(TeKoS, herfst 2019)
(In 2007 heb ik een levensreddende
hartoverplanting ondergaan, die uitgevoerd werd door een chirurge en waarbij
het hele proces in handen was van een cardiologe, allebei hoogbekwaam en
allebei vrouw. Verre van mij om het talent van vrouwen te geringschatten. Maar
ontzag voor vrouwen is niet hetzelfde als feminisme.)
Cordelia Fine, auteuse van Testosteron
Rex. De Genderdermythe, is een feministische psychologe. In dit boek
betwist ze de biologische basis van het verschil tussen de geslachten, met name
de onderscheidende invloed van het mannelijk hormoon testosteron.
Zelf is dat weer een gevolg van het
ingeboren XY-chromosomenpatroon dat de man definieert, ook weer biologisch.
Maar in zekere zin is het hormoon fundamenteler: als je een mannelijk individu
zijn testosteronproductie ontneemt, scheikundig of door operatie, boet hij
ondanks zijn XY-genen in aan mannelijke eigenschappen als agressie en
vrijheidsdrang, en wordt hij gedweeër, als een vrouw; en omgekeerd, als je een
vrouw testosteron inspuit, krijgt of versterkt ze mannelijke kenmerken als
beharing of een zwaardere stem. Het testosteron kon dus dienen als samenvatting
van het biologisch verklaringsmodel voor de sekseverschillen.
Vrouwen klagen erover dat zijzelf inzake
rolpatronen wel veranderen (van de menstruatiekringloop tot de mode, het is
sinds mensenheugenis normaal voor vrouwen om te veranderen, zoals de
maan), maar dat mannen vasthangen in de oude rolpatronen: “De man is een
dinosaurus.” Wel, zegt de klassieke biologie, dat komt door de niet-veranderende,
niet aan ideologische koerswijzigingen gevoelige veroorzaking van mannelijkheid
door het hormoon testosteron. Dat geldt sinds vele duizenden generaties en voor
duizenden soorten. Dat koeien in gedrag verschillen van stieren, is niet het
gevolg van seksistische scholing of indoctrinatie door hun maatschappij, maar
is bepaald door biologische factoren.
Die waarheid als een koe staat als een
huis, en toch menen feministen het beter te weten: on ne naït pas femme, on
le devient (Simone de Beauvoir). Het dominante verklaringsmodel van het
feminisme is dan ook het sociaal constructivisme, terwijl het de sociobiologie
verkettert. Vol zelfvertrouwen poneert Cordelia dan ook dat zij de hele
geschiedenis van het leven gaat veranderen door een einde te stellen aan de
doorslaggevende rol die aan het geslachtshormoon toegeschreven wordt.
Zoals
zij van een andersdenkende collega citeert: “Als we de diverse kloven op de
werkvloer en daarbuiten zouden moeten samenvatten in één woord, zou dat woord
niet discriminatie zijn, maar testosteron.” Ze erkent dat ook,
maar alleen als een op te lossen probleem: “Telkens we spreken over
sekseongelijkheid en wat we eraan kunnen doen, is Testosteron Rex het paar
olifantenballen in de kamer.” (Waarom we daar wat aan zouden moeten doen, wordt
hiet uitgelegd, het boek is blijkbaar voor haar egalitaristische geestesgenoten
bedoeld) “Dit boek zal aantonen dat Testosteron Rex het telkens weer bij het
verkeerde eind heeft.” (p.16) Dat belooft.
Partijdig
Testosteron Rex is als titel knap gevonden; hij is dan ook door een mannelijke
vriend van de schrijfster bedacht, bioloog Richard Francis (p.197, dankwoord).
Ook haar onderzoek is niet echt origineel, het is eerder een metastudie, een
overzichtsbespreking van bestaande bio-, socio- en psychologische onderzoeken
over de aard van en de verhoudingen tussen de geslachten. Dat is op zich
natuurlijk verdienstelijk, maar we merken al spoedig dat haar duidingskader
uiterst partijdig is, namelijk in zogenaamd progressieve of linkse zin. De term
“links”, vaak ten onrechte als achterhaald bestempeld, gaat over gelijkheid (en
“rechts” over al het andere: zowel de weigering en bestrijding van de
gelijkheid, alsook alle rivaliserende waarden, zoals de natie of de eeuwige
zaligheid), en daarvan is het feminisme één dimensie.
Dat blijkt al vanaf de ondertitel:
‘gendermythe’ wordt alleen gebruikt door wie zich eerst al tot het begrip
‘gender’ (als niet-biologische, louter sociaal geconstrueerde dimensie van
geslachtelijkheid) bekeerd heeft, Cordelia’s eigen soort dus. Zelf heb ik me
over dat modieuze begrip nog nooit aan eender welke opvattingen, realistische
of mythische, bezondigd. En ik kan uit ervaring getuigen: we kunnen best zonder
die nieuwlichterij. Wat dan de “mythe” van het geslachtsverschil betreft:
miljoenen generaties van geslachtelijk gedifferentieerde dieren- en
plantensoorten weten het echt wel beter dan de zeer minoritaire en efemere
geslachtsnegationistes. Dat stieren van koeien verschillen, allemaal in
dezelfde zin, komt niet doordat hun een “mythe” aangepraat is.
Het biologisch gedetermineerde
geslachtsverschil bij dieren schijnt het feministisch wereldbeeld nauwelijks te
deren. Over de afwezigheid van het dier tussen mens en dode voorwerpen in het
wereldbeeld van Jean-Paul Sartre zei men ooit: “Il n’y a pas de chiens à
Saint-Germain.” Ook hier geldt zoiets: de bourgeois-juffers die zich tot het
feminisme bekennen, hebben blijkbaar nog nooit hun handen vuilgemaakt om pakweg
een koe te melken.
De partijdigheid van de schrijfster in
cultuurmarxistische zin verklaart de gunstige recensies in De Volkskrant
en andere media van het Bestel. Op zich juist weergegeven feiten krijgen in dit
boek onjuiste, ideologisch voorspelbare conclusies mee, en dat is De Standaard een (even voorspelbare)
instemmende recensie waard. Gegeven deze gunstige pers, ga ik niet meer doen
dan het evenwicht herstellen door het boek wat onbevangener tegen het licht te
houden. Op haar beurt bevrijdt die warme atmosfeer vol loftuitingen ons van een
hoffelijkheidsreden om ons in de kritiek op haar these in te houden.
Feminisme
Cordelia kan er weinig aan doen, maar haar
ideologische stroming is bij buitenstaanders niet erg populair, en dat geldt
niet alleen voor moslims. (Merk op dat we voor de gelegenheid de traditionele
conventie volgen: een man wordt bij afkorting met zijn familienaam genoemd, zoals
een beroemdheid, en een vrouw met haar voornaam, zoals huispersoneel.)
Het feminisme heeft bij conservatieven al
lang de slechte reputatie, het gezin als instelling enorme schade toegebracht
te hebben. De laatste tijd heeft het ook een reputatie van onsamenhangendheid,
wensdenken en meeloperij verworven. Waarnemers hadden al een tijdje begrepen
dat het feminisme binnen het spectrum van klaagvertogen onderaan de ladder
staat, zodat bv. anti-donker racisme als veel erger geldt dan seksisme, en
bijgevolg zelfs de krasse lofzang op verkrachting door zwarte rappers boven
kritiek verheven is. Kijk eens hoe goed vrouwen nog steeds zijn in zichzelf
wegcijferen. Maar nu komen de feministen er nog eens zelf openlijk voor uit om
bv. de suprematie van de islam boven vrouwenrechten te plaatsen. Zij verdedigen
nu zelfs het islamitische recht op vrouwenbesnijdenis, goedgepraat door
topfeministen als Germaine Greer als niet meer dan een schoonheidsoperatie.
Goed, de oude Europese samenleving had dan
geen vrouwenstemrecht noch gelijk loon voor gelijk werk (stof genoeg voor een
eerste en tweede feministische golf), maar ze beoefende tenminste geen
meisjesverminking. In alle premoderne Europese (christelijke én
heidense) en islamitische verslagen over een verblijf van de auteur in de
andere samenleving, lang vóór het feminisme, merken de auteurs het alomtegenwordige
feit op dat vrouwen in Europa veel vrijer en mondiger zijn dan in de moslimwereld.
Er was het cultuurmarxisme inbegrepen het hedendaagse stadium van het feminisme
voor nodig om naar een nog veel vrouwvijandiger cultuurfase terug te keren, die
geacht wordt ons een bevrijdend stuk heiligverklaarde diversiteit te bezorgen.
Gelukkig hoeven we Fine niet op zulke krasse
stellingname te pakken. Bij haar gaan de feministische overdrijvingen gewoon heel
braafjes om een minder dan wetenschappelijk standpunt over een fundament van
het geslachtsverschil: de geslachtshormonen. Let wel, op de meeste bladzijden
van dit boek kan je heel wat wetenschappelijk jargon en feitenmateriaal leren
over neuronen, celmembranen, laboratoriumexperimenten enz. Qua rauwe gegevens
over wetenschappelijke onderzoeksresultaten is dit een rijk gestoffeerd boek,
met talloze verwijzingen en voetnoten, wat op leken wel indruk zal maken.
Maar achter die tentoongespreide
wetenschappelijk weetjes ligt een doctrine die fundamenteel
anti-wetenschappelijk is. Haar feitenmateriaal is doorgaans onbetwistbaar, maar
het bewijst niet dat wat zij zo gretig wil aantonen, namelijk dat het
geslachtsverschil hoofdzakelijk sociaal geconstrueerd is. Elke boerin met een
kippenhok had haar dat kunnen vertellen.
Bijvoorbeeld, naast de vraag waarom of
waarin de geslachten zo verschillen, verkiest zij de complementaire vraag “hoe
het komt dat mannen en vrouwen zich zo vaak hetzelfde gedragen”. (p.177) Daarop
worden weer heel academische studies aangehaald, maar het gezond boerenverstand
heeft zo al een groot deel van het antwoord. Zoals iedereen kan zien, hebben
mannen en vrouwen vanalles gemeenschappelijk: twee armen, een hoofd enz. zelfde
spierstructuur, hoewel wat sterker of wat minder sterk; een huid, hoewel wat
meer of wat minder behaard, enz. De primaire en zelfs de secundaire
geslachtskenmerken vormen maar een klein deel van het geheel. Er is dus ook
niets op tegen dat de maatschappelijke rol van de geslachten wat aan evoluties
onderhevig is, maar alleen binnen een zekere bandbreedte, want terwijl wij even
op de gelijkenissen focusten, blijven de verschillen natuurlijk ook bestaan. Alle
whataboutery over de gelijkenissen is wel aardig en doorgaans ook geldig,
maar verandert niets aan het wetenschappelijke feit van het verschil.
Promiscuïteit
Cordelia besteedt veel aandacht aan het
beeld dat mannetjesdieren veel minder moeten investeren in voortplanting dan
wijfjes. (Maar veel meer in het vinden van een partner. Wanneer een feministe
voor de zoveelste keer klaagt dat ze “niet inziet waarom mannen met veel
partners bewondering oogsten en vrouwen niet”, dan dient zij te in te zien
dat een vrouw veroveren een hele prestatie vergt, terwijl als vrouw een man in
je bed krijgen spotgemakkelijk is.) Inderdaad, de stier, althans na zijn
overwinning op zijn rivalen, bevrucht al spelend een hele kudde koeien, die elk
op zich jaren werk hebben aan de kalveren; en dat ideaalbeeld bestaat ook onder
mensen, hoewel alleen de succesvolsten het waarmaken. Vandaar de gedachte dat
de vrouw van nature monogaam is, of alleszins bescheiden in haar seksuele
appetijt, en dat de man in wezen polygaam is.
Hij is onderhevig aan de “wet van Zorba de
Griek”. Die zegt aan de hoofdfiguur van de gelijknamige film, wanneer die
twijfelt of hij op de kennelijke belangstelling vanwege een vrouw zal ingaan:
“Er is maar één zonde die God niet vergeeft: als een vrouw je naar haar bed
roept en je gaat niet.” De man moet dus altijd paraat zijn, want evolutionair hebben
de mannetjes die elke kans grepen, zich het meest voortgeplant. Daarom ook
blijkt uit onderzoek naar seksuele voorkeuren dat waar vrouwen het meest dromen
van één bepaald soort man (diepe stem, zin voor humor, enz.), mannen het meest opgewonden
raken van niet een bepaald soort vrouw, maar wel telkens van een nieuwe
vrouw.
