zondag 25 februari 2018

Aleksandr Zinovjev

In memoriam Aleksandr Zinovjev




Op 10 mei 2006 overleed op 83-jarige leeftijd Aleksandr Zinoviev. Hij was een dissident van de Sovjet-Unie zowel als van de Nieuwe Wereldorde, en waarschuwde voor de gelijkenissen tussen beide.

Aleksandr Zinovjev werd geboren op 29 oktober 1922 in ergens een dorpje genaamd Pachtina, als zesde van elf. Hij was de zoon van een timmerman, wat wel vaker een voorteken is van een grootse roeping. Zijn ouders verhuisden spoedig naar Moskou, waar hij school liep en de aandacht trok als briljant leerling. Hij mocht voortijdig gaan studeren aan het Instituut voor Filosofie, Letterkunde en Geschiedenis, maar werd er buiten gezet wegens kritiek op Jozef Stalins beleid van gedwongen collectivisering. Hij werd aangehouden maar ontsnapte naar Siberi� waar hij onderdook tot hij zich in 1940 bij het Rode Leger kon aanmelden. Onder WO2 diende hij in een tankregiment en vervolgens als piloot. Omdat hij zich militair onderscheidde mocht hij nadien naar Moskou terugkeren en zijn studies hervatten. Hij promoveerde op een proefschrift over de logische structuur van Karl Marx' Das Kapital.

Een van zijn twintigtal boeken over logica, Wijsgerige Problemen van Meerdere-Waarden-Logica (1960), maakte hem international bekend. Hij werd in 1962 hoogleraar en later voorzitter van het departement Wiskundige Logica in de universiteit van Moskou. Hij laadde opnieuw verdenkingen op zich toen hij geen gevolg gaf aan druk van hogerhand om dissidente docenten te ontslaan. In 1970 nam hij ontslag uit de redactie van het leidinggevende sovjettijdschrift voor wijsbegeerte uit protest tegen de personencultus rond Leonid Brezjnev.

Voor de Sovjetregering ging hij een stap te ver met zijn boek De Gapende Hoogten, waarvan het Russisch origineel in 1976 in Lausanne gepubliceerd werd. Daarin beeldde hij de USSR onder Stalin en Nikita Chroestsjov uit als de stad Ibansk (een schuttingwoord) waar De Chef alleen de middelmatigheid laat gedijen, waar elke uitstekende nagel plat geklopt wordt en moreel waardebesef vervolgd. Er is geen werkloosheid omdat iedereen doet alsof hij werkt terwijl de overheid doet alsof ze betaalt. Niemand protesteert omdat iedereen op een of andere manier mede de grote leugen in stand houdt. Met die evocatie schetste Zinovjev de contouren van een begrip dat hij later theoretisch zou uitwerken: Homo Sovieticus.

In Rusland verscheen het boek alleen in samizdat-uitgave, maar het veroorzaakte er enige opschudding. De regering wilde de schrijver van deze bittere satire niet openbaar vervolgen om het boek geen extra publiciteit te bezorgen, maar ze wilde hem ook niet ongemoeid laten. Daarom ontnam ze prof. dr. Zinovjev zijn leerstoel en lidmaatschap van de Sovjet-Academie voor Wetenschappen, zijn eretekens uit de oorlog en zijn academische titels. Na zijn volgende boek, Stralende Toekomst, een satire op Brezjnev die in 1979 in het Westen uitkwam, werd hij verbannen wegens "gedrag schadelijk voor het Sovjetprestige".

Zinovjev kreeg een leerstoel in M�nchen en kon nu rustig zijn ontleding van het re�el bestaande socialisme nader ontwikkelen. In 1985 publiceerde hij dan Homo Sovieticus, een droefgeestige studie van de "maatschappelijke entropie", volgens hem het geheim van de toch merkwaardige stabiliteit van het anders weinig geliefde Sovjetsysteem. In ruil voor onvrijheid en een lage levensstandaard kregen de sovjetburgers zekerheid en vrijheid van verantwoordelijkheid. Hij meende dat een meerderheid hiermee uiteindelijk tevreden was en het systeem zou steunen. Inmiddels had hij in het Westen ook geen hoge dunk gekregen van de liberale consumentendemocratie die de mensen zwak en dom maakt. Hij verwachtte dat de perestrojka zou slagen en het Sovjetsysteem een tweede adem zou krijgen en het hedonistische Westen zou overleven.

Zoals velen vandaag over Arabieren zeggen, zo zei Zinovjev over de Slaven dat zij geen boodschap hadden aan democratie. De meeste dissidenten zagen dat anders, en Zinovjev vervreemdde nog meer van hen toen het Sovjetsysteem inderdaad instortte. Of de Russen vrijheid zouden krijgen, en wat voor een, was nog niet duidelijk, maar dat zij hun bestaanszekerheid zouden verliezen, was het maar al te zeer. Hij bekritiseerde de uitverkoop van de staatsbedrijven aan roofbaronnen door Boris Jeltsin en de resulterende ontwaarding van lonen en pensioenen. In de presidentsverkiezingen van 1996 steunde hij zelfs de communistische kandidaat Gennadi Zioeganov, de kandidaat van de volksbelangen en tegenstander van de Westerse overname van Rusland. Want voor hem was de ontbinding van de USSR minder de nederlaag van een ideologie als de nederlaag van het Russische volk tegen zijn Westerse belagers.


Anti-globalist


De ontbinding van het Sovjetsysteem viel samen met de uitroeping van een "Nieuwe Wereldorde" door George Bush senior. Naarmate de VS-hegemonie zich verder ontplooide, ging Zinovjev waarschuwen voor het "democratisch totalitarisme" (democratisch naar de vorm, totalitair in re�le machtstermen) dat aan de wereld opgelegd werd.

In ondermeer zijn boek La Grande Rupture: O� Va le Nouvel Ordre Mondial? (L'Age d'Homme, Lausanne 1999) roeit hij tegen de stroom in door de verdediging van de Staat op zich te nemen. Dat is namelijk een belangrijk instrument van volkssoevereiniteit, en het is geen toeval dat ambitieuze agenten van de globalisering de staat langs boven en onder uitkleden. Je kan de staat van allerlei lelijks beschuldigen, maar je kan op hem tenminste een zekere institutionele controle uitoefenen. Zelfs de Sovjetstaat had tenminste de verdienste dat hij het volk beschermde tegen de internationale uitbuitingsmechanismen die onder Jeltsin vrij spel kregen. Vandaag verschuift de macht steeds meer naar allerlei supranationale organen die niet aan democratisch gestemde wetten gehoorzamen noch aan enig kiespubliek verantwoording moeten afleggen. Voor Rusland putte Zinovjev enige hoop uit het herstel van het staatsgezag tegen de oligarchen door Vladimir Poetin.

Een cruciale nieuwigheid in de huidige maatschappij is de oppermacht van de media, die de staat naar hun pijpen kunnen doen dansen. "Formeel bestaat er geen centrum van waar uit de media gedirigeerd worden. Maar in de feiten functioneren zij precies alsof zij instructies ontvangen vanwege een bestuurscentrale zoals de Centraal Comit� van de USSR. Er is daar een soort van 'onzichtbare hand' die nog praktisch nooit rationeel bestudeerd is" (p.64), zo beschreef hij een situatie die vandaag nog onverminderd in voege is.

Hij rechtvaardigde ook zijn schijnbare ommezwaai die erin bestond om postuum voor het Sovjetstandpunt tijdens de Koude Oorlog op te komen: de Amerikaanse aanwezigheid in Europa was "in feite een onderwerping van West-Europa door een vreemde mogendheid. De VS hebben bereikt wat Hitler-Duitsland geprobeerd had, maar met andere middelen (*) De 'Koude Oorlog' van de VS tegen de USSR was terzelfdertijd een 'koude kolonisatie' van de alle Westerse staten door de VS." (p.74) 

In 1999 keerde Zinovjev terug naar Rusland. Tijdens een vraaggesprek vlak voor zijn vertrek uit M�nchen verklaarde hij: "De catastrofe in Rusland is hier in het Westen gewild en geprogrammeerd. Ik kan het zeggen omdat ik in een zekere periode zelf een ingewijde was. Ik heb deelgenomen aan studiezittingen waar men onder voorwendsel van strijd tegen een ideologie de dood van Rusland voorbereidde. (*) Ik kan niet langer leven in het kamp van diegenen die mijn land en mijn volk vernietigen." (Grande Rupture, p.90)

In datzelfde jaar gaven de volkomen wederrechtelijke VS-bombardementen op rest-Joegoslavi� ter ondersteuning van het moslim-Albanese expansionisme in Kosovo en ter bestraffing van de Servische weerstand hem gelijk. Na de evenzeer wederrechtelijke uitlevering van Slobodan Milosevic aan het Joeslavi�-tribunaal werd hij medevoorzitter van het internationaal comit� ter verdediging van Milosevic.

Zelf heb ik de eer gehad om Zinovjev een paar keer te ontmoeten en om samen met hem de petitie "Les Europ�ens veulent la paix" tegen de anti-Servische en au fond anti-Europese agressie van Bill Clinton te ondertekenen. Een andere ondertekenaar was Aleksandr Solzjenitsyn. Het is geen toeval dat de pleitbezorgers van de menselijke vrijheid tegen de Sovjetdictatuur vervolgens gingen waarschuwen tegen de soms subtiel en soms minder subtiel opgedrongen "consensus" van de multiculturalistische en moreel relativistische Nieuwe Wereldorde.


(Nucleus, juni 2006)

Heidense mythen, mythen over het heidendom







      

   

    



  

    








(Kort Manifest, september 2006) 





Het is een verademing, over het thema nieuw-heidendom in debat te kunnen treden met een genuanceerd criticus als Marc Joris.  Dat is eens wat anders dan de mythomane "antifascisten" die over "heidens extreemrechts" een hele mythologie bijeengeschreven hebben.

Terecht maakt Marc Joris het onderscheid tussen de doordeweekse bijklank van de term heidenen, te weten "barbaarsheid", en zijn strikte, veel ruimere betekenis van "niet-christenen", die ook beschavingbrengers als Socrates en Confucius omvat.  Vanuit eigen observatie kan ik zeggen dat Vlamingen die zich heiden noemen, daarbij meer aan het stereotype dan aan de genoemde zedenmeesters denken.  Iemand die bv. de Boeddha volgt, noemt zich immers boeddhist, niet heiden.

Toch even een historische onduidelijkheid in Joris' betoog uitklaren: natuurlijk hebben Germaanse, Keltisch en Griekse religie een gemeenschappelijke oorsprong, en daardoor vertonen hun mythen ook gemeenschappelijke structuren en gelijkaardige personages.  Dat onze streken hoogstens ��n eeuw bevolkt werden door Germaans-gelovige Germanen, is onzeker: de noordgrens tussen Keltisch en Germaans gebied is nooit goed in kaart gebracht, en Caesar was daarover geen echt gezaghebbende bron, dus het kan best zijn dat regio's of stammen die hij als Keltisch beschouwde in feite Germaans waren.  Maar die kwestie is louter academisch, want de mij bekende Vlaamse nieuwheidenen aanvaarden zonder problemen een gemengd Keltisch-Germaanse identiteit, en liefhebberen evengoed in het obscure dru�disme als in de iets beter gekende asatru ("trouw aan de Asen/goden").  Weliswaar ieder in zijn eigen dosering, want een doodernstige vraag aan de heidense salontafel (naast: "Voel jij je Frank of Saks?") luidt: "Voel jij je Kelt of Germaan?"

Men moet het belang van de heidense mythen en goden ook niet overschatten.  Ik heb de voorbije jaren de Joelfeesten (winterzonnewende) van nagenoeg alle mij bekende Vlaamse heidense clubjes bijgewoond, en vastgesteld dat de mythische personages van Donar, Wodan enz. er eigenlijk geen rol in spelen.  Net als in het confucianisme, of gewoon in het leger, beoefent men bij onze nieuwheidenen rituelen om het ritueel zelf: niet om de gunst van een godheid af te smeken, maar gewoon om een daad te stellen die niet in functie van enig nuttig oogmerk staat, een nutteloze en daardoor juist sacrale daad.  Blijkbaar is men het erover eens dat die goden uiteindelijk verpersoonlijkingen van abstracte begrippen of natuurverschijnselen zijn, geen feitelijke wezens die men met rituelen moet oproepen of tevreden stellen.  Deze laatste, "the�stische" visie treft men wel aan bij bv. de Nederlandse asatru-groep Het Rad, waarvan een priesteres mij eens uitlegde hoe zij zich door Wodan "geroepen" voelde.  De nieuwheidense auteur Fred Lamond, die naast de Europese ook de Afrikaanse en Indiaanse godheden vereerd heeft, beschrijft hun verschillende persoonlijkheden, bv. hoe zij er geen prijs op stellen als New Age-syncretisten met eigen rituelen aankomen in plaats van hen met hun eigen traditionele riten te eren. 

