zondag 27 september 2020

Wit en zwart: taalkundige achtergrond

 

Wit en zwart: taalkundige achtergrond

 

(’t Pallieterke, 22 september 2020)

 

De woorden ‘wit’ en ‘zwart’ (hier genoemd in alfabetische volgorde) en hun synoniemen hebben een lange voorgeschiedenis vooraleer zij inzet van ideologische betwisting geworden zijn. Als kind van het dekoloniserende België leerde ik in de post-Kongo-tijd meteen dat blanke meerderwaardigheidsgevoelens een kwalijke rol gespeeld hadden, maar dat dat nu allemaal voorbij was. Ik heb nooit anders geweten dan dat de juiste weg kleurenblind was, en daar ben ik nog meer van overtuigd geraakt nu ik de waanzin van Black Lives Matter en haar blanke zoollikkers moet horen. Als filoloog wil ik degenen die tot deelname aan dit achterhaalde huidskleurdebat gedwongen zijn, eenmalig een taalkundige ontleding van onze kleurwoorden ‘wit’ en ‘zwart’ verschaffen.

 

Wit

De Indo-Europese taalfamilie, die op een voormoedertaal van zo’n 6000 jaar geleden teruggaat, kent de volgende relevante woorden. Uitleg vooraf: de H is een verzamelsymbool voor enkele verdwenen keelklanken, die in het Arabisch bewaard zijn maar in het Indo-Europees ofwel weggevallen ofwel tot een klinker geëvolueerd zijn; de asterisk* beduidt dat een letter of woord gereconstrueerd is vanuit bestaande dochterwoorden maar in geen enkele bestaande of schriftelijk betuigde taal in die vorm vermeld is.

*Hg-, Sanskrit arjuna, ‘bleek’, Latijn argentum, ‘wit metaal, zilver’.  

*Helb- geeft Latijn albus, waarvan het naar de witte krijtrotsen genoemde Albion, en ons leenwoord albino; in verwante talen betekent het onder meer ‘zwaan’ en ‘wolk’; een echt Germaans evoluut uit deze stam maar met verbijzonderde betekenis is alp, ‘besneeuwde berg’.

*bhelH- geeft Latijn flavus, ‘wit’, Slavisch bel- als in Belarus, ‘Wit-Rusland’.  Een afgeleide stam is *bhleg-, ‘stralen, branden’, wat in het Germaans *blankaz geeft, waarvan bleek, blank, blinken. Het Latijn ontleende hieraan blancus, waarvan Frans blanc. De betekenis ‘branden’ leidt tot Latijn flamma, en tot Nederlands blakeren en Engels black, ‘zwartgeblakerd’. Jawel, blank en black hebben dezelfde oorsprong. Ook in het Chinees toont het karakter voor ‘zwart’, hei, ‘op het vuur gezet, zwartgeblakerd’ (en ‘wit’, bai, toont een zon met een streepje bovenop, dus de opgaande zon).

*kweit- geeft  Sankrit śveta, ‘wit’, Slavisch svet- (als in de meisjesnaam Svetlana), Germaans *hwit-, waaruit Engels white, Nederlands wit; benevens wheat, (boek-)weit, ‘het bleke (graan)’.

*bherHg, ‘stralen’, geeft Engels bright, Nederlands brecht (als in Albrecht, Gijsbrecht) en uiteindelijk ook berk, ‘de witte boom’.

*kand-, ‘schijnen’, geeft Latijn candidatus ‘de witgeklede (kandidaat)’; Sanskrit candra, ‘maan’.

*leuk-, geeft Latijn Lucia, Grieks Leukippos, ‘(bezitter van een) wit paard’.

*gwen-, *vind-, in het Keltisch ‘helder’, ‘wit’; genasaliseerd uit *weid-, ‘zien’ (als in Latijn video, Nederlands weten), vanwaar Gwenved, ‘witte wereld, paradijs’ (toen wijlen de Vlaamse diep-ecoloog Guy De Maertelaere een blad met die naam begon, werd hij door dom-links heel vernieuwend van ‘racisme’ beschuldigd) en de meisjesnamen Guinevere/Jennifer en Gwendolyn.

*bhrodhn-, ‘bleek’, geeft Slavisch bronu-, ‘wit’, waarvan de meisjesnaam Bronislava. Meisjesnamen gaan typisch over rijkdom (bv. Kimberley, naar de diamantmijn, of Arabisch Hind, naar het toen gereputeerd rijke India), en de talrijke verwijzingen naar ‘wit’ passen in dezelfde positieve beeldentaal.

 

Zwart

De Grieken noemden een neger een aithi-ops, ‘verbrand gezicht’, vanwaar Ethiopië. Mogelijk is dat een volksetymologie voor een woord van onbekende oorsprong.

neger, van Latijn niger, ‘zwart’: geen Indo-Europese etymologie bekend, tenzij mogelijk verwant met *nekw-t, ‘nacht’. De riviernaam Niger is een onder invloed van dit Latijnse woord vervormde weergave van een plaatselijk woord voor ‘rivier’.

*dhwenH, Sanskrit dhvānta, ‘bedekt, donker, nacht’, Grieks thnèsko, ‘sterven’, thanatos, ‘(de) dood’.

*mel-n, ‘zwart’: Grieks melas, ‘zwart’, waarvan het zwartmakende huidpigment melanine;  Sanskrit malina ‘zwart, vuil’, Hindi maila, ‘vuil’; ik kan het ook niet helpen dat kleren bij vervuiling eerder donkere dan witte plekken krijgen. Dezelfde wortel geeft in het Litouws ‘donkerblauw’; Wels ‘geel’; Latijn ‘roodachtig’, een diversiteit die op een basisbetekenis ‘gekleurd, niet-wit’ wijst.

*swer-: Engels swarthy, Nederlands zwart, Latijn sordes, ‘vuil’ (> Engels leenwoord sordid, ‘smerig’).

*merhgw: ‘donker’, Engels murky, ‘duister’, ‘wat het daglicht schuwt’, hetzelfde soort negatieve bijbetekenis als in sinister uit het onschuldige Latijnse woord voor ‘links’. Deze negatieve bijbetekenissen van zeker al drie wortels voor ‘zwart’ maken duidelijk dat het niet aan de woordkeuze ligt. Elk woord met die basisbetekenis kan connotaties van aardsheid, onzuiverheid of vijandschap krijgen, of van nacht en bewusteloosheid; en dat in de meeste, zelfs in Afrikaanse talen. In een Skepp-artikel over ‘Bijgeloof in Zuid-Afrika’ lezen we: Wanneer een traditionele genezer zijn geneeskracht ‘voor goede doeleinden gebruikt, spreekt men van witte muthi of muthi omhlope’, maar ‘bij minder legitieme doeleinden’ wordt het ‘zwarte muthi of muthi omnyama’. Precies zoals onze ‘witte’ en ‘zwarte magie’.

*maur-: ‘zwart’, Latijn maurus, waarvan Moor, maar ook de naam Maurits (onder jongensnamen is ‘zwart’ beter vertegenwoordigd).

*kṛsno-, Sanskrit ‘zwart’, als in de naam Kṛṣṇa, Slavisch črn-, als in Černobyl  (Tsjernobyl), Črnagora, ‘zwarte berg, Monte Negro’.

donk-, nog in het Nederlands ‘donker water’, waarvan vele plaatsnamen, en vanwaar donker: volgens sommigen een Germaans leenwoord uit het Oeralisch, onbekend in andere Indo-Europese taalgroepen; maar het lijkt ons een normaal Germaans evoluut uit Indo-Europees *teng-, ‘onderdompelen’ (waarvan uit het Latijn: tinctuur). In de Asdonk (met daarin ase, ‘godheid’) bij Diest bracht men aan de goden mensenoffers door onderdompeling in een poel.

tamas-, ‘donker, zwart’, tevens ‘inert, zwaar’; aldus in het Sanskrit, maar ook in het Engels Thames en in het Nederlands Demer, allebei ‘de donkere rivier’.

kāla, Sanskrit ‘zwart’, waarschijnlijk ontleend aan het Dravidisch. Door een gelukkig toeval homoniem met kāla, ‘opeenvolging, tijd’ (van een werkwoordstam kal-, ‘ritmisch voortbewegen’), vanwaar ‘tijdstip’ en specifiek ‘doodsuur’, verpersoonlijkt als de inktzwarte godin Kālī, ‘mevrouw doodsuur’, echter ook te lezen als ‘de zwarte’.

