Het werd al een tiental jaar geleden duidelijk, ook
al was het tot actoren als toenmalig EU-"president" Herman Van Rompuy
nog niet doorgedrongen: de wereld verandert, en wel ten nadele van Europa.
Terwijl de leiders van de VS, China, Braziliƫ en India (op de tekening
voorgesteld door toenmalig presidente Pratibha Patel, eigenlijk maar een
ceremoniële functie; naast Barack Obama, Hu Jintao en Luiz Lula da Silva)
onder elkaar de wereldzaken bedisselen, blijft Europa aan de kant staan.
Voor China en
India lijkt de lijn voor lange tijd omhoog te wijzen, met economische
groeicijfers waar de Europese landen niet eens meer van durven dromen, en met
een snelle vooruitgang in de infrastructuur die bewondering afdwingt. Maar ook
een aantal Afrikaanse landen zijn, na een halve eeuw postkoloniale ellende, aan
een spectaculaire demarrage begonnen. Europa daarentegen is langdurig ten prooi
aan stagnatie, en door stijgende kosten wegens vergrijzing en
asielzoekersopvang kan men niet voorzien dat de curve weer opwaarts zal
ombuigen. De productie verdwijnt, de creativiteit wordt niet meer aangesproken.
We zijn zover dat enkele Europese landen al het initiaief tot hulp van China
aanvaarden. Met de wereld gaat het goed, maar specifiek voor Europa zal het
alleen maar erger worden.
Gelijklopend
met de harde economische cijfers evolueert ook de culturele krachtenverhouding
in ons nadeel. Ondanks de toenemende tijdsafstand wordt de wrok om de
kolonisering juist groter, door enerzijds het verzwakkende prestige van de
Europese waarden en de toenemende Europese zelfhaat, anderzijds het toegenomen
zelfvertrouwen van "de rest". De wegdeemstering van het Franse
chanson en de Parijse intellectuele modes (structuralisme, existentialisme,
postmodernisme; alleen de nouvelle droite stelt het goed), van de
Italiaanse filmindustrie enz. maken dat ook de soft power van het oude
Europa stilaan een herinnering wordt.
De Verenigde
Staten spelen wel nog een rol, zelfs voor steeds meer mensen, wier
belevingwereld voor het eerst ontsloten is door tv en internet. Maar de
giganten China en India zijn nu toch vooral met hun culturele zelfherontdekking
bezig. Meer en meer is hun soft power ook op onze eigen beschaving aan
het inwerken. Je ziet deze trend vooral buiten Europa: in de Arabische en
Afrikaanse landen geeft de Indiase film de toon aan en imiteren zangers de
Indiase popmuziek. Wen er maar aan: het toenemend belang van Azië in een
éénwordende wereldbeschaving.
Het Europese
gemoraliseer over democratie en mensenrechten komt steeds komischer over. Als
je in Mao's tijd Chinese literati over democratie aansprak, gingen zij in
de verdediging: “Jaja, we zijn ook voor democratie, maar eerst moeten we
bestaanszekerheid scheppen." Vandaag zijn zij onverbloemd tégen de
democratie: net als in Confucius' tijd vertrouwen zij liever op een verlichte
voorhoede. De Europese besluiteloosheid en stagnatie (naast de vereeuwiging van
de verkiezingscampagne tegen Donald Trump in de VS) vormen voor hen juist het
bewijs dat democratisch bestuur geen langetermijnvisie heeft, geen
eensgezindheid voortbrengt, en helemaal geen knopen kan doorhakken. Ook de
deelname van Europese landen aan militaire interventies in de moslimwereld
staat steeds zichtbaarder in wanverhouding met én hun slinkende militaire
macht én de afnemende geloofwaardigheid van hun politieke model.
Europa is nu
als een partij in de oppositie. Dit is niet de juiste tijd om zich bazig met de
wereld te bemoeien. Wel om zich te herbronnen en zijn eigen huis in orde te
zetten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten