woensdag 2 juni 2021

Neoracisme versus islam in Antwerpen

 Neoracisme versus islam in Antwerpen

 

(Doorbraak, 31 mei 2021)

 

Via haar webstek verspreidt de stad Antwerpen, in feite de heersende coalitie, een aantal cultuurmarxistische geloofspunten. Om het probleem niet te overdrijven, erkennen we dat het in de mond van de schrijfsters een softe variant van het woke-vertoog geworden is. Het had erger gekund: ‘Wij gebruiken in onze vormingen de benaming “wit privilege” niet. Wij spreken liever van privileges, zonder het woord “wit” eraan te verbinden. We moeten zorgen dat we door het uitspreken van de woorden “wit privilege” geen wig gaat drijven tussen mensen. We moeten proberen om woorden zoals “slachtoffers” en “schuldigen” te vermijden. We moeten er over praten, maar op een constructieve manier.’

Je kan het natuurlijk ook anders zien, in een bredere woke-strategie. Een softe voorhoede is nuttig om de weerstand te ontwapenen en in verwarring te brengen, zodat in een volgende fase de agressie des te effectiever kan toeslaan. Zij kan des te beter enkele basis-wokismen ingang doen vinden, zoals de woordkeuze ‘wit’. Maar de inschakeling van deze dames in een overkoepelende strategie laten we, tot bewijs, liever aan de samenzweringsdenkers over. Het effect blijft echter hetzelfde: velen die aan een robuustere versie aanstoot zouden nemen, laten de softere versie door.

Kijk eens naar deze bewering: ‘Een wit persoon die een aanslag pleegt wordt vaak omschreven als “psychisch ziek”, iemand met een andere huidskleur wordt dan eerder omschreven als “terrorist”.’

Dat is gewoon niet waar. De schoolmoorden die in vooral de VS soms het nieuws halen (vooral als de dader blank is; mediaconsumenten weten niet dat kleurlingen hier ook een ruim aandeel in hebben) wijzen natuurlijk op een psychisch probleem, zowel bij blank als zwart. Wanneer er geen ideologische beweegreden aanwijsbaar is, gebruikt men noch bij blank noch bij zwart de term ‘terrorisme’. Wel zou men het vroeger bij Afro-Amerikanen een kwestie van een ‘cultuur van geweld’ genoemd hebben, wat overeenkomt met de veel hogere geweldgraad tussen zwarten onderling. (Nu houdt men het gewoon op doodzwijgen: geen enkele mediaconsument heeft er bijvoorbeeld al van gehoord dat de BLM-opflakkering voor een gevoelige stijging van het stedelijk geweld en het moordcijfer gezorgd heeft.)  

De term ‘terrorist’ wordt niet voor mensen ‘met een andere huidskleur’ gereserveerd: onmiskenbare terreurdaden zijn in de VS al gepleegd door blanke Tsjetsjenen, Levantijnen en inheemse bekeerlingen tot de islam. Maar ook niet-islamitische gemotiveerde ‘blanke’ terreurdaden in Oslo en Christchurch (extreemrechts) of door de UNA bomber (eco-extremisme) zijn bij de juiste naam ‘terrorisme’ genoemd. Zwarten die aan ideologisch gemotiveerd geweld doen, bv. de moord op Malcolm X door de Nation of Islam, zien hun daden al eens als ‘terreur’ omschreven, maar meestal ontsnappen zij aan die categorisering. Het geweld van Black Lives Matter wordt juist niét zo genoemd, enerzijds omdat de media er in geen geval een negatief etiket op willen kleven, anderzijds omdat het te wild en ongecoördineerd is om aan een bewust opzet toe te schrijven.

Wie op wereldschaal kijkt, ziet dat islamitisch terrorisme zich weinig van huidskleur aantrekt. Dit jaar is het Westen redelijk gespaard, maar zijn er wel pas nog een vijftigtal Afghaanse schoolmeisjes door de Taliban omgebracht. Het zwaartepunt van de islamterreur ligt momenteel in zwart Afrika, waar het in vooral Nigeria en Mozambique sinds januari al duizenden vermoord heeft. Wanneer zelfs de media gedwongen zijn om tegen hun zin toch over islamterrorisme te berichten, bv. over de Paasaanslagen in Sri Lanka 2019 waar bruine moslims 267 bruine christenen vermoordden, maken zij normaal geen onderscheid naar huidskleur. Alleen onder de Europese klokkentoren poneren zij een ongerijmde tegenstelling tussen ‘wit en moslim’.

De factor islam laat zich niet in een huidskleurenvertoog wegmoffelen. Moslims zijn door de eeuwen heen in de praktijk vervaarlijke racisten geweest, onder meer in de miljoenvoudige blanke en zwarte slavernij. En nu nog zijn ze veel openlijker racistisch, ginds omdat ze onze conditionering om racistische uitingen achterwege te laten, nooit gekregen hebben; en hier omdat ze goed weten dat dat antiracismevertoog voor de Vlamingen bedoeld is terwijl zijzelf van de slachtofferbonus mogen genieten. Maar de islam als leerstelsel is nauwelijks racistisch.

Onze woke vrienden zouden aanstoot kunnen nemen aan de Koran-voorspelling dat de verdoemden bij het oordeel een zwart gelaat zullen krijgen en de hemelgangers een blank (3:102/106), maar strikt genomen zegt die passus niets over wie vandaag zwart of blank is, ‘alleen’ dat blank gunstig is en zwart het tegendeel. De echte tegenstelling is die tussen ongelovigen en gelovigen, en in de laatste categorie probeert men iedere ongelovige in te lijven, ongeacht huidskleur. De islam als leerstelsel past niet in de kinderlijk-eendimensionale denkschema’s van de neoracisten.

 

Nog zo’n flutbewering waarmee het Antwerps stadsbestuur u opvoedt: ‘Het feit dat je vrouw bent, een religieus teken draagt en ook nog eens gekleurd bent, maakt dat je op de allerlaatste trede van de privilege-ladder staat.’ 

Nee, een Tibetaanse vrouw in volkseigen en geafficheerd boeddhistische klederdracht zal daar onder Vlamingen geen nadeel van ondervinden. Integendeel, men vindt dat kleurrijk en exotisch, een bron van nieuwsgierigheid. Geldt dat ook voor vrouwen met hoofddoek? In sommige contexten wel: toen ik in 1988 voor het eerst met Gulf Air naar de Emiraten vloog, zag ik de nieuwigheid van tientallen vrouwen in Niqaab, een sluier die alleen de ogen vrij laat. Dat vond ik wel exotisch en interessant -- in Arabië; en ik maakte me de bedenking dat die ogen zo veel verleidelijker worden. Maar in het Vlaamse straatbeeld krijgt de hoofddoek een heel andere betekenis: hij benadrukt doelbewust de kloof tussen moslims en de rest. Hij legt aan ongelovige mannen de islamnorm op dat moslims voor hen onaanraakbaar zijn: afblijven! Hij doet, om het in woke-jargon te zeggen, aan ‘othering’.

Als de hoofddoek wantrouwen opwekt, is dat niet omdat de Vlamingen zulke bekrompen angst voor het exotische koesteren, zoals arglistige diversiteitsprofeten en hun domme meelopers het voorstellen, maar wél omdat men er terecht een teken van vijandigheid in ziet. En nog minder heeft het met huidskleur te maken: ook de Vlaamsgeboren gesluierde weduwe van een Syrië-terrorist wekt dat wantrouwen op. Pogingen om het islamprobleem binnen het bereik van het huidskleurvertoog te trekken, zijn een blijk van ofwel dom zijn ofwel het publiek als dom bejegenen.

Persoonlijk verkies ik de confrontatie met moslims boven die met neoracisten. Die met moslims prikkelt tot debat en het bovenhalen van gegevens en inzichten die voor de islamleer problematisch zijn, en tot discussie op hetzelfde niveau, met mensen die ideologie, ook al hebben ze er een tegengestelde mening over, alleszins evenzeer belangrijk vinden, en die hun tegenspeler proberen te overtuigen. Met neoracisten daarentegen is geen echt gesprek mogelijk: ze hebben geen niveau, en vooral, voor hen ben je al door je geboorte veroordeeld.

Kortom: niemand heeft voor de N-VA gestemd omdat hij nood had aan zulk beledigend betuttelracisme. Wanneer gaat zij het zelfrespect hervinden?

 

(Genoemde personen: UNA bomber [=Theodore Kaczynski], Malcolm X.)

Een verslag uit het Waterman-tijdperk

 

Een verslag uit het Waterman-tijdperk

 

(Boekbespreking geschreven onmiddellijk na de publicatie van het boek Welkomveld, 2014. Ik herinner me niet waar ik het zelf kan gepubliceerd hebben.)


Welkomveld: herinnering en inzicht. Verslag van een spirituele ontdekkingsreis (Welkomveld, Den Haag 2014) is een soort autobiografie van de schrijver, Geert-Jan Balvert (°1958-). Deze oud-hippie is nu  cultuurwetenschapper, leraar Duits, en spiritueel coach. Na veel omzwervingen is hij in Den Haag gaan wonen,  gelukkig getrouwd met een oer-Hollandse schone. Hun kennismaking en toenadering vormt de gelukkige afloop van dit boek. Maar voor het zo ver is, moet de held van het verhaal van alles doormaken. Als je ooit wil weten hoe de denkwereld van een spirituele zoeker eruit ziet, dan mag je dit boek niet ongelezen laten.

 

Bhagwan

Op het eerste gezicht is de as waarrond deze ontdekkingsreis draait, zijn zeer actieve betrokkenheid bij de beweging van Bhagwan Shree Rajneesh (1931-90), alias Osho, precies samenvallend met de jaren ‘80. Daarin werd de Indiase overlevering van verzaking aan de wereld gekoppeld aan de westerse humanistische psychologie met haar ideeën van zichzelf worden, taboes doorbreken en zich laten gaan. De Indiase buren van Bhagwans hermitage in Pune dachten er het hunne van, maar het soort westerlingen dat daar samentroepte was enerzijds vrank en anderzijds erg onwetend van de beschaving waaruit hun goeroe voortkwam. Levenslustige jongelui die zich daar van hun remmingen kwamen bevrijden (anders gezegd: rondneuken), noemden zich sannyasin, “verzaker”, “alles-weggooier”, hoewel hun levensstijl het tegendeel was van wat Indiërs zich bij die term voorstellen.

Dit boek geeft dan ook een beknopte inside-geschiedenis van de opkomst en ondergang van de Bhagwan. Begonnen als een kruising van allerlei Oosterse spirituele technieken met een modern-Westerse levensstijl van vrijheid-blijheid, kwam zijn beweging in handen van zijn privé-secretaresse Ma Anand Sheela (een echt Indiase naam, °Sheela Patel, Baroda 1950-, door huwelijk Silverman, later Birnstiel), die er een dictatuur van maakte. Vooral de verhuis van de Indiase stad Pune naar de Amerikaanse staat Oregon, waar op een uitgestrekt ranchterrein de stad Rajneeshpuram gebouwd werd, 1981-85, was onzalig en liep op een ramp uit. Geert-Jan Balvert had er naar eigen zeggen van het begin geen goed oog in. Hij noemde het zelfbewierokende weekblad Rajneesh Times “de Pravda” en beschrijft hier hoe de stad gaandeweg een totalitaire samenleving werd, met stelselmatige telefoontap, een paranoïde politiemacht en zelfs moordaanslagen. Het is vooral vreemd dat juist een beweging die haar succes aan haar zeer anarchistische benadering van de spiritualiteit te danken had, toen zo dictatoriaal uit de hoek kwam. Anderzijds is het zeer snel tot stand komen van een heuse stad wel een voorbeeld van hoe religieus enthousiasme mensen tot grootse daden kan motiveren. Zeg gewoon: “Work is worship”, en ze voelen zich extatisch terwijl ze zich gratis uitsloven.

Terloops vernemen we dat een Bhagwancentrum in Portland, de hoofdstad van Oregon, in 1983 doelwit werd van een moslimbomaanslag. De moslims haten hindoes, ook westerse quasi-hindoes, veel feller dan christenen. Maar ook de christenen waren verontrust door de kennelijke geloofsafval van zoveel westerse jongeren. Toch was, achteraf gezien, het experiment met de als utopisch bedoelde Bhagwanstad een godsgeschenk voor de Kerken: het besmeurde de Indiase religie waar vele ex-christenen mee dweepten, als een letterlijk gevaarlijke sekte.

Balvert woonde een tijdje in Rajneeshpuram, maar ging ervan walgen en trok er weg. Wel bleef hij nog enkele jaren binnen de beweging. Hij woonde opeenvolgend in een aantal Bhagwancommunes in Nederland en Zuid-Afrika. In 1985 ging Rajneeshpuram in schande ten onder, de Bhagwan keerde zich tegen zijn luitenants, en enkele kopstukken gingen drie jaar de gevangenis is. Bhagwan zelf kreeg ook zijn beurt: hij werd samen met talloze volgelingen wegens immigratiefraude de VS uitgezet. Na wat omzwervingen dook hij opnieuw in Pune op. Daar kwam Balvert opnieuw in de sfeer, maar na een tijdje had hij er ook daar genoeg van, en dit keer definitief.    

 

Intuïtie

In feite blijkt de Bhagwan-fase slechts een trigger voor iets diepers en in de kiem veel ouder binnenin onze schrijver, die al vroeg een merkwaardige (om niet te zeggen paranormale) intuïtie had. Zo “voelde” de nog piepjonge Balvert, toen hij en zijn Amerikaanse gelegenheidsvriendin in Marokko door hun gastheer een drankje voorgezet kregen, dat er iets niet pluis was. Zijn plotse en schijnbaar irrationele actie redde haar van een weinig benijdenswaardig lot. Op reis in Peru stapte hij door een voorgevoel op het nippertje niet op de trein die even later door een aanslag van het Lichtend Pad zou ten onder gaan.   

Met name kon hij heel wat informatie zichtbaar maken over de vorige levens van zijn naasten en hemzelf. Ik neem het voor wat het waar is, want hoewel ik zowel hier als in Azië voortdurend tussen reïncarnatiegelovigen vertoef, heb ik nooit iets meegemaakt dat op reïncarnatie wijst. “Als we dood zijn, is het gedaan”, zeggen vrijzinnigen, en wat mij betreft is dat evengoed mogelijk. Bij Balvert ligt dat heel anders.

Nog voor hij zich van de reïncarnatiedoctrine bewust was, merkte hij bij zichzelf al aandachtspunten en denkgewoonten die, naar hij later ging beseffen, eigenlijk naar zijn vorig leven verwezen. Ook eerdere levens daagden, ondermeer als Inca-krijger die door de Spaanse conquistadores gedood werd. Hij herkent een vriendin als zijn eigen bevelhebber in de Inca-militie. Als klein kind in de Achterhoek vlakbij Duitsland kreeg hij het gevoel, aan de verkeerde kant van de grens geboren te zijn. Als volwassene gaat hij zich dan gaandeweg herinneren dat hij een welbepaalde officier in de Wehrmacht in WO2 was.

Het Duitse leger, dat was nu niet de SS of de nazi-partij, maar toch behoorlijk gewaagd om daar in het New-Age-milieu mee uit te pakken. Er zijn er tientallen die hun graantje van het Holocaustkrediet willen meepikken door te verklaren dat ze in een vorig leven een kampslachtoffer waren; maar aan de foute kant gestaan hebben, dat was nog niet eerder vertoond. Het heeft wellicht met de evoluerende mentaliteit te maken: dertig jaar geleden zag men de oorlogsjaren nog zeer zwart/wit, vandaag is er meer oog voor de vele grijstinten, bv. een gedenkteken voor de Duitse soldaat die met zijn eigen leven enkele Nederlandse kinderen redde.

Balverts huidige leven wijst er ook helemaal niet op: beide ouders waren los van elkaar weerstanders in de oorlog, hijzelf was on the road sedert hij op zijn zestiende met school stopte, hij heeft bij Joden verbleven en behandelt hen nog steeds als vrienden, en hij heeft in Zuid-Afrika een tijd met een kleurlinge gevreeën toen dat onder de Apartheid nog verboden was. En dan de vrijheid-blijheid waarin hij veel consequenter was dan de meeste Bhagwan-adepten, die rechtvaardigingen bedachten voor zijn autoritaire marsrichting: politiek zou je hem op zicht ergens tussen  D’66 en Groen Links situeren. Niet echt hoe je je een Pruisische sabelsleper voorstelt.

Het is nog wachten op de zelfverklaarde herboren Adolf Hitler of Heinrich Himmler (die op zijn beurt naar eigen zeggen de wedergeboren keizer Heinrich II was), maar nu hebben we toch al een Mof die nog bij Arnhem gestreden heeft. Zijn vereenzelviging met een Duits officier is, wars van de tijdsgeest, eigenlijk wat te verwachten was: er moeten tenslotte miljoenen mensen gestorven en wederbelichaamd zijn die destijds aan het nazibewind of aan de Duitse oorlogsinspanning meegewerkt hebben. Het opent wel perspectieven. Nu de vraag op het VS-immigratieformulier “Hebt u deelgenomen aan de oorlogsinspanning van nazi-Duitsland of zijn bondgenoten?” stilaan zonder voorwerp wordt, kan daar een vraag aan toegevoegd worden: “Ook niet in een vorig leven?”

Eigenlijk heeft Balvert ook aan die mogelijkheid gedacht, al meteen toen hij pas zijn vorige identiteit was gaan beseffen. Maar de prille sannyasin werd door een gezel gerustgesteld: de rechters zouden zich geremd voelen door de vraag wat zijzelf allemaal in een vorig leven hadden uitgespookt. Bij het lezen gaat men zich gaandeweg afvragen: en ik, wat zou ik geweest zijn en gedaan hebben?

 

De grote vragen

De schrijver is wel een geluksvogel. Dit in de gewone zin: hij komt uit een welgestelde en liefhebbende familie, weet van aanpakken, komt altijd goed terecht, en heeft in minder monogame tijden nogal wat vrouwen in zijn bed gekregen, soms op hun eigen initiatief. Maar ook in occulte zin: zelfs de meeste reïncarnatiegelovigen in het Bhagwanmilieu hadden geen weet van hun eigen of andermans vorige levens, maar hijzelf begrijpt beter dan anderen waarom welke persoon wat doet, want hij kent (soms) hun voorgeschiedenis. Tja, het komt voor: de Boeddha beweerde zich al zijn vorige levens te herinneren, en bij elk verhaal uit het verre verleden vertelde hij erbij in welke incarnatie bij zich toen bevond. Zo ver gaat Balvert zeker niet, het is eerder een langzaam ontdekken; maar uiteindelijk komt alles aan het licht.

Hij heeft ook een positievere opvatting van wedergeboorte. De Boeddha beschouwde de wereld als een tranendal, en het doel van zijn meditatie is, het wiel van wedergeboorte te doorbreken en aan deze tredmolen te ontsnappen. Verder is de wet van karma een soort natuurwet: er is geen baardige Sinterklaas daarboven die beloningen of straffen uitdeelt, alleen een wetmatig gevolg van je eigen gedrag. Balvert daarentegen ervaart een lichtwereld, waar oude liefhebbende zielen de gestorvene voorbereiden op zijn nieuwe incarnatie, en waarin zielen een “levensplan” maken om “lessen te leren”. Van karma in de gebruikelijke zin is weinig spoor: vorige levens bepalen grotendeels de aandachtspunten van het huidige leven, maar van een compensatie voor goede of kwade daden is kennelijk geen sprake. Zijn versie loopt sterk gelijk met wat westerse regressietherapeuten en reïncarnatieonderzoekers rapporteren.

In de Bevrijding gelooft hij niet. Als je deze mengeling van westerse psychologenjargon met oosterse meditatie volgt, kan je Bevrijd definiëren als “zonder ego”; en zo gezien vallen de zogenaamd Bevrijde meesters, of althans degene die hij gekend heeft, door de mand. In India, waar de notie “Bevrijding” (of “Ontwaking”) ontstaan is, praat echter niemand over “ego”, een Freudiaans begrip dat tot het gewone spraakgebruik doorgedrongen is en weinig met de geestelijke weg te maken heeft. De westerse therapieën waarop vele Bhagwanpraktijken gebaseerd waren (“encountergroepen”, “dynamic meditation” met veel gespring  en geschreeuw) waren erop gericht, overspannen mensen weer normaal te maken, terwijl oosterse meditatietechnieken erop gericht zijn, normale mensen tot de Bevrijding te brengen. Ik denk niet dat je die twee dooreen moet mengen. Laat hij eens denken aan Swami Premananda zaliger, bij wie hij verbleven heeft, of anderen die ginds als Bevrijd gelden: hun status kan ik niet beoordelen, maar hun sterke positieve uitstraling is onmiskenbaar. Balvert zal er vermoedelijk veel gevoeliger voor zijn dan ondergetekende steenrots, maar zelfs ik kan ervan getuigen.

Dat is dan ook mijn enige kritiek, oriëntalist zijnde, op Balverts verhaal. Op het einde waagt hij zich aan een ontleding van het einddoel van de spiritualiteit, en daar zie je de beperking van de school die hem het meest getekend heeft. Het Bhagwan-denken trok postchristelijke westerlingen aan omdat het zich, net als zijzelf, ergens halfweg bevond. Complexloze westerlingen vonden het maar vreemd; zelfs zonder de misdadige uitwassen noemden ze het een “sekte”. Oosterlingen vonden deze erg lichamelijke sannyasins gewoon te weinig spiritueel. Ze mikten te laag, waren te veel met hun eigen opwellingen bezig, aanvaardden de leefregels niet die met het geestelijke streven nu eenmaal samenhangen. Zowel in het Oosten als in het Westen kon men zich alleszins niet voorstellen dat een spirituele meester met een vloot Rolls Royces uitpakt, zoals de Bhagwan deed.

Niemand hoeft louter op gezag Balverts getuigenis voor waar aan te nemen; dat is wel het laatste dat hijzelf zou willen. Maar als kennismaking met een zoektocht in de geestelijke wereld, met ontdekkingen in een dimensie die voor de meesten van ons gesloten blijft, is dit boek beslist een aanrader.