*Libu, waarvan Libya, Griekse verklanking van de naam van een Berbervolk dat in een hiëroglyfische inscriptie rbw genoemd wordt. Veel eerder dan ‘Afrika’ gebruikten de Romeinen deze naam voor Libië ook voor heel het Afrikaanse werelddeel.

*Afer, ‘inwoner van de streek rond Carthago’, mogelijk van Fenicisch ‘afar, ‘stof’, met de connotatie van ‘landelijk, primitief’, verwijzend niet naar de Carthaagse kolonisten maar naar de inheemse Berberbevolking; het kan echter ook gewoon de eigen naam van een Berberstam zijn, later door de Arabieren de Banu Ifran genoemd, van het Berberse woord ifri, ‘grot’. Het afgeleide Latijnse woord Africa beduidt die streek, of bij uitbreiding ‘Noord-Afrika ten westen van de Nijl’, net als later het Arabische Magreb (dat nog later verbijzonderd is tot de landsnaam ‘Marokko’). Deze naam verwijst dus strikt genomen niet naar de negers, net zo min als Libya; de Berbers namen integendeel aan de handel in zwarte slaven deel.

asikn-, ‘zwart’, bekend uit de Slag van de Tien Koningen, een militaire episode van de g-Veda, met name van de uitdrukking asiknī viśa (RV 7:5:3) die de vijand beschrijft, en vertaald wordt als ‘het zwarte volk’; aldus zelfs nog tot in de jongste vertaling uit 2014 (al zou de toevoeging van een vrouwelijk bijvoeglijk bij een mannelijk zelfstandig naamwoord ons al moeten alarmeren); bovendien wordt van enkele Vedische protagonisten gemeld dat ze śvitnya, ‘witgekleed’ zijn, wat ook weer als ‘wit van huidskleur’ vertaald wordt. De 19de-eeuwse vertaling van deze passus was dé hoeksteen van het hele racistische wereldbeeld: het beschreef hoe de blanke Arische invallers van India de donkere inboorlingen versloegen en onderwierpen, en hoe dat de natuurlijke orde is, die juist toen herhaald werd in de Europese kolonisatie. In werkelijkheid is Asiknī de naam van een rivier, ‘de zwarte rivier’, zijnde de huidige Cenāb in Pakistan; de uitdrukking betekent dus ‘het volk van de Cenāb’. De tegenstanders waren blijkens de context Iraniërs, die, als ze al in huidskleur verschilden, eerder lichter dan donkerder waren in vergelijking met de Vedische Bhārata-stam die zijn relaas nagelaten heeft. Zelden heeft een vertaalfout zulke invloed op de wereldgeschiedenis gehad.

Wel wordt in de Veda’s soms ‘zwart’ voor ‘vijandig’ gebruikt. Dat heeft echter niets met huidskleur te maken, wel met een universele symboliek. Je moet het niet ver gaan zoeken: in WO2 golden collaborateurs met de bezetter in ons land als ‘zwarten’, weerstanders als ‘witten’. En dat was geen Belgische eigenaardigheid: Britse militaire rapporten over de Indiase vrijheidsstrijder Subhas Chandra Bose, die met de Japanners collaboreerde, noemen hem stelselmatig ‘a black’. Zwart heeft nu eenmaal een negatieve connotatie: yang/zonbeschenen/positief, yin/verduisterd/negatief. Ook voor zwarthuidige medemensen connoteert zwart de nacht en al wat het daglicht schuwt. Zij zijn namelijk niet, zoals de rotverwende Amerikaanse neoracisten, voortdurend met zichzelf en hun huidskleur bezig.

 

Besluit

Nuchtere mensen kunnen  het onderscheid maken tussen de zwarte nacht en iets zo onschuldigs, ingeboren, levenslang en door het klimaat bepaald als huidskleur. Maar de BLM-fanatici zullen er alleen een wereldomspannende samenzwering in zien, zo vernuftig dat ze in zoiets intiems als de moedertaal geïnfiltreerd is. Als we de taal moeten hervormen om er alle seksisme uit te wieden (‘mevrouw is directeur’), dan ook weg met alle uitdrukkingen waarin ‘zwart’ een metafoor voor iets negatiefs is. Wij stellen voor om die waan van de dag te laten overwaaien. Zij die eraan meegedaan hebben, zullen zich er achteraf voor schamen, maar wij zullen hem snel vergeten.

vrijdag 18 september 2020

Wit, het begrip





Wit, het begrip


(Doorbraak, 10 juni 2020)



Eigen verhaal

Het is met grote tegenzin dat ik het debat over het racisme betreed. Ik bedoel hier niet het welig tierende oneigenlijke gebruik van die term, als in “anti-moslim racisme” (alsof moslims een ras vormen), maar wel de eigenlijke verwijzing naar geboortegroepen onderscheiden door huidskleur. Dat is ooit een ernstige bron van ongelijkheid geweest, maar het is slechts door de traagheidswet dat sommige achterblijvers daar nog steeds belang aan hechten. En zij sterven uit. Of zo leek het mij toch.

Mijn eerste kennismaking met racisme was in 1965-66, toen ik in de loop van het eerste leerjaar te maken kreeg met nieuwe klasgenoten wier familie na de onlusten van 1964 Kongo ontvlucht waren en zich na wat omzwervingen in het Leuvense gevestigd hadden. Ik begreep ervan dat er meerderwaardigheidsgevoelens vanwege blanken en wraakgevoelens vanwege zwarten geweest waren, en aanvaardde de uitleg vanwege de volwassenen dat dat een nu voorbijgestreefde vergissing geweest was, want dat alle mensen gelijk zijn. Zonder verder omkijken nam ik een ‘kleurenblinde’ houding aan tegenover huidskleur, en dat is nooit meer een thema geworden. Ik heb lang gereisd of verbleven in de Golfstaten, China en India, en heb nooit de indruk gekregen dat huidskleur iets uitmaakte. Zoals Paul McCartney en Stevie Wonder (hier in alfabetische orde opgesomd) het in hun duet Ebony & Ivory (idem) zongen: ‘We all know / that people are the same wherever you go.’  

Wel heb ik hier en daar vanwege mijn gesprekspartners racisme ondervonden, maar niet genoeg om er enig belang aan te gaan hechten. Het was een vergissing, ook bij hen, en verklaarbaar doordat zij (anders dan onze jongere generaties) ook vandaag nog in raciaal homogene milieus opgroeien, en niet dag in dag uit met raspropaganda bekogeld worden. Daarentegen heb ik ernstige maatschappelijke problemen vastgesteld die uit een andere communautaire indeling van de mensheid voorkomen: ideologie en religie. Het kleinste kind kan een verschil in huidskleur zien, maar de eigenheid van levensbeschouwingen begrijpen, daar is verstand en onderzoek voor nodig (niet voorzien in een diploma Grievance Studies). Als volwassen mens heb ik me dan daarop toegelegd, terwijl kinderlijker geesten de verschillen in huidskleur tot basis voor hun politiek handelen maken.



Bezetenheid

Zij sleuren huidskleur overal bij en zien alles door een raciale lens, zoals in hun reeds genoemde racialisering van het islamprobleem. Bijvoorbeeld, christelijke meelopers met de heersende denkmode bezweren ons dat Jezus ‘een Midden-Oosterse vluchteling’ was, een soort Alan Kurdi, en ‘een maatje donkerder dan wij’.  Ras was nooit een kwestie in de kerstening van Europa, noch in die van Noordoost-Afrika, waar we iconen van een donkerbruine Jezus terugvinden. In het katholieke (‘universele’) geloof is hij dé mens, en dus te vereenzelvigen met mensen van eender welk ras, ook in visuele kunst. Het is pas nu dat hij onder handen van progressieve christenen een vreemdeling geworden is, een raciale ‘Ander’. Hun voorzaten streefden naar de eeuwige zaligheid, zijzelf hunkeren naar een schouderklopje van de toonaangevende neoracisten. Het is over hen dat Jezus zei: ‘Voorwaar, zij hebben hun loon reeds ontvangen.’