Bij Vlaamse heidenen zijn die goden dus veeleer stof voor studie in verband met het voorouderlijke wereldbeeld en de bijbehorende ethiek, maar niet echt voorwerp van een collectieve eredienst.  Eigenlijk zijn zij het eens met Marc Joris: "Geloof ik dat aardbevingen veroorzaakt worden door de woede van Poseidon?  Worden oorlogen ontketend door een ingreep van de krijgsgod Ares?  Zou ik een haan offeren aan Asklepios?  Natuurlijk niet.  In religieus opzicht geloof ik helemaal niet in de antieke goden, al geloof ik w�l dat Griekse mythologie een prewetenschappelijk maar zinvol kader biedt om de psychologische machten te begrijpen die het noodlot van mensen en volkeren beheersen."


Falend heidendom?


Nog in zijn historische paragraaf ontwikkelt Marc Joris echter een stelling die ik beslist moet afwijzen.  Hij toont met data van koninklijke doopsels aan dat "die Germanen relatief snel hun oude polythe�sme hebben opgegeven in ruil voor ��n of andere variant van het christendom" en verklaart deze snelle overgang als volgt: "Deze data wijzen op een cruciaal element, dat in het hedendaagse heidendom meestal weggemoffeld worden: de bekering van de Germanen tot het christendom gebeurde niet onder dwang van de machtige Romeinse legioenen, en het gebeurde vrij snel. (*) de Germaanse veroveraars namen al na enkele generaties vrijwillig de christelijke godsdienst over van de volkeren die zij verslagen hadden." 

Tot zover akkoord: het is heel typisch voor de Germanen dat zij zeer weinig gehecht waren aan hun wortels en hun zuiverheid, raciaal zowel als taalkundig en religieus.  Overal waar zij zich vestigden trouwden zij met plaatselijke partners en binnen hoogstens twee generaties namen zij dezer taal en religie over.  Wie aan racisme of andere identitaire zuiverheid een religieus fundament wil verschaffen, moet daarvoor zeker niet bij Wodan en zijn Germanen zijn.

Maar daaruit volgt helemaal niet wat Marc Joris (overigens samen met bekende historici) dan beweert: "Als het christendom zich ondanks zijn totale gebrek aan wereldlijke macht zo snel kon verspreiden, dan is er maar ��n verklaring mogelijk: er moet een schreeuwende behoefte hebben bestaan aan een unificerend, overkoepelend godsbeeld. Duizenden mensen moeten hebben aangevoeld dat het christendom antwoorden gaf, die in het oude heidense wereldbeeld niet te vinden waren."  Dit is typisch een rechtvaardiging achteraf, zoals je ze vaak vindt in populaire geschiedenisboeken die zich niet rigoureus aan de bescheidenheid van de historische methode houden.  Het is verleidelijk om aan te nemen dat dat wat feitelijk gebeurd is (in casu de kerstening), ook mo�st gebeuren.  Dit is, nu we het toch over Germaanse tradities hebben, eigenlijk een toepassing van het "godsoordeel": om te beslissen wie in een juridische twist gelijk had, liet men de partijen een duel uitvechten, en de toevallige winnaar werd beschouwd als door God in het gelijk gesteld.  In werkelijkheid is "Dat de beste moge winnen" echter een vrome wens, geen ijzeren wet, en vaak is het de gemeenste die de deugdzaamste overwint.

Er was zeer zeker een element van dwang, niet vanwege de Romeinse legioenen maar vanwege de eigen bekeerde vorsten.  Clovis dwong zijn soldaten tot de doop: "Kop af of kop onder."  Vladimir van Ki�v legde het christendom manu militari aan zijn volk op.  Niet dat hij elke Rus het mes op de keel moest zetten, maar hij brak de ruggengraat van de heidense traditie, vertrouwde het onderwijs in monopolie aan monniken toe, en liet hen kerken bouwen op heidense heilige plaatsen.  De deliberaties van het IJslandse parlement rond het jaar 1000 zijn bekend: de vrees voor een militair ingrijpen van de bekeerde Noorse koning was cruciaal in hun beslissing om zich althans pro forma te bekeren.  Ook de onderwerping van heidense volkeren door hun christelijke buren leidde typisch tot dwangbekering, zoals die van de Saksen door Karel de Grote en die van de Balten door de Teutoonse Ridderorde.

Het heidendom verloor de strijd omdat het inferieur was?  We kunnen dat aannemen in het geval van de door Marc aangehaalde "vergoddelijking van de keizers", die "een religieus decadentieverschijnsel" was en "enorm bijdroeg tot de ondermijning en de discreditering van de oude Romeinse godsdienst".  Maar voor het overige: die redenering zou impliceren dat  de islam superieur is aan het christendom.  Spijts talrijke bekeringen onder dwang of druk, waren en zijn er ook veel bekeringen tot de islam puur uit overtuiging.  Zowel in zwart Afrika als in het Westen zien we vandaag in de missionaire wedijver tussen christendom en islam een grote netto-voorsprong voor de islam, ook dus in landen waar de islam niet aan de macht is.  In recente decennia heeft de islam een instrument geleend en vervolmaakt waarmee het minoritaire en machteloze christendom destijds het Romeinse Rijk heeft kunnen inpalmen: een vernuftige combinatie van zelforganisatie en indoctrinatie (hier niet pejoratief gebruikt, nl. training om alles door het prisma van de doctrine te zien), inbegrepen de argumentatieve geloofsverdediging of apologetiek.  Waar een missionaire en een niet-missionaire religie tegenover elkaar staan, is het onvermijdelijk dat de eerste veld zal winnen op de tweede, ook al moet zij het zonder politieke of militaire ondersteuning doen.

Verder was er de demografische factor: met hun verplicht stabiele huwelijken en hun afwijzing van geboortebeperking (pre- en postnatale abortus) kenden de christenen een gestadige procentuele toename binnen het Romeinse Rijk.  Er was toen ook nog geen verplicht priestercelibaat, dat later een rem op de katholieke demografie zou vormen.  En eens het (toch nog minoritaire) christendom een machtsfactor geworden was en keizer Constantijn het nuttig vond om de nieuwe religie te promoten, kreeg het wel degelijk offici�le patronage, uitmondend in het verbod op en onderdrukking van de heidense cultussen.

Maar goed, er zijn vrijwillige bekeringen geweest.  De meest dramatische gevallen vonden plaats in een context die men tegenwoordig als bijgeloof zou afdoen, bv. Clovis die meende dat hij zijn zege tegen de Alemannen aan de God van zijn vrouw Clothilde te danken had.  Numeriek veel belangrijker was echter de technologische, organisatorische en esthetische superioriteit van de Romeins-Griekse cultuur waarmee de missionarissen indruk konden maken op de Germaanse en Slavische barbaren.  Je ziet hetzelfde bij de hedendaagse missionering in Afrika en de Indiase stammengebieden, waar de associatie van christendom met Westerse technologische cultuur een belangrijke troef is.  Dit soort associatie is door missionarissen vaak heel expliciet uitgespeeld, bv. door de 17de-eeuwse jezu�eten die in China met de superioriteit van het heliocentrisme uitpakten hoewel deze on-Bijbelse nieuwlichterij in Europa door de Kerk verketterd werd.  Klassiek voorbeeld in Europa is de bekering van Vladimir van Ki�v, die zeer onder de indruk was van de pracht en praal van de Byzantijnse ritus.  Voor de doorsnee-barbaar was christendom in de eerste plaats synoniem met geletterdheid.  Zelf hadden zij wel al een schriftsysteem maar dat werd zeer spaarzaam gebruikt en met name de geestelijke tradities werden scrupuleus tegen "profanatie" door het schrift beschermd.  Eens de dru�den en gelijkaardige traditionarissen gedood of van hun positie verdreven, werd de ontstane leegte door de gekerstende Grieks-Romeinse schriftcultuur gevuld.

Om het falen van het heidendom als zingevingssyteem te bewijzen, zou je talrijke getuigenissen moeten aanvoeren van gecultiveerde heidense denkers die welbewust voor de bekering kozen.  Schoolvoorbeeld is Augustinus, die (weliswaar niet het klassieke heidendom maar wel) een gnostische sekte vaarwel zei omdat hij na grondig onderzoek tot de superioriteit van het christendom besloten had.  Maar hoeveel dergelijke gevallen zijn er?  De monniken die ons mededelingen over het Germaanse of Keltische heidendom nagelaten hebben, waren praktisch allemaal mensen die van kleins af christen waren, geen bekeerlingen die in een geestelijke crisis het ontoereikende van hun voorouderlijke religie beseft hadden.

Wat nu te besluiten uit deze historische precisering?  Dat het heidendom toleranter was dan het christendom?  Dat is in grote lijnen verdedigbaar, al moet daarbij opgemerkt dat "tolerantie" een politiek correcte waarde is, en dat zelfs de als fout verguisde nieuwheidenen niet ongevoelig blijken voor dit soort modieuze zelfrechtvaardiging.  Het tegenvoorbeeld dat het Romeinse polythe�sme de joden vervolgd heeft, is gewoon onjuist: het kon de Romeinen geen moer schelen welke God de joden aanbaden, en de joodse godsdienst genoot zelfs een aantal voorrechten; hij werd pas (tijdelijk) onderdrukt door het wereldlijk bestuur toen hij de kracht achter een gewapende opstand werd.  Een beter tegenargument zou zijn dat die tolerantie nooit veel mensenlevens gered heeft: als mensen niet voor de Ene Waarheid kunnen oorlog voeren, vinden ze met gemak andere redenen.  De heidense Caesar gunde de Eburonen best hun religie, maar hij heeft hen toch maar uitgemoord.  De ruimdenkende Dzjengis Khan nodigde zegslieden van alle mogelijke religies uit voor verheffende gesprekken terwijl zijn leger de steden platbrandde,-- dit laatste gelukkig zonder kleinzielige discriminatie tussen moslimse, christelijke of boeddhistische slachtoffers.

Omgekeerd is het een historisch feit dat het christendom erg doelgericht en doortastend zijn expansie organiseerde, al hebben heidense of anticlericale polemisten ongelijk om het christendom een gelijkaardige agressiviteit toe te schrijven als de islam: het Nieuwe Testament draagt de apostelen expliciet op om weg te gaan daar waar ze niet welkom zijn, wat toch iets anders is dan zich gewapenderhand op te dringen.  In ieder geval, in een tijd waarin een Godfried Danneels het tot kardinaal brengt is het futiel om te blijven klagen over de strijdende Kerk.  Zeker voor het soort nieuwheidenen dat bij Darwin zweert en met de mond graag de strijd en de overleving van de sterkste verheerlijkt, een houding die geen ruimte laat voor medelijden met verliezers als Wodan.  In ieder geval maakt de bekeringsgeschiedenis niets uit voor de waarheidsaanspraken van de betrokken religies. 


Exotische import


Een ander nieuwheidens argument tegen het christendom, dit keer minder politiek correct, is dat het een "exotisch importproduct" was.  Net als de aardappel en al die andere "migranten" waar de multicul-lobby zo graag mee uitpakt.  Marc Joris heeft een punt: "sommige moderne heidenen worstelen duidelijk met een identiteitsprobleem.  Zij voelen zich in hun hart geen zelfverzekerde Vlamingen of Nederlanders, maar mislukte Noormannen, gefrustreerde Duitsers of verdwaalde IJslanders.  Zij klampen zich krampachtig vast aan een kunstmatig geconstrueerde identiteit."  De keuze voor "noords" heidendom als zijnde "dichter bij onze wortels" lijkt ook mij een legitiem voorwerp van kritiek. 

Zelf kan ik Marc Joris ook volgen waar hij universalistisch stelt: "Nationalistische religie is even absurd als nationalistische wetenschap.  Kan men zich een nationalistische variant voorstellen van Newtons zwaartekrachtwet?  Of een relativiteitstheorie die is aangepast aan de Slavische of de Germaanse volksziel?  Onze voorouders geloofden misschien dat de aarde een platte schijf was, dat de sterren goden waren en dat men de toekomst kon aflezen uit de vlucht van vogels of de ingewanden van offerdieren.  Het is vanuit historisch, en zelfs vanuit nationalistisch oogpunt legitiem en zinvol die oude opvattingen en voorstellen te kennen en te bestuderen. (*) Maar moeten wij die archa�sche denkbeelden ook overnemen uit een misplaatst gevoel voor trouw of traditie?"

Het nazisme maakte wel degelijk onderscheid tussen goede Arische en slechte joodse wetenschap, bv. de kwantumfysica resp. de relativiteitstheorie.  Maar los van die duistere associatie moeten we erkennen dat het in de vorige eeuwen heel gebruikelijk was om "Franse wetenschap" als een eigen benadering te contrasteren met "Duitse" of "Angelsaksische wetenschap".  Dat culturele onderscheid zocht echter geen afbreuk te doen aan de universele waarheidsaanspraken van de wetenschap.

Net als wetenschap zoekt ook religie naar universele waarheden, aldus Joris: "In religie zoekt men universele waarheden, die geldig zijn voor alle mensen. (*) Het is mogelijk dat er een apart paradijs bestaat voor joden en moslims, en een aparte hel voor Ieren en Engelsen, (*) dat dode hindoes re�ncarneren, dode Zweden door de Walkuren in het Walhalla worden ontvangen, en dode Grieken door Charon over de Styx worden gevaren (*).  Maar erg waarschijnlijk is dat allemaal niet.  Als men legitieme en waardevolle nationalistische begrippen exporteert naar het religieuze domein, dan komt men vanzelf tot zulke absurditeiten.  De nieuwe heidenen zijn heel erg in dat bedje ziek.  Zij nemen de Germaanse mythologie niet over omdat ze denken dat die waar is.  Ze nemen haar alleen over omdat ze denken dat het hun nationalistische plicht is tegenover hun -- echte of vermeende of gewenste -- voorvaderen.  Die trouw aan tradities is nobel (*) als het gaat om taal, tradities, symbolen en kunstvormen die allemaal samen de identiteit en de cultuur van een volk uitmaken.  Maar ze is misplaatst als het om religie gaat.  Dan moeten we de waarheid en niets dan de waarheid zoeken."

Inderdaad.  Maar blijkbaar vatten vele nieuwheidenen religie op als een kwestie van "taal, tradities, symbolen en kunstvormen", niet als een kwestie van doctrine die aanspraak maakt op waarheid.  Zij beweren niet dat het tao�sme, het boeddhisme, de Candombl� of andere heidense religies "onwaar" zijn, alleen dat zij uitheems en daarom "ongeschikt voor de Europese mens" zijn (althans in theorie, want in Vlaamse heidense kringen wordt best wel aandacht aan exotisch heidendom besteed, bv. aan het Japanse Shinto, en ik ken heidenen die volksvreemde disciplines als yoga of qigong beoefenen).  In februari jl. was er in Mumbai, India, een wereldcongres van inheemse en voorouderlijke religies, met alle mogelijke sjamanen en medicijnmannen uit alle werelddelen, samen met een handvol nieuwheidenen uit Europa.  De meeste van deze traditionele heidenen behouden hun praktijken voor aan stamleden en wijzen reli-toeristen uit het New Age-milieu de deur.  Zij vatten hun religie op als iets etnisch, maar verbinden er juist daarom geen universele waarheidsaanspraken aan: de medicijnman van de andere oever of de volgende vallei zal op zijn manier ook wel goed bezig zijn en met de Grote Geest in contact staan, met zijn eigen "taal" om over de kosmos te spreken en zijn eigen "tradities, symbolen en kunstvormen" die uiteindelijk dezelfde waarheden of althans hetzelfde bestaansgevoel uitdrukken; maar dat is geen reden om zijn en onze praktijken te vermengen, en nog minder om de onze door de zijne te vervangen.

Een religie wordt in hoofdzaak gedefinieerd door doctrine en ritueel, en men mag zeggen dat heidenen voor het doctrinale luik slechts een vage belangstelling hebben en er geen disputen over voeren met als inzet de Waarheid.  Het collectieve ritueel is niet afhankelijk van een bepaalde doctrine of zienswijze, maar verenigt juist mensen over de levensbeschouwelijke tegenstellingen heen.  Misschien kan men over de concrete Vlaamse nieuwheidenen sociologisch nog het beste zeggen dat zij het oprakelen van voorouderlijke religie als een focus gebruiken voor gemeenschapsopbouw, voor het scheppen en verdiepen van een groepsgevoel.  Toch wat deze kille tijd nodig heeft, niet?


Heidens-christelijke continu�teit


Volgens Marc Joris gooien de antichristelijke polemisten onder de nieuwheidenen hun eigen ruiten in: "Zij willen christelijke tradities die anderhalf millennium oud zijn en die de ruggengraat van onze beschaving vormen, overboord gooien (*) En paradoxaal genoeg zitten de laatste relicten van Germaanse of Keltische gebruiken dikwijls in die christelijke traditie verpakt."  Dit laatste wordt door de meeste nieuwheidenen wel beseft.  Hun blaadjes staan vol met veeleer saaie maar historisch wel verantwoorde uiteenzettingen over de heidense wortels van deze feesten of gene processies.  Zij weten bovendien dat de Reformatie grotendeels gericht was op het uitwieden van de heidense elementen in de katholieke traditie, waarbij fundamentalisten bv. zelfs het Kerstfeest afwijzen als een ontlening aan het heidense zonnewendefeest.

Een denkpiste die verder onderzoek verdient, is dat de heidense herleving samenhangt met de 20ste-eeuwse verwerping van de heidense elementen door met name de katholieke Kerk.  Moderne katholieken dwepen met "de eerste christenen" en met de Bijbel, en generen zich voor de "latere aangroeisels" die de Traditie uitmaken.  Katholieke instellingen en projecten worden in hun benaming massaal ontdaan van verwijzingen naar de Kerktraditie (heiligen, pausen, begrippen als de Drievuldigheid of het Heilig Hart) ten voordele van Bijbelse namen: een flagrante protestantisering.  De Leuvense Sint-Augustinusschool, waar ik mijn lagere school gelopen heb, is inmiddels omgedoopt tot "de Ark".  In de destructieve jaren '60 werd Sinterklaas, een vermomde Wodan, van de heiligenkalender afgevoerd.  Processies, de christelijke versie van de heidense "triomftocht van de godheid", werden discreet afgeschaft, net als "idolatrische" praktijken als de aanbidding van de hostie in de monstrans.  De progressieve theoloog Max Wildiers betoogde tegen de Aristotelisch-Thomistische notie van de "natuurwet" met het argument dat zij nergens in de Bijbel teruggevonden wordt, maar uit het Indo-Europese heidendom afkomstig is.  Maar waar staat de katholieke ethiek zonder de inderdaad heidense en on-Bijbelse notie van de "natuurwet"?

Het christendom onderscheidt zich van de andere loten aan de Abrahamische stam door precies zijn talloze heidense elementen, bv. zijn zogenaamd "verkapt polythe�sme" van de Drievuldigheid, dat het schema van de "Indo-Europese trifunctionaliteit" in het godsbegrip binnensmokkelt.  Christelijke denkers hadden er tot voor kort geen moeite mee, te erkennen dat de theologie talloze elementen uit de Griekse wijsbegeerte overgenomen heeft, noch dat de christelijke kalender, kerkstructuur en rituelen tal van heidens-religieuze elementen ge�ncorporeerd hebben.  Voor heidenen kan het daarom nuttiger zijn, juist de continu�teit tussen heidendom en christendom te bestuderen, liever dan de inmiddels verlepte polemieken van de athe�stische papenvreters nog eens over te doen.


Nazi's en heidenen

Tenslotte moeten we ingaan op het heikele thema van de vermeende politieke recuperatie van het heidendom, met name door het nazisme.  Het heidendom demoniseren door het met Satan te associ�ren maakt niet veel indruk meer, maar Hitler kan als nieuwe Satan dienen.  Het thema wordt door Marc Joris aldus ingeleid: "Vele neoheidenen zijn fatsoenlijke en verstandige mensen die geen extreme of gewelddadige politieke ideologie�n aanhangen.  Men mag dus zeker niet veralgemenen.  Maar daarnaast zitten vele neoheidense groepen politiek gezien in neonazistisch of soms zelfs openlijk nazistisch vaarwater.  Dat is opnieuw een historische anomalie, want de �chte nazi's hebben alle neoheidense groepen ontbonden en buiten de wet gesteld. (*) Maar in tegenstelling tot wat men in christelijke kringen soms beweert waren Hitler en de leiders van NSDAP g��n nieuwe heidenen.  Velen waren w�l fanatieke ecologisten, Agalev'ers avant la lettre dus, maar dat is een ander verhaal.  Ook bij mensen en groepen die niet tot nationaal-socialistische ontsporingen komen, merkt men soms een ongezonde vermenging van religie met een verwaand Germaans superioriteitsgevoel, dat dikwijls gepaard gaat met een hatelijk antisemitisme en antichristianisme."

Dat de nazi's Groenen waren, verdient zeker grotere bekendheid: eerste milieu-effectrapporten, bescherming van bedreigde soorten, wetten tegen wreedheid jegens dieren, eerste anti-tabakscampagnes.  Als ik de perschef van de scheikundige nijverheid of de kerncentrales was, zou ik de Groenen niet ��n keer hun mond laten opendoen zonder hen in mijn antwoord met Hitler om de oren te slaan.  Niet heel sportief, maar voor stalinisten als Jos Geysels met hun reductio ad Hitlerum van de rechterzijde is het toch maar een koekje van eigen deeg. 

Nu moet het gezegd dat vele nieuwheidenen in hun onwillekeurige drang naar politiek-correcte zelfrechtvaardiging graag de modieuze ecologie (net als de relatieve gelijkberechtiging van de vrouw) als heidense waarde opeisen.  Toch is hun embleem, de "hamer van Thor" die velen om de hals dragen, uiteindelijk een product zowel als een instrument van technologie.  Wie voor de vrije natuur is, kan zich misschien tot de Afrikaanse goden wenden, maar Wodan werd vooral vereerd door arbeidzame, houthakkende en scheepsbouwende bewoners van een koud klimaat die voor hun overleving aangewezen waren op de technologische transformatie van de natuur.  Ook de bevolkingsexplosie is niet de schuld van de Bijbelse godsdiensten, want Confucius en Zarathoesjtra predikten evenzeer de grote gezinnen als instrument om de wereld te vermenselijken en de wildernissen tot parken om te vormen.  Tacitus prees de grote gezinnen van de heidense Germanen als een voorbeeld voor de decadente kinderarme Romeinen.  Maar goed, hoewel onhistorisch is de heidense basis van de ecologie een wijdverspreid geloofspunt onder nieuwheidenen.

Dat de nazi's eerder negatief tegenover het nieuwheidendom stonden, en dat Hitler er in Mein Kampf genadeloos de spot mee dreef, is een feit.  Het nazisme was in de eerste plaats een seculier-nationalistische beweging, die de rol van religie als alternatieve focus van loyauteit zoveel mogelijk beperkte.  Daarbij kwam dat heidendom (toen net als nu) vaak samenging met regionaal particularisme, pacifisme, anarchisme en andere politiek ongewenste eigenaardigheden.  Anderzijds is het waar dat SS-chef Heinrich Himmler een chaotisch onderzoeksnetwerk sponsorde, de Ahnenerbe, dat zich met geestelijke en occulte opzoekingen bezighield.  Het is in die context dat de Nederlandse collaborateurs F.E. Farwerck en Jan de Vries boeken over de Germaanse religie schreven die vandaag in nieuwheidense kringen nog erg populair zijn. 

In het Duitse taalgebied was er in de voorafgaande decennia bovendien een nieuwheidense stroming gegroeid die, hoewel nog niet echt "nazi", toch duidelijk racistisch en antisemitisch was.  De Armanenorde van Guido "von" List en J�rg Lans "von" Liebensfels (in dit milieu van fantasten wemelde het van valse titels) was een typisch voorbeeld van de laat-19de-eeuwse golf van pseudo-antieke religie.  Op halfgereconstrueerde en halfbegrepen flarden oud-Germaanse religie werden eigentijdse nieuwlichterijen zoals het raciaal Darwinisme hineininterpretiert.  Op dezelfde manier combineerde de Theosofie toen flarden hindoe-boeddhisme met de toen pas herboren astrologie, wetenschappelijke nieuwigheden als het elektromagnetisme en de toen alomtegenwoordige rassenleer.  Een ouder voorbeeld van zo'n combinatie van moderne elementen met zogezegd herontdekte pseudo-antieke tradities, was overigens de Vrijmetselarij, die model stond voor Armanen- en Theosofische "loges".  Het is in die sfeer van verwarde dweperij dat bv. de eerbiedwaardige swastika omgeduid werd tot embleem van het "Arische ras".

Wanneer antifa-inquisiteurs op een geval stoten van een nieuwheiden die tevens het racisme belijdt, dan kondigen ze met veel tromgeroffel aan dat ze het bewijs gevonden hebben voor de wezenlijk racistische bedoelingen van het nieuwheidendom (wat meteen �lle nieuwheidenen tot racisten stempelt).  Zoals zo vaak, bewijzen ze daarmee alleen hun eigen ondeskundigheid, benevens hun sterke neiging tot wensdenken.  Het is in hun belang om het fascistische monster zo groot en dreigend mogelijk voor te stellen, vandaar hun overhaaste en kras veralgemenende beweringen over weer eens een club die "na onderzoek" tot de zwarte internationale blijkt te behoren: gisteren Opus Dei, vandaag Asatru of de ecologisten, morgen misschien uw eigen v.z.w.-tje.  De denkfout die zij in dit geval maken, mogelijk zelfs te goeder trouw, is cum hoc ergo propter hoc: omdat in dit individu (bv. Guido von List of vandaag de Amerikaanse Asatru-goeroe Steve McNallen) heidendom en racisme samengaan, is dat racisme het gevolg van dat heidendom. 

Maar het is precies omgekeerd: omdat een hedendaagse gedachtenstroming sterk staat, be�nvloedt zij allerlei mensen die formeel trouw zijn aan een veel oudere traditie.  Hun sympathie voor de nieuwlichterij komt niet voort uit hun diepere overtuiging, maar is er juist vanuit de tijdsgeest bovenop gelegd.  Toen het Germanengedweep op zijn hoogtepunt was, droomde Cyriel Verschaeve van een "Germaans beleefd christendom", zonder dat iemand deze nieuwlichterij als een vrucht van het christendom zelf zal beschouwen.  Toen de rassenleer en de eugenetica de sleutel tot allerlei historische en maatschappelijke problemen leken te bieden, werden zij verwelkomd door allerlei mensen van allerlei gezindte: christenen, joden, athe�sten en ook nieuwheidenen.  Sommigen van hen probeerden zelfs de wortels van het racisme in hun eigen traditie terug te vinden (wat bij het Oude Testament niet zo moeilijk is, bij de Edda al veel meer), maar dat neemt niet weg dat zij hun racisme aan de tijdsgeest ontleenden, niet aan hun religie.  Op dezelfde manier zagen we in recente decennia hoe allerlei Kerken en zogenaamd rechtse partijen het socialisme geheel of gedeeltelijk absorbeerden, namelijk toen dat de onstuitbare golf van de toekomst leek.

In het huidige hatelijke denkklimaat zitten heidendom en katholicisme in hetzelfde schuitje: malafide "antifascisten" trachten het net van racisme en nazi-collaboratie zo breed mogelijk uit te werpen, zodat zo veel mogelijk historische actoren erin gevangen kunnen worden.  Voor de onbenullen die hun leven vullen met een halve eeuw na datum weerstandertje (en vooral repressortje, om niet te zeggen gestapootje) te spelen, is het een geweldige kick om mensen te beschuldigen en grijnzend hun wanhopige pogingen te zien om zich aan schuld en boete te onttrekken.  Je hoeft er niks voor te kunnen, en toch geeft het je een geweldige macht, mensen zwart te maken.  Een van de grappigste effecten is dat je slachtoffers zich zullen proberen te rehabiliteren door weer anderen zwart te maken.  De pauselijke holocaustbrief We Remember maakt er zich bv. van af door het nazi-regime "heidens" te noemen, terwijl niet weinig heidenen Daniel Goldhagen bijtreden waar hij het nazi-antisemitisme als een wezenlijk dogma van het christendom voorstelt.  Daarmee spelen zij allen in de kaart van hun vervolgers.

Wat het hedendaags heidendom betreft: bij de als extreemrechts gebrandmerkte Werkgroep Traditie heb ik een scrupuleus vermijden van alle politiek kunnen vaststellen, net als bij enkele andere groepen.  Dat Traditie nogal bij Oostfrontersfamilies recruteert, neemt blijkbaar niet weg dat betrokkenen best wel een bredere belangstelling hebben dat ten eeuwigen dage de Oostfronterswonde te koesteren.  Dat is dan het verschil met de antifa's, die in een eeuwig 1945 vastgevroren zitten en alles tot een politieke dimensie trachten te reduceren,-- een centraal kenmerk van het totalitarisme.  Deze totalitaire trek genereert trouwens nog andere redenen om het nieuwheidendom en elke andere premoderne levensbeschouwing te haten, te beginnen met hun belangstelling voor het verleden.  Linkse onderwijsministers in binnen- en buitenland hebben er altijd naar gestreefd, het onderricht in geschiedenis en klassieke talen af te schaffen of strikt te beperken tot het politiek wenselijke (namelijk de projectie van hedendaagse politieke kwesties op het verleden, dat aldus in de hedendaagse propaganda ingeschakeld wordt), want links wil de mensen vangen onder de stolp van het geschiedenisloze heden, waarin alleen hedendaagse politieke belangen onder de aandacht mogen komen.

Anderzijds, naast de groepen die ernstig aan de reconstructie van de voorouderlijke tradities werken en daar ook graag iets coherents en moois van maken, zijn er inderdaad nogal wat ongeleide projectielen in het nieuwheidense wereldje.  Zo hoorde ik op het Joelfeest van een schijnbaar apolitieke (maar sterk onder politieke activisten recruterende) groep een Joelspeech die niets met zonnewende en alles met de strijd tegen de Ueberfremdung te maken had.  Schalkse kameraden van de spreker, een buitengegooide ex-mandataris van het Vlaams Blok, turfden een streepje telkens hij de uitdrukking "Indogermaanse ras" gebruikte, blijkbaar een oude dada van hem.  Op een ander Joelfeest zette een groepje mannen aan de toog het Horst Wessel-lied in.  Dus toch*

Die toog is wel een belangrijk element, en dan vooral de alcohol in de glazen op die toog.  Als men mij vraagt of de rechts-flamingantische nieuwheidenen, en overigens de flaminganten in het algemeen, onder invloed staan van Evola, of van Gramsci, of van Van Severen, dan kan ik alleen maar antwoorden: zij staan vooral onder de invloed van de drank.  In weerwil van wat hun vijanden graag zouden geloven, zijn zij dus helemaal niet gevaarlijk: de wildsten onder hen kunnen misschien al eens een Marokkaan op zijn smoel geven (hoewel, ��n nuchtere Abou Jahjah kan een hele meute lallende Leeuwen de baas), maar verder hebben zij niet de ernst of de nuchterheid of de discretie of het strategisch inzicht om wat dan ook te verwezenlijken.  Hun bijeenkomsten dienen om mekaar wat op te peppen en in de sfeer te blijven, maar zijn allerminst broedgelegenheden voor ambitieuze plannen op religieus, politiek of eender welk ander gebied.  Van de vermeende nazi-heidenen gaat zoveel gevaar voor de democratie uit als van de geest uit de fles van Aladdin.  En daarmee is eigenlijk alles gezegd wat er te zeggen valt over de "heidenen voor het Blok": een zwaar opgeblazen spook waarmee zielige would-be-weerstandertjes proberen om de burgerij wat schrik aan te jagen en zichzelf enige belangrijkheid aan te meten.



donderdag 15 februari 2018

Bedevaart naar de Mammon, of de zaak Lucas Cathérine

1. De eerste globalisering

”Ik wist niet dat de wereld zo klein was”, riep Ibn Battoeta uit toen hij in China een mede-Marokkaan ontmoette. Het is nu ook de titel van het nieuwe boek van Lucas Catherine, een verslag over de middeleeuwse vorm van globalisering: Ik wist niet dat de wereld zo klein was, Reisverslagen van een eerste globalisering (EPO, Antwerpen 2001).

Naar eigen zeggen is Lucas Catherine (°1947) de reïncarnatie van de vrijzinnige Mogol-keizer Akbar (d. 1605), thuis tussen de moslims zonder zelf gelovig te zijn, en een “Arabier honoris causa”. Hij was bij recente verkiezingen kandidaat voor de maoïstische Partij van de Arbeid, maar is geen saloncommunist: ooit volgde hij een guerrilla-opleiding bij de PLO, compleet met vuurdoop in een aanval op Israëlische stellingen. Zijn boeken over Palestina en de joodse lobby leverden hem het etiket “antisemiet” op.

Desondanks surfte hij naar het succes op de aanzwellende golf van multiculturalisme met zijn boeken over de islamwereld. Als marxist doet hij niet mee aan de lichtzinnige verheerlijking van de islam, waarvan hij de schijnbare verdiensten relativeert. Waar men tegenwoordig beweert dat wij aan de middeleeuwse Arabieren heel wat wetenschap te danken hebben, schrijft hij correct dat zij -- nuance -- als “doorgeefluik” dienden voor Griekse, Indische en Chinese wetenschap. Tegelijk bepleit hij een herwaardering van de niet-Westerse beschavingen, wier prekoloniale vorm van wereldhandel volgens hem evenwichtiger was dan de huidige Amerikacentrische globalisering.

Het verhaal van de “eerste globalisering” begint vierduizend jaar geleden in Bahrein op de zeeroute tussen Indië en Mesopotamië, waar we de uit inscripties bekende koperhandelaar Ea-Nasir, tijdgenoot van Abraham, volgen naar hun beider thuisstad Oer. Met zevenmijlslaarzen stapt Catherine dan door landen en eeuwen, naar Ban Chao, de Chinese veroveraar van Centraal-Azië; naar Fa Xian en Xuan Zang, monniken die naar India pelgrimeerden; en naar Zheng He, die in reuzenschepen expedities tot in Mekka en Zanzibar ondernam.

Niet de Chinezen maar de Arabieren zouden als handelaars de hele oude wereld in onderlinge verbinding brengen. Ze woonden op het Euro-Afro-Aziatische kruispunt, en hadden nog iets op de Chinezen vóór: hun godsdienst. Wat men verder over de islam ook mag zeggen, de religie van de zakenman Mohammed bevorderde de handelsethiek daar waar het confucianisme de handel misprees. Welnu, belijdt Catherine, de winstgod Mammon is “de hoogste God”, of alleszins degene die mensen het best de baan op krijgt om nieuwe einders te verkennen.

Catherine beschrijft met veel liefde het door moslims gedomineerde wereldhandelssysteem, daarbij de factor slavernij buiten beschouwing latend. Hij wordt veel kritischer wanneer de overname van dit systeem door de Europeanen in het vizier komt. Aloude Europese helden als Marco Polo en Columbus brengt hij tot beperktere proporties terug. De Europese expansie begon marginaal al met de Vikingen toen die volgens een Arabische reiziger nog madjoes (“vuuraanbidders”, heidenen) waren, maar kwam echt op gang met de christelijke geloofsijver. Zo vatten de Portugezen hun kolonisatie van gebieden rond de Indische Oceaan, tijdelijk zelfs van de Arabische kuststrook Oman, op als een voortzetting van de kruistochten.

Kritiek op dit leerrijke geschenkboek mag beperkt blijven tot details. Chinees kent de auteur duidelijk minder goed dan Arabisch: “zijde” is niet zhi maar si, en Qin Shi Huang Di (3de eeuw v.C.), de ijzeren éénmaker van China, is niet de legendarische Huang Di, de “gele keizer” (27ste eeuw v.C.). Let liever op Catherines originele portretten van avonturiers als Ibn Battoeta, die de hele bekende wereld bereisde. In elk land huwde deze vroege globalist enkele inlandse vrouwen, en zo werd hij een echte man van de wereld.


(Punt, 5 februari 2002)


2. Reactie van Lucas Catherine


Sent: Tuesday, February 05, 2002 3:50 PM


Geachte,

Uw redacteur mag denken en schrijven wat hij wil over mijn boek en over mij zelf, maar hij mag niet liegen over feiten uit mijn privé-leven. Ik heb nooit “een guerillaopleiding bij de PLO gevolgd”. Ik ben wel als cameraman -- ik ben ooit in 1970 afgestudeerd aan een Brusselse filmschool -- een guerilla-aanval gefilmd. Dat is iets heel anders.

Waarschijnlijk zoekt hij zijn mosterd in mijn boek De reïncarnatie van een Atheïst, maar dat is geen geschiedkundig werk maar eerder een half-fictief werk (net als bvb 3 x Weg van Zanzibar). Niet alle feiten die daar in staan zijn historisch en ik probeer in dat boek de lezer herhaaldelijk op het verkeerde been te zetten. Ondermeer door te beweren dat ik de reïncarnatie van groot-mogul Akbar ben. Dat blijkt al uit de duidelijk fictieve commentaren op de achterflap. En voor wie het echt wil weten, ik ben niet de reïncarnatie van Akbar. Dubbele bodems zijn blijkbaar niet aan Koen Elst besteed.


Lucas Cathérine

Vandeweyerstraat 70, 1030 Schaarbeek



3. Antwoord van de auteur


Ironie is een moeilijk genre, en uw boek De reïncarnatie van een atheïst is er gewoon te serieus voor. Het staat vol feitelijke weetjes over de Mogols, Marx, Soedan, Roberto d’Orazio en andere non-fiction. Over de persoonlijke anekdotes in dat boek verklaarde u destijds aan Telepro dat u “niks kan verzinnen”, dat het allemaal echt gebeurd is. Welnu, op p.35-41 beschrijft u uw eigen deelname (inderdaad zonder vooropleiding) aan een Palestijnse guerrilla-actie in 1969. U vertelt hoe “wij onze eerste katioesjka-raketten op Kunaitra afschoten” en hoe “we minstens een officier en een tiental soldaten hadden uitgeschakeld”. U hebt er inderdaad ook gefilmd: “Ik had mijn camera om de hals hangen, in de ene hand droeg ik mijn kalasjnikov en in de andere een kratje munitie.” Door die “vuurdoop” voelde u zich “een tweede maal geboren, dit keer als Arabier”. U stelt vriend en vijand teleur door dit relaas nu als "half-fictief" af te doen. Ik ga u niet lichtvaardig van “liegen” verdenken, maar ik ben niet overtuigd. Voor mij blijft u die zeldzame ‘68-er die de daad bij het woord voegde.


(Punt, 12 februari 2002; in de gepubliceerde versie is door de eindredacteur gesnoeid)
(het geheel is ook gepubliceerd als hf.13, p.97-100, van K. Elst: Het boek bij het Boek, 2009)