Bij vrouwen wordt promiscuïteit dan ook
vaak begrepen als het gevolg van een ongewoon hoog testosterongehalte.
Bijvoorbeeld, voor wat het waard is, een bevriend schaker beaamde dat schaken
een bij uitstek mannelijke sport is, waar een genadeloos killer-instinct bij
nodig is; en gaf als zijn ervaring dat de weinige vrouwen die graag en goed
schaken, temperamenteel een overmaat aan testosteron lijken te hebben; en dat
dat ook hieruit blijkt, dat zij typisch erg promiscu zijn.
Cordelia argumenteert daartegen dat bij de
mens de investering van een man in monogamie en plichtsbewust vaderschap doorgaans
evenveel opbrengt voor zijn voortplanting (namelijk veiliger en kwalitatiever
opgroeien van de jongen, dus meer overlevingskansen en een betere toekomst) als
ontrouw om “zijn zaad te spreiden”. Vaak gebruikt zij het argument dat gedrags-
en rolverdelingspatronen bij de ene soort niet bij de andere van toepassing hoeven
te zijn (bv. van rund naar mens), en in dit geval is dat ook heel zinnig. De
mens verschilt heel erg van andere diersoorten in de noodzaak aan bescherming
en opvoeding van de kinderen, en daardoor verandert de relatie tussen de ouders
aanzienlijk. Men ziet deze evolutie al wanneer men lagere met hogere
diersoorten vergelijkt: vissen verspreiden massa’s eitjes en kijken er verder
niet naar om, terwijl zoogdieren hun enkele jongen een tijd zogen, beschermen
en vaardigheden bijbrengen. Bij de menswording is die evolutie enorm versneld,
en daarom kan een vader beter in kwaliteit door opvoeding dan in kwantiteit via
promiscuïteit investeren.
Maar ook waar zij gelijk heeft, valt het
voorbarige gekoketteer met het etiket “wetenschappelijk” op. Zij stelt vast dat
mannetjesdieren voor de seksuele selectie vaak zwaar investeren in
aantrekkingsmiddelen, bv. de pauwenstaart (terwijl wijfjes dat meestal niet
hoeven te doen, al investeren zij dan weer in hun nageslacht). Wat dan de mens
betreft: “Vroeger overheerste een Testosteron-Rexvisie op seksuele selectie
waarin (...) sportwagens gelden als de pauwenstaart waarmee competitieve mannen
de concurrentie aangaan om toegang tot vruchtbare baarmoeders te krijgen. Deze
opvatting heeft het psychologische fundament voor sekseongelijkheid gelegd. De
wetenschap heeft echter allang afscheid van deze gedachte genomen.” (p.56) Hier
neemt zij toch wel een groot voorschot op de aanvaarding van haar eigen
stellingen. Waarnemers van het ware leven menen te weten dat sportwagens en
ander statusvertoon nog steeds een reële aantrekkingskracht uitoefenen; en dat
sekseongelijkheid een dieper fundament heeft dan verhalen over sportwagens.
Ongecijferd
Lang geleden kreeg ik tijdens mijn leergang
Chinees een verhaaltje te lezen over een man die per koets langs de keizerlijke
steenweg reed die noord en zuid verbond. Hij stopte aan een herberg. De
herbergier had hem zien aankomen en vroeg hem waarheen de reis ging. “Ik trek
naar Nanjing in het zuiden”, zei de reiziger. “Maar zo zul je er niet komen”,
zei de herbergier. “Hoezo?”, wierp de reiziger tegen, “ik heb de beste
koetsier, en een gloednieuwe koets! Waarom zou ik er niet geraken?” “Omdat je
naar het noorden rijdt!”
Je kan nog zoveel middelen mobiliseren, in
dit geval een overmacht aan academische weetjes en vertrouwenwekkende
verwijzingen, maar als je algemene boodschap niet in orde is, zal dat alles je
niet veel helpen. De juiste oriëntatie is belangrijker dan een veelheid aan
snufjes. De man die te voet richting Nanjing ging, zou er lang over doen, maar hij
zou er wel geraken; maar de man die de verkeerde richting op reed, mocht nog zo
professioneel uitgerust zijn, hij zou zijn doel nooit bereiken.
Bijvoorbeeld, lang geleden werd een
feministe op Radio 1 geïnterviewd. Haar zending bestond erin, het eeuwenoude begrip
van wat “mannelijk” en wat “vrouwelijk” is, dooreen te gooien. Aldus
bijvoorbeeld de door de interviewster als feit aangehaalde indruk dat zowel
mannen als vrouwen automatisch met een diepere, mannelijkere stem gaan spreken
wanneer zij iets belangrijks te zeggen hebben. Bekend voorbeeld is Margaret
Thatcher, die zich op een diepere stem ging trainen naarmate zij in haar
politieke loopbaan hoger mikte. Dat kon onze deskundige niet ontkennen, maar:
“Een acteur, die kan toch een ander soort stem fingeren, naar wens hoger of
lager.” Natuurlijk, daar is hij juist acteur voor: om rollen te spelen die niét
de werkelijkheid zijn. Zo is dus ook de geacteerde inwisselbaarheid van de
geslachten, bv. door travestieten, wel fingeerbaar maar niet de werkelijkheid. De
professionele vaardigheid van de acteur vergt jaren oefening, maar ook na die
ontplooiing van deskundigheid is zij niet tegen de natuurwetten opgewassen.
Tegen de natuur in klampen feministen zich
sinds lang vast aan dergelijke strohalmen. Doorgaans lijden die aan in het oog
springende intellectuele fouten. Veel voorkomend zijn de tekenen van ongecijferdheid,
een ziekte die ook bij mannelijke cultuurstrijders de duiding van statistische
gegevens blijkt te verkleuren, maar die in het feminismedossier wel erg
flagrante proporties aanneemt. Zeg bijvoorbeeld dat “mannen gemiddeld groter
zijn dan vrouwen”, en gegarandeerd wijst een flauwe plezante of een opstandige
feministe naar de grootste vrouw in het gezelschap: “Kijk, zij is toch groter
dan vele mannen? Zie je wel dat je schatting maar een vooroordeel is?”
Statistici wisten heus wel dat sommige vrouwen groter zijn dan sommige mannen,
of zelfs dan het totale gemiddelde, maar ook en onverminderd dat de gemiddelde
vrouw onverminderd kleiner is dan de gemiddelde man.
Hoewel dit boek veel wetenschappelijk
jargon bevat, lijdt het in wezen aan dezelfde kwaal van ongecijferdheid. Regelmatig
wordt uit “niet helemaal” onterecht “helemaal niet” afgeleid. Voortdurend vind je in het feministisch
vertoog gesmokkel met uitzonderingsgevallen (nl. niet-toepasselijkheid van het
gewone patroon van man/vrouw-verschillen ten gevolge van andere factoren dan de
geslachtshormonen) die dan een eind verder geacht worden een stevig gevestigde
regel over de hormonenwerking te ontkrachten. Een bekend voorbeeld van de
hyperfocus op uitzonderingen is de soort van de zeepaardjes, waar het het
mannetje is dat een tijdje de bevruchte eitjes bij zich draagt; aardig, maar
wel degelijk uitzonderlijk, geenszins regel. Wanneer in het labo
mannelijke knaagdieren alleen met jongen, en zonder wijfjes, opgesloten worden
(iets wat je bij een aantal diersoorten niet moet doen, waar de wijfjes de
mannetjes ver moeten houden van de jongen), dan “zie je dat het mannetje de pup
op dezelfde manier ‘bemoedert’ als vrouwtjes dat doen. Feminisme – seksuele
selectie 1-0.” (p.186)
Voorzover juist, is dat een weinig
sensationele toepassing van het overal in de natuur voorkomende aanpassingsvermogen.
Een voorbeeldje uit duizenden: een tijger is een landzoogdier, maar tijdens
zijn evolutie heeft hij leren zwemmen, en bij gelegenheid doet hij dat ook;
echter zonder dat daarom het verschil met een dolfijn verwaarloosbaar wordt.
Uit het feit dat de vader in uitzonderlijke omstandigheden de rol van de moeder
kan overnemen, volgt helemaal niet dat hun beider rollen in het algemeen
inwisselbaar zijn.
Een favoriete retorische wending die erop
wijst dat een verdedigde zaak niet zo stevig staat, is de herhaalde bewering
dat ze heel “ingewikkeld” is, veel meer dan je eigen liegende ogen kunnen zien;
een nevel van onduidelijkheid die een duidelijke beoordeling moet voorkomen.
Hier bijvoorbeeld luidt het dat “de hoeveelheid testosteron die in de bloedbaan
circuleert slechts één onderdeeltje is van een uiterst complex systeem”, zoals
“de omzetting naar oestrogeen, de hoeveelheid aromatase om dat te laten
gebeuren, de hoeveelheid oestrogeen die de hersenen zelf produceren, het aantal
en de aard van de androgeen- en oestrogeenreceptoren, waar ze liggen, hoe
gevoelig ze zijn”. (p.131) Dat zal wel, en bv. het effect van de halvering van
die testosteronspiegel zal ingewikkelder zijn in haar werking dan dat ze lineair
tot een halvering van de mannelijkheid zou leiden – maar tot een vermeerdering
daarvan zeker ook niet. Nergens blijkt uit haar verhaal dat je testosteron door
zijn tegendeel of door nog iets anders kunt vervangen zonder dat er in het
werkelijk geobserveerde gedrag iets verandert. Testosteron werkt, en zo ver wil
ze ook niet gaan om dat in de bespreking van onderzoeksresultaten openlijk te ontkennen.
Wat haar hond overkwam
Soms zijn eenvoudige en daarom algemeen
aanvaarde intuïties wetenschappelijk onjuist, bv. iedereen kan met eigen ogen
zien dat de zon rond de aarde draait, en toch kon Copernicus aantonen dat het
de aarde is die rond de zon draait. Dat beroemde voorbeeld geldt voor academici
als vrijbrief om het gezond verstand te kleineren en allerlei contra-intuïtieve
stellingen te poneren, bv. dat het verschillende gedrag van stieren en koeien
niet door geslachtshormonen maar door maatschappelijke conditionering
veroorzaakt wordt.
Alhoewel, dat gelooft ze zelf niet. Ze
begint haar boek met een anekdote te vertellen, een gezinsmoment toen ze
aankondigde dat ze de hond ging laten castreren. (p.7) Wat een anekdote in een
boek over testosteron. En welke commentaar is dat voorval waard? Voor haar niet
meer dan een ontboezeming over haar smaak. Haar zoon stelde toen voor om de
ballen vervolgens op te zetten en het eindproduct als sleutelhanger te
gebruiken, maar zij pleitte daartegen, want ze wou niet de stereotiepe
feministe zijn die dagelijks tegen die trofee van een paar geknipte ballen
aankeek. Interessant, maar in de context van een boek over geslachtshormonen
laat ze een veel belangrijker implicatie onbesproken. En dat is dat zij, net als
de eerste landbouwers die tienduizend jaar geleden liever een gedweeë os dan
een gnuivende stier voor hun ploeg spanden, nog onverminderd gelooft dat er een
cruciaal verschil is tussen “met testosteron” en “zonder testosteron”. Als Cordelia echt haar eigen verhaal geloofd
had, zou ze de ontmanning of “detestorenonisering” van haar hond overbodig
gevonden hebben: het maakt immers toch geen verschil.
(Een meta-bedenking. Deze denkfout van haar
is typisch vrouwelijk. Ze begint over haar goestinkjes, en aangezien de vrouw
van nature narcistisch is en in de spiegel kijkt om zich af te vragen hoe ze op
anderen overkomt, hebben galante heren daar begrip voor. Ze begint echter niet
over de hoofdzaak, namelijk de vernietigende logische implicatie van haar eigen
feitelijk gedrag op de stellingname waaraan ze een heus boek gewijd heeft.
Mannen vleien zich dat zij -- dankzij de testosteron -- de gave des
onderscheids tussen hoofd- en bijzaken hebben, in dit geval geen persoonlijke
goesting maar wel de wetenschappelijke impact. Kinderen en vrouwen, die volgens
Thomas van Aquino halfweg het kindstadium zijn blijven steken, veronachtzamen
de hoofdzaak nogal eens om dan dwaallichtjes achterna te lopen, en rekenen op
mannen om de blik op het einddoel gericht te houden.)
Testosteron leidt wel degelijk tot allerlei
geslachtsverschillen en daardoor ook tot de communicatieproblemen tussen man en
vrouw. Daaraan verdienen tal van schrijvers van popboeken, genre Mannen
komen van Mars, vrouwen komen van Venus, of Waarom mannen niet luisteren
en vrouwen niet kunnen kaartlezen (langer lijstje op p.12). Maar of al die
misverstanden echt door de geslachtshormonen komen? Over de talloze kinken in de
kabels die man en vrouw verbinden, luidt Cordelia’s slotzin: “Laten ze niet
langer de schuld geven aan Testosteron Rex. Want die koning is dood.” (p.194;
de overblijvende 62 pp. zijn eindnoten en biblio.)
Dat zegt ze na een heel boek van echte of
gedroomde verwikkelingen op te voeren die de impact van de geslachtshormonen
wat relativeren door er culturele factoren bij te halen, maar zonder ook maar
één keer aan te tonen dat een testosteroneffect echt anders is dan klassiek
voorgesteld. Een blik onder de microscoop onthult wel wat meer detail dan
algemeen bekend, maar fundamenteel verandert
er niets. Elk mannelijk chauvinistisch zwijn zal tevreden, en zonder enige
verrassing, vaststellen dat ook na al Cordelia’s vermakelijke doch
ongevaarlijke plaagstootjes, Testosteron Rex onverminderd overeind staat.
Proportionaliteit
Wel is juist dat het klassieke
rollenpatroon zoals wij het ons van recente generaties herinneren, een
overdrijving bevatte en daarom een correctie behoeft. In georganiseerde
maatschappijen blijkt een natuurlijk verschil van meer/minder geradicaliseerd
te worden tot alles/niets. Dat was de culturele overdrijving van een biologisch
bepaald verschil. Aan dat biologisch verschil kunnen we niets doen en moeten we
ook niets doen, maar die culturele overdrijving mag wel bijgesteld worden.
Minder vrouwen dan mannen stellen belang in
politiek, hebben er een mening over, of willen eraan deelnemen. Maar het
actieve en passieve stemrecht werd aan álle vrouwen ontzegd. Veel minder
vrouwen dan mannen voelen zich tot een militaire loopbaan aangetrokken, maar
geen enkele vrouw werd tot het leger toegelaten.
Primitievere maatschappijen zijn daarin
flexibeler en realistischer. De Vedische inwijding, een vierduizend jaar
geleden, met als teken de “heilige draad” (een drievoudige draad hangend van
linkerschouder naar rechterheup), was oorspronkelijk voor zowel meisjes als
jongens; maar werd recenter tot jongens beperkt, die later bij hun bruiloft ook
de eigenlijk voor hun vrouw bestemde draad omgehangen kregen. Vedische zieners
konden ook vrouwen zijn: een kleine minderheid, omdat vrouwen doorgaans van vóór
hun twintigste al door kinderlast beperkt werden, maar ze bestonden en werden
als vanzelfsprekend aanvaard. Net zoals in een moderne doch vrije samenleving
(d.i. zonder socialistische quota) de vrouwen een minderheid onder de
bedrijfsleiders of de politici vormen, maar wel normaal gevonden worden.
Echter, in de tussenliggende periode werd meer/minder tot alles/niets
geradicaliseerd, en het is goed dat er vandaag een terugkeer plaatsvindt tot
natuurlijker verhoudingen.
In die zin is vrouwenemancipatie een
welkome gezonde evolutie. Iets anders is de geforceerde gelijkheid die nu
nagestreefd wordt. De visie van Cordelia Fine en andere feministen heeft
inmiddels in vele landen een officiële status verworven. Terwijl meisjes uit
zichzelf veel vaker voor studies leidend tot zorgende beroepen kiezen, worden
zij bestormd met overheidscampagnes die hun technische studies willen
aanpraten. Terwijl politieke partijen moeite hebben om vrouwelijke kandidaten
te vinden, worden zij door het opgelegde ritsprincipe tot numerieke pariteit
gedwongen.
