de Grote Gelijkheid nog één overblijft en iedereen de kans krijgt om even blank, mooi, groot, welriekend, gezond en verstandig te zijn.’

Ziedaar het kleurenblinde doel waar Kang naartoe wil. Maar de hedendaagse rassensituatie beoordeelt hij minder gunstig. In zijn eigen woorden: ‘De zwarten, met hun ijzeren gezichten, zilveren tanden, flitsende blik, opgeheven bovenkaak, hangende onderkaak, [zijn] uiterst suf en extreem dom, hatelijk en angstaanjagend om te zien. Hun waarde verschilt enorm van blanke en gele mensen, zoals helse duivels verschillen van hemelse goden.’

Klinkt dit als een aanhef voor volkerenmoord? Bij hem niet, hij heeft een subtielere ‘oplossing’, maar wel één die een eeuwen volgehouden inspanning op wereldschaal vergt. Aan de VN-definitie van volkerenmoord beantwoordt alleen een uitzonderingsmaatregel voor ‘bruine en zwarte mensen met een té slechte inborst’, namelijk de sterilisatie. Dan zal ‘dit lelijke ras van onbenullige zwarten er niet voor kunnen zorgen dat onze mooie rassen in chaos degenereren’. Maar behalve voor deze uitzondering biedt hij andere beleidsideeën.

Gelijkberechtigende wetgeving is niet voldoende, want ook tussen formeel gelijke burgers blijft ras een bron van wrijving, zo meende Kang. Dus moet de overheid hopen geld uitgeven aan een rassenbeleid.

Ten eerste moeten de donkere rassen uit hun ongezonde evenaarslanden weggehaald worden: zet ze in de grote lege ruimte van Canada of Siberië, en ze zullen veel hygiënischer en hardwerkender worden. De VB-kiezer mag dan over inwijkelingen zeggen: ‘Dat ze ginder blijven!’, maar zo zag Kang het niet. Klimaat is de oorzaak van rasverschillen, dus doe wat aan het klimaatverschil.

Ten tweede, en doortastender: vermeng ze. Tussen blank en geel zal het wel gaan gezien hun betrekkelijke gelijkwaardigheid: ‘De blanken zijn sterker, de gelen wijzer.’ Maar wat met hetgeen onze racisten de ‘modderrassen’ noemen? Van ‘mooie blanke vrouwen’ kunnen we moeilijk verwachten dat zij leven en bed delen met ‘monsterlijk lelijke zwarten’, dus moeten we hen omkopen. Wel, we geven de offerbereide blanke en gele vrouwen een medaille van rashervormer met het inschrift ‘goed mens’.

Dus ook in China floreerde het racisme, maar evengoed wekte het daar verontwaardiging. Wat betreft het samenbestaan van racisme en antiracisme is er weinig verschil tussen de rassen.

Deze vreemde combinatie van het ideaal om de rassen te vermengen met een racistische inschatting van de huidige mensengemeenschappen vinden we in het westen terug bij onder meer Rudolf Steiner (1861-1925), stichter van de antroposofie en de biodynamische landbouw, en Richard graaf Coudenhove-Kalergi (1894-1972), de Oostenrijks-Japanse pionier van de Europese eenmaking die nog een sterk koloniale verbinding met Afrika nastreefde. Steiner is recent in opspraak gekomen wegens de beweerd racistische elementen in de in zijn scholennet gebruikte handboeken. Coudenhove-Kalergi wordt daarentegen als de grote samenzweerder achter open grenzen, migratie en rasvermenging gezien. Wat bij de racist Kang ook werkelijk het geval was.

 

(genoemde personen: Carine Defoort, Kang Youwei, Confucius, Cixi, Rudolf Steiner, Richard Coudenberg-Kalergi)

vrijdag 18 december 2020

Jezus etnisch geprofileerd

 

Etnische profilering van Jezus


(De Nieuwe Zuil, 16 december 2020) 

De Vlaams tekstwetenschapper Willie van Peer (München, Cambridge) vraagt zich een boek lang af hoe Jezus eruit zag. De kwestie is weer actueel nu alle historische figuren op het rooster van de raciale correctheid gelegd worden en progressieve christenen het verblijfsrecht voor Syrische asielzoekers bepleiten met als argument hun gelijkrassigheid met Jezus. Zij hebben zulke lage dunk van hun Heiland dat ze hem aan de eigentijdse ras-obsessie willen onderwerpen.

Het rassenvraagstuk is eenvoudig beslecht: niets wijst erop dat hij verschilde van de hedendaagse bevolking van Galilea. In gelovige afbeeldingen wordt dat echter vaak afgebogen naar het uiterlijk van het plaatselijke publiek: een donkere Jezus in de Ethiopische Kerk, een Jezus in toga bij de Romeinen, een Noord-Europese Jezus bij Jan Van Eyck. Tijdens de kolonisatie aanbaden bekeerlingen vaak nog een Jezus die op de kolonisatoren geleek, maar sindsdien zijn er volop Chinese enz. Jezusfiguren bijgekomen. De iconografie trekt zich weinig aan van het Schriftwoord. Geschiedkundig is dat minder juist, maar theologisch is het volledig in orde: in Jezus is God één van ons geworden.  

Een coverfoto in Time Magazine toonde ooit de gelaatsreconstructie van een in Palestina gevonden schedel. (hier op p.84) Die ging de wereld rond als “Jezus’ echte gezicht” en werd bij papenvreters zeer populair wegens zijn geëxalteerde, weinig ingetogen blik: zie je wel dat Jezus maar een ordinaire dronkaard was?! Van Peer beklemtoont dat dat slechts een gemiddelde Palestijn was, niet noodzakelijk Jezus,-- wiens schedel volgens de Schrift trouwens mee ten hemel gevaren moet zijn.

Vroege portretteringen uit Palestina zijn er niet, mede door het joodse taboe op afbeeldingen. Het begint pas wanneer de generatie die hem mogelijk nog gezien heeft, al lang uitgestorven is: in het Syrië van 233, “in Dura Europos, een naam die klinkt als muziek in het oor van archeologen en oudheidkundigen”. (p.23) In een huiskerk, wereldwijd de oudst bekende kerk, staat Jezus afgebeeld zonder baard (wat alvast afwijkt van het gebod voor Joodse mannen) en met kort haar, maar in de vertrouwde rol van Goede Herder. Dat was echter een titel die vorsten in Mesopotamië al enkele millennia gebruikten.

Van Peer overloopt dan de hele geschiedenis van de christelijke iconografie. In het Griekse christendom werd de verrezen en verheerlijkte Christus afgebeeld, de strenge Pantokrator, “Heer van het Al”. In het Latijnse werd dat de rondtrekkende wonderdoener, brenger van een zachtmoedige boodschap, doorgaans langharig omdat dat toen in Europa gangbaar was. Nochtans was hij zeker geen softie: gezien zijn afkomst als stielman en zijn rondtrekkende levenswijze zal hij eerder verweerde handen gehad hebben.”

En daarmee stuurt de auteur zijn lezers op weg: “Jezus was zeker geen doetje. En zijn leer is dat evenmin.” (p.85)

Willie Van Peer: Hoe zag Jezus eruit? Davidsfonds, Leuven & Standaard Uitgeverij, Antwerpen 2020, 89 pp., ISBN 978 90 02 26902 8, €

 

dinsdag 8 december 2020

Hemelse tekens voor een messias en een profeet



Hemelse tekens voor een messias en een profeet

 

(Doorbraak, 16 december 2020) 

In het zicht van de kerstdagen kunnen we ons weer aan bespiegelingen over de Ster van Betlehem verwachten. Het zou om een Jupiter-Saturnus-samenstand in Vissen in het jaar -7 gaan, om een Jupiter-Venus-Regulus-samenstand in juni van het jaar -2, of andere configuraties waaraan sterrenwichelaars veel betekenis hechten. Onder de vele auteurs die er hun licht over hebben laten schijnen noemen we de Vlaamse wetenschappers (en in dit opzicht tegenpolen) Ronnie Martens, skeppticus, en Jos Verhulst, antroposoof. Aan die bespiegelingen gaan we hier niets toevoegen. We hebben het wel over wat die sterrenstand, welke hij ook mag geweest zijn, in de godsdienstgeschiedenis kan betekend hebben.  

 

 

Driekoningen

De zogenaamde Ster van Betlehem duidt er voor de meeste sterrenduiders op dat de geboorte van Jezus iets heel bijzonders was. Het is redelijk aan te nemen dat die samenstand binnen het astrologisch wereldbeeld, dat in de Babylonische en Hellenistische cultuur toonaangevend was, als uitzonderlijk betekenisvol gold (daarom wordt er onder de hedendaagse erfgenamen van dat wereldbeeld nu volop gespeculeerd over de komende winterzonnewende, wanneer Jupiter en Saturnus zullen lijken te versmelten). De Romeinen wijdden zelfs munten aan sensationele planeetstanden, op de keerzijde van ‘s keizers beeltenis, zonder overigens ooit naar ene Jezus te verwijzen.

Want wat heeft Jezus ermee te maken? Na een lezing van Verhulst over het beweerde gastoptreden van de door hem uitverkoren sterrenstand in enkele schilderijen van Pieter-Pauwel Rubens, hoorde ik een paar ex-katholieken in het publiek mompelen dat er precies toch iets bijzonders aan die Jezus moet geweest zijn, aangezien zijn geboorte met zulke gunstige constellatie samenviel.

Het zwakke punt is dat men daar de sprong maakt van een beweerdelijk unieke planetenstand naar de persoon Jezus. Dat neemt men van generaties christelijke auteurs over, te beginnen met de evangelist Mattheüs en zijn Driekoningenverhaal (merk op dat de andere evangelisten dat onvermeld laten, wat ook niet voor zijn historiciteit pleit). Tientallen jaren na de sterrenstand in kwestie, en een gelijkaardig aantal jaren na Jezus’ geboorte, legde hij een verband tussen die twee gebeurtenissen, voor zover bekend als eerste.

 

 

Christelijke sterrenduiding

         Vele hedendaagse christenen beschouwen sterrenduiding als afgoderij en staan weigerachtig tegenover de gedachte dat christenen belang kunnen gehecht hebben aan planeetstanden. Dat was echter wel het geval, vooral in de eerste eeuwen en ook tijdens de Renaissance. Of het klopt wat mijn nonkel pater zaliger uit zijn studiejaren in Rome getuigde, namelijk dat men bij bisschopsbenoemingen horoscopen raadpleegde, durf ik niet bevestigen. Maar in de opstelling van de Kerkelijke kalender is duidelijk met de Dierenriem rekening gehouden: ofwel omdat men er echt in geloofde, ofwel omdat men op de Grieks-Romeinse gevoeligheden wou inspelen.

De band van Kerstmis en Pasen met de winterzonnewende resp. de lente-evennacht is het bekendste voorbeeld: deze data waren in omzeggens alle antieke culturen van belang, en de jonge Kerk wou daar niet voor onderdoen. De plaatsing van het dodenfeest Allerheiligen / Allerzielen in de periode van het doodsteken Schorpioen is er een ander. Pinksteren als feest van communicatie en veeltaligheid beantwoordt aan de astrologische betekenis van zijn teken Tweelingen. Op 8 december vieren katholieken de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, en ook dat is om astrologische redenen. Negen maanden na een ontvangenis volgt een geboorte, dus op 8 september viert men de geboorte van Maria, doelbewust in het sterrenteken Maagd. Ook het Mariafeest van OLV-Tenhemelopneming viel bij zijn instelling rond het jaar 600 in de Juliaanse kalender ongeveer samen met het beginmoment van de Maagd-periode. De katholieke feestkalender is doordrenkt van heidense sterrenduiding.

Het kan evengoed dat de evangelist, gretig om ook de astrologie voor de kar van zijn nieuwe leer te spannen, van de opwinding onder hellenistische sterrenduiders over deze uitzonderlijke samenstand gehoord had en deze willekeurig op Jezus betrokken heeft. Van de meeste mensen van niet-koninklijke komaf was het geboortemoment niet of niet meer bekend, zeker niet tegen de tijd waarin ze het op eigen kracht tot beroemdheid geschopt hadden. Men kon dus later een geboorteverhaal verzinnen dat bij hun uiteindelijke status paste.

 

 

Mohammeds geboorte

Er is een gelijkaardig geval bekend: de geboorte van Mohammed. Zoals christenen Kerstmis vieren, en wel op een uitgekozen datum die waarschijnlijk meer inspeelde op de bestaande feestkalender dan dat hij een historisch geboortemoment weergaf; zo vieren moslims elk jaar de geboortedag (miladoe’n-nabi) van de Profeet. Alleen, ze pretenderen niet de datum te kennen, dus ze vieren zijn geboorte op zijn sterfdag, die wél bekend is. Dat wat de precieze dag betreft, maar belangwekkender in dit verband is het jaar.

Moslimbronnen plaatsen Mohammeds geboortejaar onder een gelijkaardig prestigieuze hemelse vingerwijzing: het Jaar van de Olifant. Een glorierijk ogenblik in de Arabische geschiedenis was de mislukking van de belegering van Mekka door een met olifanten uitgerust Ethiopisch invasieleger. Dat werd genoopt om zich terug te trekken, niet door Arabische wapenfeiten maar door een zogenaamde hemelse tussenkomst. De teksten gewagen van een soort stenenbombardement door vogels, maar in het echt betrof het waarschijnlijk een epidemie.

Toen men Mohammeds leven na diens dood in 632 ging beschrijven, was de Olifant-generatie praktisch uitgestorven, maar het prestige van de gebeurtenis galmde nog na. Mohammed was geboren in 570, maar de belegering moet rond 555 plaatsgevonden hebben. Het was echter allemaal lang geleden en vaag geworden, dus ging men de inmiddels prestigieus geworden geboorte van de profeet aan het prestigieuze Jaar van de Olifant koppelen. Als hij in 555 geboren zou zijn, was hij al een oude man toen hij Arabië veroverde, dus 570 was realistischer, en het was het Olifantjaar dat opgeschoven werd. Het jaar waarin Allah zich met de lotsbestemming van Mekka had ingelaten, had hij de stad niet alleen van een belegering ontzet, maar haar ook een profeet geschonken, zo werd geïmpliceerd.

Alleszins, de twee gebeurtenissen werden pas post factum verbonden, en daartoe nam men vrijheden met de kalender. Ziedaar wat met de koppeling van Jezus’ onbekende geboortedatum aan een opvallende sterrenstand moet gebeurd zijn.

 

(Genoemde personen: Ronnie Martens, Jos Verhulst, Jezus, Pieter-Pauwel Rubens, Mattheüs, Maria, Mohammed, Allah)