We worden tegenwoordig om de oren geslagen met het woord ‘wit’, zelfs in contexten waar goed Nederlands het woord ‘blank’ verwacht. Ouderen klagen dat jongeren niet meer zonder dt-fouten kunnen schrijven en dat onze taal verloedert, maar hier is het de VRT-nieuwsdienst (met zijn AN-voorbeeldfunctie) die die fout maakt. Om nog te zwijgen van toppolitici als Koen Geens, die aan alle ‘niet-witte’ medeburgers quota wil toekennen.

Een omstandigheid die we moeten begrijpen om de evolutie van het ideologisch landschap te kunnen volgen, is de krasse middelmatigheid van het soort mensen dat als woordvoerder van de neoracisten eindigt. Nieuw-Links in mei ’68 had hersenen in huis, en wist genoeg mensen te overtuigen om zijn Lange Mars door de Instellingen te doen slagen. Daarvan plukken hun minder begaafde nazaten de vruchten: spelenderwijs weten zij toppolitici als Koen Geens, Alexander De Croo of Bart Somers voor hun kar te spannen. Maar die middelmatigheid verklaart wel waarom ze onzintermen als ‘wit privilege’ gebruiken. Hun wereldbeeld is uit de VS overgenomen, en slecht of niet vertaald. Zij nemen de Amerikaanse maatschappelijke verhoudingen onkritisch over, en wanneer zij ‘white privilege’ lezen, weten zij niet beter dan dat letterlijk te vertalen. Goed Nederlands zou ‘blanke bevoorrechting’ zijn, maar zoveel denkinspanning kunnen zij niet opbrengen. Zo worden zij nuttige idioten van een Amerikaans cultureel imperialisme. De sindsdien uitgevonden redenen om ‘blank’ uit te bannen, moeten dit proces van schaapachtig slikken rationaliseren. 

Evengoed slagen zij in hun opzet. Twee jaar geleden schreef VRT-ombudsman Tim Pauwels nog dat de staatsomroep in de opgeklopte twist tussen ‘wit’ en ‘blank’ (‘Waarom het woord “blank” niet weg hoeft’, 28 jan. 2018) geen partij moet kiezen. Toen had de staatsomroep in Hilversum gedecreteerd dat ‘wit’ de voorkeur verdient ‘omdat blank een positieve connotatie heeft’, wat blijkbaar niet mag. Pauwels wijst er dan op dat dat feitelijk onjuist is: ‘blank’ heeft geen ander gamma van connotaties dan ‘wit’. Is ‘wit geld’ in tegenstelling met ‘zwart geld’ dan niet positief geconnoteerd? Hij stelt heel democratisch voor om de woordkeuze aan de openbare mening over te laten: de omroep moet in deze ‘niet leiden maar volgen’. Maar zoveel gezond verstand, dat heeft blijkbaar niet mogen blijven duren, want tijdens de jongste ‘Black Lives Matter’-crisis was het bij de duidingsdienst al ‘wit’ wat de klok sloeg.




Slotsom

Op een recente jaarlijkse secretaressendag besloten de secretaressen dat ‘secretaresse’ iemand is die koffie zet; daarom wilden ze liever management assistent heten. Ze noemen zichzelf al wat ze willen, zolang ze maar niet pretenderen, andermans taalgebruik te mogen dicteren. In ieder geval hadden ze ongelijk over het gewraakte woord, en was het vervangende amerikanisme geen vooruitgang. Datzelfde geldt voor de haat tegen ‘blank’.


De Europese identiteit en Nieuw-Rechts

 

De Europese identiteit en Nieuw-Rechts

 

(Doorbraak, 17 september 2020)

 

Zoals ook in deze kolommen al vastgesteld, heerst er in de algemene media een volledig scheefgetrokken beeld van Rechts. Dat proces gaan we vandaag niet maken, maar we pikken er één gemeenzaan als “Rechts” geklasseerd verschijnsel uit: de Nouvelle Droite, een mediaterm voor de denkrichting rond meesterbrein Alain de Benoist, belichaamd in de Groupement de Recherche et d’Etudes pour la Civilisation Européenne, of GRECE.  

We laten de term Nouvelle Droite hier onvertaald. De vernederlandste vorm moest in de jaren 1980 de Angelsaksische term New Right weergeven, die op het neoliberalisme van Margaret Thatcher en Ronald Reagan doelde. Daarover gaat het hier niet: de Nouvelle Droite is juist, net als de vroegste conservatieven, uitgesproken anti-liberaal. (Zopas verscheen de Nederlandse vertaling van een hoofdwerk van de Benoist met de overduidelijke titel: Tegen het Liberalisme: de Samenleving is Geen Markt.) De eerste keer dat ik de term op de radio gehoord heb, was tijdens de afscheiding van Donetsk uit Oekraïne, toen een deskundoloog kwam uitleggen dat enkele neo-nazi’s aan Oekraïense zijde waren gaan vechten, terwijl enkele aanhangers van Alain de Benoist (hij sprak de voor hem gloednieuwe naam klunzig op zijn Nederlands uit) zich bij de pro-Russische strijders gevoegd hadden. “Aanhanger” is wel een betrekkelijk begrip: er zijn geen lidkaarten, iedereen kan zich op de Nouvelle Droite beroepen. Het relevante verband is hier het anti-amerikanisme van de Nouvelle Droite, dat net als Vladimir Poetin een westerse hand achter de anti-Russische machinaties van Oekraïne ziet.      

In de vorige eeuw zette men deze in 1968 in Parijs ontstane beweging voor het gemak weg als “extreem-rechts”. Heel kort: zij is integendeel pro directe democratie, heeft niets met het leidersprincipe, en is niet nationalistisch, toch niet op het niveau van de natiestaat. Wel is zij voor een verenigd Europa: toen Jean-Marie Le Pen de EU-voorstanders voor fédérastes uitschold, eiste de Benoist dat scheldwoord op als geuzennaam. Wel heeft hij als weldenkende Europeeër zijn kritieken op déze Europese Unie, die van Merkel en Macron, van Verhofstadt en Charles Michel. Over één daarvan willen we het hier nader hebben: het gebrek aan begrip van een Europese identiteit.

 

De religie van Europa

                Begin deze eeuw bereidde de EU een Europese grondwet voor, en ze wilde in de preambule geen erkenning van de centrale rol van het christendom. Dat was deels uit antiklerikalisme, maar deels ook uit afkeer van eender welke identiteit, de christelijke of eender welke andere. Voor de Verhofstadtkliek is Europa alleen een grondgebied, een markt zonder ziel. De Nouvelle Droite staat weliswaar vijandig tegenover het christendom kan wel erkennen dat het christendom ooit mede een pan-Europese identiteit gevormd heeft. Maar het is van buitenaf opgedrongen, en heeft de “echte” Europese religie met listige propaganda of overmacht komen vervangen.

                De Europese identiteit ligt volgens de Nouvelle Droite in het Indo-Europese erfgoed. Die term verwijst naar een taalfamilie met de meeste talen van India, Iran en Europa, onder meer Grieks, Slavisch, Romaans, Germaans en Keltisch. Zij is gefragmenteerd vanuit wat één taal moet geweest zijn, het Proto-Indo-Europees, een 6000 jaar geleden gesproken in de zogenaamde Oerheimat. Waar deze lag, is al twee eeuwen het voorwerp van debat. Het eerste vermoeden, sinds de 18de eeuw, was India, en die hypothese is sinds omtrent 1990 helemaal terug. In 1834 lanceerde August Wilhelm von Schlegel de Kaukasus als hypothetische Oerheimat, en ook vandaag nog hebben de steppen aan de noordkant van de Kaususus de voorkeur als stamland. Tussendoor zijn ook Bactrië, de Balkan, Anatolië en de Duits-Poolse laagvlakte overwogen.

Atlantis hoeven we hier niet te noemen, maar dat was het Oerheimat-ideetje van de Ahnenerbe, het onderzoeksdepartement van de SS. In de hoogtijdagen van het racisme vereenzelvigde men deze taalfamilie met een vermeend ras, de Ariërs, en de nazi’s dreven dat het verste. Andere nazi-gezinde geleerden volgden echter braaf de toen toonaangevende keuze voor de Pripjet-moerassen in Wit-Rusland. Slechts enkelen trachtten de eer voor Duitsland zelf op te eisen. Na de oorlog beklemtoonden de meeste vakgeleerden dat alleen op een langdurig geïsoleerd eiland een taalfamilie met een rasgroep had kunnen samenvallen. De Duits-Poolse vlakte bleef echter een belangrijke kanshebber, en ook de  Nouvelle Droite koos daar lang voor.

                Blijkens de jongste nummers van haar jaarboek Nouvelle Ecole en haar tweemaandelijks tijdschrift Eléments is zij nu echter verzoend met de inmiddels onder Europese (ter onderscheid met Indiase) vakgeleerden dominante hypothese: het steppegebied tussen de Krim en de Wolga, waar een 5000 jaar geleden de Jamna- of Putgraf-cultuur bloeide. Ook dat was nog maar een secundaire Oerheimat, zelf een kolonie van de nog altijd betwiste échte Oerheimat, die in Anatolië, Noord-Iran, Centraal-Azië of (ook volgens schrijver dezes) Noordwest-India lag; of zelfs in de Zwarte Zee, die tijdens en enkele millennia na de IJstijd grotendeels droog lag.

               

Allemaal immigrant

Vanuit Europa bekeken was die Putgraf-cultuur wel zeker het stamland van waaruit bereden horden in het -3de millennium heel Europa inpalmden. Recent genetisch onderzoek, dat de aanleiding vormde voor de recente publicaties, toont aan dat dit geen vredig proces moet geweest zijn: van de mannelijke oerbevolking blijkt weinig overgebleven, wij stammen voor de helft af van die “Arische” veroveraars. Het is aardig om onze afstamming wat preciezer in kaart te kunnen brengen, maar bewijst niet echt wat Euro-nationalisten zich graag als hun eigen herkomst voorgesteld hadden.

Een kritische bedenking daarbij is dat wat uiteindelijk als Europese cultuur is gaan gelden, bijna allemaal van buiten Europa komt: (1) de Oeralische talen (Fins, Ests, Hongaars) komen van over de Oeral, deels vredig, als nomadische herders van rendierkudden; (2) zelfs het Baskisch komt volgens recente inzichten uit de noordwestelijke Kaukasus en zou van ver verwant zijn met het Tsjerkessisch, en als we terugklimmen tot de IJstijd, zou dat een verre satelliet zijn van het Sino-Tibetaans, net als de Jenisej-talen in Siberië, het Boeroesjaski in Kasjmir, en zelfs enkele talen in Noord-Amerika; en (3) de Indo-Europese talen zijn op zijn minst van de zuidoostelijke uithoek van Europa afkomstig.

Nog eerder was er een inwijking vanuit Anatolië door de eerste landbouwbevolking, vaagweg 8000 jaar geleden. Zij moet achter de oudste Europese beschaving zitten, de Donau- of Vinča-cultuur van een 7000 jaar geleden, die waarschijnlijk Hatti sprak, ver met het Soemerisch verwant; tot zij door de Indo-Europese invallers overweldigd werd. De echte inheemse oerbevolking waren jagers-verzamelaars, die als vroege franskiljons de taal van het succes overnamen: eerst die van de Anatolische boeren en daarna van die van de Indo-Europese ruiters.  Ik geef de multiculturalisten niet graag gelijk, maar het is gewoon een feit: “Wij zijn allemaal inwijkelingen”, minstens taalkundig.

 

(Vele lezers zagen in de zin: “Wij zijn allemaal immigranten”, een bekende propagandafrase van de multiculturalisten. Daarom dit naschrift:)

Wees gerust, mensen: dit artikel is geen pleidooi voor open grenzen. Het gaat helemaal niet over welk beleid we vandaag moeten voeren. Ik ga gewoon even het gesprek aan met (benevens de integristen die Europa's christelijke identiteit nieuw leven willen inblazen) de enige stroming die zich ernstig op de Europese identiteit bezint. Mijn eigen mening daarover: Europa, dat zijn niet de masochistische "Europese waarden" waar de Verhofstadtkliek bij zweert, wél de Europeanen. Gaat men echter naar hun historische verworteling op zoek, zoals de Nouvelle Droite doet, dan stoot men op een ingewikkelde historische werkelijkheid die zich moeilijk leent tot de functie van stichtingsmythe. Zoals zovelen in de geschiedenis was de Europese bevolking in de cruciale fase van de Indo-Europese verovering het kind van een verkrachting, drager van de genen van zowel de overweldiger als zijn iets vrediger inheems slachtoffer.