(Nu ja, gedwongen. Tenslotte hebben de
overwegend mannelijke mandatarissen zelf voor het ritsprincipe en andere quota
gestemd; zoals vroegere 100% mannelijke parlementen het vrouwenstemrecht goedgekeurd
hebben. Wat de bedenking oproept hoe gemakkelijk de vrouwenbeweging het gehad
heeft. Jawel, hou je verontwaardigde protesten maar voor jezelf, ik bedoel wel
degelijk: zeer gemakkelijk. Als je vergelijkt met hoeveel meer en
hoeveel bloediger strijd de verdrukte arbeidersklasse of allerlei etnische
minder- of meerderheden hebben moeten leveren om veel minder drastische
politiek-maatschappelijke omwentelingen binnen te halen, dan heeft het
feminisme het gemakkelijk gehad. Dat komt doordat – althans Europese -- mannen
aan vrouwen moeilijk iets kunnen weigeren. Uit galanterie hebben ze hun gegeven
waar ze blijkbaar om vroegen. De vrouw is immers, zoals de Israëlische
professor krijgskunde Martin van Creveld stelt, “het bevoorrechte geslacht”,
alle geweeklaag over ondervertegenwoordiging ten spijt. Op de soldatenkerkhoven,
of inderdaad op de praalgraven van de gevallenen in een uiteindelijk gelukte
politieke strijd, zijn ze wel zéér ondervertegenwoordigd.)
Dames pro Darwin
Een aantal Jaren geleden reeds deed een
Vlaamse wetenschapster een poging om tegen de feministische opgelegde consensus
in te gaan en de eerbied voor de biologische basisgegevens te herstellen:
wijsgeer-germaniste Griet Vandermassen met haar boek Darwin voor dames.
Dat heeft ze nu flink uitgebreid en geactualiseerd, en het ijzersterke resultaat
heet Dames voor Darwin. Het schetst eerst de geschiedenis van het
feminisme, en komt dan terzake: de evolutiepsychologische grondslag va de
blijvende geslachtsverschillen. In dat boek, en ook in een vraaggesprek erover
met het SKEPP-blad Wonder en is gheen wonder (zomer 2019), heeft ze wat
commentaar bij Cordelia’s boek:
“Daarin levert ze voor een stuk terechte
kritiek op zwak evolutiepsychologisch onderzoek, want dat is er natuurlijk ook,
maar daarnaast is ze ook weer zeer selectief in de studies die ze aanhaalt. Ze
probeert vooral te beargumenteren dat genderverschillen het product zijn van
een gegenderde wereld en dat de biologie daar wel achter schuilt (waardoor ze
er lippendienst aan bewijst), maar dat die geen belangrijke rol speelt.”
Griet bevestigt wat conservatieven altijd
al aangevoeld hadden: dat de mens niet geboren wordt als onbeschreven blad dat
door de maatschappij naar willekeur beschreven kan worden, maar als erfgenaam.
En concreet dan als erfgenaam van miljoenen jaren evolutie: “Ik vertrek vanuit
een evolutionair mensbeeld, vanuit het feit dat wij zoogdieren zijn en dat ons
brein het product is van een zeer lange evolutionaire geschiedenis en dat het
daar ook de sporen van draagt. (...) Wij zijn een soort zoals alle andere. Als
je evolutionair denkt, dan zie je patronen in menselijk gedrag en
ma-vrouwverschillen die duidelijk veel verder gaan dan onze soort. (...)
Cordelia Fine en andere feministische activistische wetenschappers [proberen
vooral] om menselijk gedrag zoveel mogelijk los te koppelen van die evolutionaire
geschiedenis.”
De wetenschap heeft gesproken. Haar
bevindingen zijn zeker verenigbaar met praktische vrouweneisen, genre gelijk
loon voor gelijk werk. Maar niet met utopische theorieën over het onbeschreven
blad of de maakbaarheid van man en vrouw.
Cordelia Fine: Testosteron Rex: het einde van de gendermythe, Lannoo, Tielt 2017 (Engels
origineel: Testosteron Rex, 2016)
Griet Vandermassen: Dames voor Darwin,
Houtekiet, Antwerpen 2019.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten