(Doorbraak, 7 augustus 2019)
In India geldt 5 augustus 2019 voortaan als een historische dag. Dan
schrapte Narendra Modi’s binnenlandminister Amit Shah (formeel eigenlijk de
president, Ram Nath Kovind) twee grondwetsartikelen die aan de deelstaat Kasjmir een
aparte status verlenen. Deze stap werd in het hogerhuis goedgekeurd met 125 stemmen tegen 61, dus een twee derde meerderheid, in het lagerhuis
zelfs met 370 stemmen tegen 70. Dat wil dus zeggen dat ook een aantal
oppositiepartijen de maatregel goedgekeurd hebben.
Oorsprong
van het Kasjmir-probleem
Sinds
ongeveer het jaar 1000 is Kasjmir geteisterd door invallen van de moslims, die
na enkele eeuwen uitmondden in en permanent moslimbestuur. Dit leidde tot zowel
gedwongen als opportunistische bekeringen, zodat moslims er al enkele eeuwen de
meerderheid vormen. In het begin van de 19de eeuw werd het hele noordwesten
(Panjab, Himachal, Haryana, Kasjmir, tot in Afghanistan) onder het bewind van
de sikh Ranjit Singh, tot het door de Britten werd overgenomen. Althans de
facto, want in theorie bleef Kasjmir een onafhankelijke staat onder Britse
suzereiniteit (paramountcy). Het werd (opvallend goed) bestuurd door de
hindoe Dogra-dynastie, in 1947 door Maharaja Hari Singh.
De Britse
onderkoning Lord Louis Mountbatten beheerde toen de machtsoverdracht naar de
inboorlingen van India, en tegelijk de Splitsing van het subcontinent. Op
aandringen van de Moslim-Liga en van 85% van het moslim-kiezerskorps werd een
nieuwe staat Pakistan (“land van de zuiveren”) uit India uitgekerfd. De
prinselijke staten kregen de keuze uit toetreding tot ofwel India ofwel
Pakistan. Tegen de geplande onafhankelijkheidsdag, 14 of 15 augustus voor Pakistan
respectievelijk India, had Hari Singh echter nog geen keuze bekendgemaakt; het
was alsof hij stilzwijgend op onafhankelijkheid aanstuurde. Pakistan zond daarop
irreguliere troepen Kasjmir in, Pathaanse tribalen, die echter ruggensteun van
het Pakistaanse (vaak nog door Britse officieren geleide) geregelde leger
kregen. Zij waren gezwind de hele staat aan het veroveren.
In oktober
1947 vroeg Hari Singh India om militaire hulp, maar kreeg die alleen op voorwaarde
dat hij het Instrument van Toetreding zou tekenen. Inmiddels wisten
burgervrijwilligers gemobiliseerd door de hindoe-nationalistische beweging RSS
(“Nationaal Vrijwilligerskorps”, waaruit later de huidige regeringspartij zou
voortkomen) het vliegveld van de hoofdstad Srinagar net lang genoeg in handen
te houden om een landing van het Indiase leger toe te laten. Dat begon aan de
herovering en kreeg spoedig twee derden van de staat in handen. Maar dan…
India’s
eerste premier, Jawaharlal Nehru, gaf bevel om de voortgang te stoppen. Hij
richtte zich tot de pas opgerichte Verenigde Naties om te bemiddelen, dit vlak
voor de eindmeet van het herstel van de wettig bekrachtigde beginsituatie,
namelijk toetreding van heel Kasjmir tot India, door het leger. Daarmee
overrulede hij binnenlandminister Sardar Vallabhbhai Patel, die belast was met
de (volledig geslaagde) integratie van de prinselijke staten. De bestandslijn
tussen de twee legers werd in feite de internationale grens.
Nehru was
berucht om zijn ijdelheid en hoopte om door zijn internationalisme de
Nobelprijs voor de Vrede te krijgen, dat dan ter oplossing van een probleem dat
vanzelf al naar een stabiele oplossing aan het afwinden was: de volledige en definitieve
toetreding tot India. Als hij dat niet gedaan had, zou de volledige herovering
wellicht nog enkele levens gekost hebben, en dan was het gedaan geweest. Nu werd
een onstabiele situatie vereeuwigd waarin reeds 44.000 levens verloren gegaan
zijn, biljoenen rupies verspild, drie tevergeefse Pakistaans invasies, talloze
schermutselingen op vijfduizend meter hoogte, eindeloze terreuraanvallen, en
een etnische zuivering van de minderheid door de meerderheid. Zulk palmares was
niet van aard om om Nehru de vredesprijs te bezorgen.
Draagvlak
De VN
opteerde voor een democratische oplossing: laat het Kasjmiri volk in een
referendum tussen India en Pakistan kiezen (onafhankelijkheid als een aparte
staat werd niet overwogen). Van verre gezien zou het kunnen lijken alsof dat een
gemakkelijke overwinning voor de islamitische staat Pakistan zou worden, aangezien
de meerderheid van de bevolking moslim was. In werkelijkheid had India alle vertrouwen in de electorale zege,
dank zij de populaire volksleider Sheikh Abdullah. Op persoonlijk vlak had die
een slechte verstandhouding met het Pakistaanse staatshoofd Mohammed Ali Jinnah
en zag hij voor zichzelf geen toekomst binnen Pakistan. Ook voor zijn staat was
India de beste optie: dat zou zijn enige deelstaat met moslimmeerderheid
pamperen (wat het daadwerkelijk gedaan heeft, bv. met gesubsidieerde
voedselprijzen); en veel gedecentraliseerder wordende, zou het Kasjmir meer
zelfbestuur gunnen.
Het volk
zou het stemadvies van zijn voorman volgen en voor toetreding tot India stemmen.
Dat zou meteen ook een grote ideologische overwinning voor het multiculturele,
“onzuivere” India zijn, aangezien de voor Pakistan grondleggende
“twee-naties-theorie” (hindoes en moslims als aparte naties) weerlegd zou zijn
door het kennelijke draagvlak bij de moslims voor toetreding tot een
multiculturele eerder dan tot een islamitische staat.
Maar
helaas, dat referendum heeft nooit plaatsgevonden. Het werd gedwarsboomd door
Pakistans weigering om te voldoen aan de VN-voorwaarden: het grondgebied dat
het nog bezet hield, ontruimen. Toch kreeg de toetreding tot India
democratische legitimiteit, namelijk doordat het deelstaatparlement ervóór
stemde.
Nehru, zelf
van Kasjmiri oorsprong, verzekerde Abdullah dat de identiteit van Kasjmir gewaarborgd
zou worden door een bijzondere voorziening in de grondwet. Dat werd dan artikel
370. Het bepaalt dat de centrale regering inzake Kasjmir beperkt wordt in zijn
bevoegdheden tot landsverdediging, buitenlandse zaken en de fiscus, en dat het
deelstaatparlement vetorecht heeft tegen alle andere in India afgekondigde
wetten. Kasjmir heeft een eigen grondwet, vlag en eerste minister (Vazir-e-Azam
of Prime Minister, andere deelstaten hebben geen premier maar een
“hoofdminister”, Mukhya Mantri of Chief Minister, vgl. het VK dat
een Prime Minister heeft maar de Schotse deelstaat een First Minister).
Aangezien dit een bevoorrechting van Kasjmiri's tegenover andere Indiërs vormde,
was het strijdig met het gelijkheidsbeginsel in de grondwet en een aantasting
van India’s soevereiniteit over het eigen grondgebied. Daarom werd het ten
strengste verworpen door dr. Bhimrao Ambedkar, socialist, justitieminister en
de vader van de grondwet. Maar Nehru overrulede hem en liet het artikel in de
grondwet opnemen, weliswaar als een lijst van “temporary provisions”
(tijdelijke maatregelen).
Echter, elk
morrelen aan of afschaffing van het artikel, een recht voorbehouden aan de
president van India, werd onderworpen aan de goedkeuring door het
deelstaatparlement, behalve als dat niet functioneert. Dat was bedoeld om het
“tijdelijk” artikel in feite te vereeuwigen, maar op dit ogenblik functioneert
het deelstaatparlement door een partijpolitieke impasse inderdaad niet, en ligt
de macht dus formeel bij de president, in feite bij de centrale regering. Van
die grondwettelijke voorziening heeft de regering-Modi nu gebruik gemaakt om
het artikel buiten werking te stellen en het aparte statuut van Kasjmir teniet
te doen. Let wel, strikt genomen is het artikel niet afgeschaft, maar is een
clausule uit het artikel gebruikt om het buiten werking te stellen.
Om het
aparte statuut van Kasjmir nog te verstevigen, kondigde de president in 1954
ook artikel 35A af. Dat geeft het deelstaatparlement het recht om de klassen
van “permanente bewoners” te definiëren en hen “bijzondere rechten en
voorrechten” te verlenen; en om aan de niet-bewoners het recht te ontzeggen op
werk voor de overheid, een studiebeurs, de aankoop van onroerend goed, of het
zich vestigen in de deelstaat. Dat artikel kon gewoon op presidentieel
initiatief opnieuw buiten werking gesteld worden, en dat is nu gebeurd.
Toen het afgekondigd werd, formaliseerde artikel 35A een reeds bestaande
praktijk van gesloten grenzen rond Kasjmir. Om tegen die ongelijkheid te
protesteren, stak de prominente politicus Shyam Prasad Mookerjee in 1953 de
grens met Kasjmir over. Hij werd aangehouden en opgesloten, en stierf door een
niet opgehelderde oorzaak in de gevangenis. Hij had in 1951 de
hindoe-nationalistische partij BJS (“Indiase Volksunie”) gesticht, in 1980
hersticht als de BJP (“Indiase Volkspartij”), de huidige regeringspartij, die
altijd al de afschaffing van artikel 370 in haar programma gehad heeft. Modi
stond al een tijd onder druk van zijn achterban om zijn ereschuld in te lossen.
Mookerjee’s beeltenis wordt dezer dagen volop bovengehaald.
Uniegebied
Een extra
stap, die goed van de vorige onderscheiden dient te worden, is dat Kasjmir nu
een “uniegebied” wordt in plaats van een “deelstaat”. Uniegebieden kunnen ook
zelfbesturend zijn, met een eigen parlement, maar met door de centrale regering
opgelegde beperkingen. Zo is de hoofdstad Delhi wel zelfbesturend, maar is de
ordehandhaving er een bevoegdheid van de centrale regering – zoals nu dus ook
in Kasjmir het geval zal zijn.
Tot Kasjmir
behoort ook het veel vrediger Ladakh, een overwegend Tibetaans berggebied. Het
werd door Srinagar altijd stiefmoederlijk behandeld, en al zeven decennia eisen
de Ladakhi's er zelfbestuur. Dat gebied wordt nu uit Kasjmir losgemaakt om een
apart uniegebied te vormen. Die plotse bevrijding werd in de hoofdstad Leh met
een spontaan volksfeest verwelkomd.
Reacties
Een aantal politieke
partijen, waaronder de overblijvende Communisten en de Congrespartij, die zowat
een kwart van de bevolking vertegenwoordigen, protesteerde heel voorspelbaar:
dictatoriaal, geen rekening gehouden met de Kasjmiri’s zelf (die uiteraard aan
hun voorrechten zouden vastgehouden hebben), anti-moslim. Wel hebben enkele
prominente leden van de Congrespartij zich tegen hun eigen partij gekeerd omdat
die duidelijk niet de vinger aan de pols van de bevolking heeft: iedereen is
gewoon blij met deze reuzenstap naar nationale integratie. Zelfs bij de
niet-Kasjmiri moslims, die doorgaans hetzelfde automatische anti-Modi oordeel
klaar hebben dat we uit de internationale media kennen (variant op Donald Trump, Jair Bolsonaro, Boris Johnson), is de reactie niet noodzakelijk negatief: zij hebben
Kasjmir altijd gezien als beste bewijs dat moslims ook in India kunnen
thuishoren en niet als crypto-Pakistani’s moeten weggezet worden. De verdere
integratie van Kasjmir bevestigt dat verhaal alleen maar.
De Kasjmiri
moslims zullen de komende tijd zeker van zich laten horen; er wordt dan ook met
een opflakkering van de rellen en het terrorisme rekening gehouden, en de
belangrijkste politici kregen er enkele dagen huisarrest om opruiing te
voorkomen. Hun eerste reacties zijn alvast voorspelbaar: geklaag omdat zij hun
voorrechten verliezen, en veel tempeest over “democratie” en “mensenrechten”.
Kasjmiri
moslims die over mensenrechten beginnen: laat me niet lachen. In januari 1990
werd de hindoe minderheid van zowat een half miljoen mensen via pamfletten en
luidsprekers opgeroepen om “zich te bekeren, te vluchten, of te sterven”.
Cynisch voegden de moslimmilitanten eraan toe: maar je vrouwen mag je hier
laten. Via de methode “er één doden om er honderd te verjagen” werd heel die
bevolking voorgoed verjaagd. De tientallen getroffen vluchtelingen die ik
gesproken heb, hadden allemaal een gelijkaardig verhaal: het waren hun buren,
met wie ze altijd samengewerkt en thee gedronken hadden, die zich nu tegen hen
keerden. De weldenkenden maken doorgaans een scherp onderscheid tussen
militanten en gewone moslims, maar hier werd Tayyib Recep Erdoğan in het gelijk gesteld: er is niet een gematigde en een radicale
islam, er is alleen de islam.
Dat bengt
ons dan bij de internationale reacties. Die zijn zeer positief bij een Benjamin
Netanjahoe of een Geert Wilders, maar natuurlijk niet overal. Het is echt
aandoenlijk om zien hoe de progressieve politici en de toonaangevende media,
die altijd voor open grenzen zijn en elke beperking daarop criminaliseren, nu hun
beste lijkbiddersgezicht opzetten om de opheffing van zo’n kunstmatige grens
aan te klagen. Hoe zij die nu afgeschafte uitsluiting van mensen uit (niet eens
andere landen, maar) andere provincies tot mensenrecht en toetssteen van de
democratie uitroepen.
Bij het
verslag in Mo* van 6 augustus viel mij terloops op hoe de leugenpers
omgaat met het moeilijk te verkopen feit van de “religieuze zuivering” van
januari 1990. Die heeft de hele Indiase houding tegenover het Kasjmirprobleem
gekleurd en uiteindelijk de politieke wil gemobiliseerd om deze knoop door te
hakken, zodat zij niet helemaal genegeerd kan worden. Welnu, in een overigens
degelijke beschrijving van de bevolkingssamenstelling in Kasjmir luidt het
ietwat raadselachtig dat er ook een hindoegemeenschap “was”. Waar die naartoe
is, en hoe dat komt, dat wordt natuurlijk in het ongewisse gelaten. Maar voor
het geval dat er toch een lezer op de hoogte zou zijn, wordt meteen een
rechtvaardiging voor die niet-genoemde verjaging van de Ander ingelast. Die
hindoes bekleedden de voorbije eeuwen namelijk allerlei hoge posten. Aha, zegt
de linkse lezer in een opstoot van afgunst: dat zijn dus de slechten. Als hen
iets overkomen is, dan hebben ze het zelf verdiend. De religieuze zuivering was
in feite maar een sociale herstelbetaling!
Nee, ten
eerste was bij sommigen hun geërfde rijkdom te verklaren doordat zij
kortstondig de vertrouwelingen waren van de hindoe/sikh vorsten die dit
geïslamiseerde gebied overnamen; maar ten tweede en vooral: tijdens de eeuwen
van moslimbewind waren de beter gesitueerden de enigen die de middelen hadden
om de bekeringsdruk te weerstaan. Hetzelfde zien we bij de Libanese maronieten
of de Egyptische kopten: zij werden en worden gediscrimineerd, maar toch zijn
zij gemiddeld rijker dan de moslims, omdat alleen de rijken als niet-moslims
overbleven.
De
toekomst
Tegenstanders
van de opheffing van grondwetsartikels 370 en 35A zullen nu allerlei
rechtskundige spitsvondigheden in stelling brengen om deze maatregel terug te
draaien. Mogelijk leidt dit tot wat correcties, maar waarschijnlijk is de
hoofdlijn wel definitief. De hamvraag is of dat de demografische samenstelling
van de bevolking zal wijzigen.
Voorzover
de veiligheid kan verzekerd worden (en de Indiase veiligheidsdiensten zijn wel
veel doeltreffender geworden in terreurbestrijding), kan verwacht worden dat
ondernemers en projectontwikkelaars met hun begoede, vaak gepensioneerde
klanten uit de rest van het hete en verder opwarmende India
(“klimaatvluchtelingen”) zich in het koele Kasjmir zullen komen vestigen. De
verdreven Kasjmiri hindoes zijn na een verblijf in vluchtelingenkampen over de
hele werled uitgezwermd, en hebben overigens een zeer laag geboortecijfer, zodat
hun terugkeer numeriek niet zo veel al voorstellen.
De
moslimmeerderheid zal niet zo snel in het gedrang komen. Hun aantal kan door
hoge geboortecijfers wel min of meer gelijke tred houden met de influx,
waaronder trouwens ook moslims zullen zijn. Voor wie het islamprobleem in
demografische termen ziet, zal deze maatregel weinig verschil maken. Wel is het
een overwinning op het niveau van de beginselen: iedereen gelijk voor de wet.
Wie kan, althans zonder huichelarij, daartegen zijn?
In ieder
geval, de situatie in Kasjmir is op wettelijk niveau in grote mate genormaliseerd.
Om dat nu ook op het terrein waar te maken, zal de komende jaren de grote
uitdaging vormen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten