Islamo-gauchisme aan de universiteit
(Doorbraak,
26 maart 2021)
Een maand
geleden had Frédérique Vidal, minister van Hoger Onderwijs, aan het Centre National
de Recherche Scientifique gevraagd om een onderzoek in te stellen naar het islamo-gauchisme
aan de universiteiten. Dat CNRS bestaat echter uit hetzelfde soort mensen die bedoelde
islamo-gauchisme belichamen en uitdragen; dezelfden die massaal een open brief
ondertekend hebben waarin met haar initiatief de draak gestoken wordt, en haar
ontslag geëist. De term zou uit de koortsige samenzweringsvoorstellingen van
extreemrechts voortkomen en daar best naar teruggestuurd worden, zo luidt het. We
moeten van dat onderzoek, als het er al komt, dus niet te veel verwachten.
Andere
intellectuelen hebben dat verschijnsel nochtans terdege vastgesteld. De term
‘islamo-gauchisme’ is gelanceerd door politoloog Pierre-André Taguieff, en
we vinden een definitie bij geschiedkundige Jacques Julliard (La Revue
des Deux Mondes): ‘een gedachtenstroming die de herleving van de islam en
de opgang van het islamisme als zeer interessante elementen van kritiek op het neokapitalisme
beschouwt en hen, in zekere zin, in de plaats stelt van de klassieke
klassenstrijd en het proletariaat, die hen die daarop rekenden teleurgesteld
heeft’. (Dan maar op zoek naar een nieuwe groep Verworpenen der Aarde.) En algemeen Onderwijsminister Jean-Michel
Blanquer heeft het islamo-gauchisme ‘een onbetwijfelbaar maatschappelijk feit’
genoemd.
Het zijn dus niet alleen samenzweringsdenkers
op Twitter die het spook van het islamo-gauchisme gewaar worden. De
krachtsverhoudingen zijn echter zodanig
dat gezaghebbende getuigenissen niet helpen. Frédérique Vidal is onder de
ongenadige druk van de islamo-gauchistische academici olie op de golven gaan
gooien. Ze zegt nu enerzijds ‘het idee te willen deconstrueren als zou er over
bepaalde onderwerpen een eenheidsdenken bestaan’, hoewel anderzijds toch ‘het
ideeënpluralisme aan de universiteit te willen beschermen’. Dat tweede is nog
steeds mooi, maar het impliceert het omgekeerde van het eerste: je moet juist
vrank het allesoverwoekerende eenheidsdenken bij de naam noemen om het gewenste
pluralisme te kunnen herstellen. Maar nee, dus: de minister besluit dat dat onderzoek
eigenlijk toch ‘geen prioriteit van deze regering is’. Zo zal het
islamo-gauchisme, zelfheerlijk na deze overwinning, verder om zich heen
grijpen.
Uit de hele westerse wereld vallen voorbeelden te sprokkelen van hoe gevestigde en opklimmende academici de zaak van de islam bepleiten en elke leerstellige of maatschappelijke kritiek op de islam afblokken of ex cathedra belachelijk proberen te maken. Kritisch grondslagenonderzoek van de traditionele islam is sedert de generatie van wijlen professoren Hans Jansen en Urbain Vermeulen praktisch taboe. Zij hadden het geluk dat ze al binnen waren vooraleer de duisternis van het eenheidsdenken neerdaalde. Vermeulen ontsnapte trouwens niet aan een sanctie van de KUL-overheid om zijn standpunten, maar werd in de beroepsprocedure in ere hersteld. Het is niet zeker dat dat vandaag nog zou gebeuren. De KUL heeft inmiddels wel de Fethullah Gülen-leerstoel (2010-20, naar de Turkse islamist die later bij Recep Tayyip Erdoğan in ongenade gevallen is, en featuring prof. Johan Leman) en een imamopleiding ingericht.
Het is buiten het universitaire circuit dat
wetenschappelijk gefundeerde islamkritiek nog een kans maakt. Maar niet zonder
banbliksems vanuit de academische wereld. Zo zijn de islamboeken van Robert
Spencer zeer goed onderbouwd, maar zijn studiecentrum JihadWatch is het
onderwerp geweest van een sessie op het jaarlijks congres van de
agendabepalende American Academy of Religion, waar alle panelisten tegen hem
waren en in alle ernst de onzinterm ‘islamofobie’ als diagnose gaven. Ook daar
was de Deense cartoonaffaire in 2006 voorwerp van een paneldiscussie, met weer
eens alle zes panelisten in één kamp, namelijk tegen: ‘Ik ben voor de vrije
meningsuiting, maar…’ In de toonaangevende meningvorming over het islam is ‘eenheidsdenken’
geen ijdel woord.
Velen gaan verder en doen mee aan het offensief
naar institutionele opgang van de islam, zoals prof. Susan Rutten van de
Universiteit Maastricht die in 2017 verklaarde: ‘Nederland moet onderdelen van
de sjari’a in het wetboek zetten’. In dit opzicht vervult de universiteit de
van haar verwachte rol, het multiculturalistische regeringsbeleid van wat
academische muziek te voorzien, zonder valse tonen.
Er zijn nog
islamkritische professoren, maar steevast speciale gevallen. De
Nederlands-Berlijnse hoogleraar Ruud Koopmans signaleert onbevreesd en
onweerlegbaar enkele zorgwekkende tendenzen binnen de Europese islam,
informatie die binnen het kraam van de ‘rechtse’ partijen past, maar hij
doceert dan ook geen islamkunde, is ook al binnen van net vóór de grote
muilkorf toeklapte (°1961), en had als socioloog eerst naam gemaakt met minder
controversiële onderwerpen. Dat is meestal hoe er nog wel wat mogelijk is:
eerst een vaste benoeming verwerven en daarna pas verboden standpunten (die men
ofwel eerst onder de korenmaat hield, ofwel later pas ontwikkeld heeft) innemen.
In India, waar het taboe op vrijmoedigheid al van in de jaren 1970 geldt,
maakte geschiedkundige Kishore Saran Lal eerst naam met fraai salonboeken als The
Moghul Harem, om pas einde carrière ontluisterende onthullingen over het
moslimbewind te gaan doen.
We citeren ook
graag de Syrisch-Duitse hoogleraar Bassam Tibi: ‘De politiek-correcte terreur
was nog nooit zo sterk en dat zal niet snel veranderen. Ik zie dat Europa
zelfmoord pleegt. Kijk naar de demografische ontwikkelingen: over een aantal
jaren zijn grote delen van Europa overwegend islamitisch.’ Zijn hele loopbaan
lang heeft hij de moderne vrijheid boven de verstikkende islam gesteld, doch
door zijn Arabische afkomst was hij betrekkelijk ongenaakbaar. Maar voor de
woke-brigade was hij natuurlijk een ‘native informer’ (inlandse collaborateur
met de kolonisten), een ‘kokosnoot’.
De woestijn is
in opmars.