(2010)
Het meesterbrein van Gwenved, Guy de Maertelaere, heb ik leren kennen in 1992 op de zesmaandelijkse redactieraad van het Vlaamse nieuwrechtse tijdschrift Teksten, Kommentaren en Studies. Ik was daar uitgenodigd door hoofdredacteur Luc Pauwels nadat ik enige bekendheid had gekregen met islamkritische publicaties. Blijkbaar wou hij in zijn redactie een tegenwicht voor de pro-islamstemmen, behorend tot de “traditionalistische” stroming (dwepers met Evola, Guénon) binnen Nieuw-Rechts.
“In die redactie zitten wel enkele vangers”, zei me in die periode Leo De Custer, een redacteur van Gazet van Antwerpen die nu hoofdredacteur van ’t Pallieterke is. Daar sprak dan weer de toen nog reactionair-katholieke hoofdstroom van de Vlaamse beweging: tegen de fantaisistische verhalen van sommige nieuwheidenen in TeKoS, maar allicht ook tegen het radicaal ecologisme van Guy. De bijna-consensus onder Vlaams-nationalisten luidde immers dat ecologie geitenwollen onzin is. Vooral het groene pleidooi voor geboortebeperking gold als strijdig met niet alleen de moraal maar meer nog met het Vlaamse en Europese volksbelang.
Ook binnen de TeKoS-redactie was Guy’s eco-radicalisme niet helemaal onomstreden. Toen hij er één van zijn anti-natalistische pleidooien gepubliceerd had, protesteerde wijlen Frans de Hoon, een oud-Oostfronter. Die stelde vast dat bepaalde radicale standpunten in TeKoS taboe waren, doelend op de door hemzelf beleden Holocaust-ontkenning, terwijl Guy’s anti-natalisme volgens hem welbeschouwd niet minder extremistisch was. Ook andere redactieleden vonden dat geboortebeperking of zelfs bevolkingsvermindering allemaal goed en wel kan zijn, maar pas nadat de niet-Europese geboortecijfers tot de Europese genivelleerd zijn.
Meer mens met minder mensen
Laten we maar meteen op dat hoofdthema van Guy’s oeuvre inzoomen: “We zijn met teveel.” Dat is betrekkelijk, een leefbaar aantal staat in verhouding tot de grootte van het leefgebied. Dus als die verfoeide technologie ons naar een bewoonbare exoplaneet brengt, kunnen er meer mensen leven zonder de omgeving te belasten. Maar voor de afzienbare tijd moeten we het met Moeder Aarde doen, en die kraakt in haar voegen onder het figuurlijk gewicht van de mensenmassa. Daar heeft Guy natuurlijk gelijk. Hoeveel juist teveel is, daarover wil ik me niet uitspreken. Maar dat de grenzen van de draagkracht van de planeet in zicht zijn, is zelfs in de meest optimistische scenario’s onmiskenbaar.
Wijlen Sam Francis, een niet-religieuze conservatieve denker, was één van de weinigen ter rechterzijde die eraan herinnerde dat conservatisme de menselijke beperktheid in allerlei opzichten erkent, ook de beperktheid van het draagvermogen van onze habitat. De meeste conservatieven, zeker die van christelijke obediëntie, houden echter onverminderd vast aan de geruststelling dat “de hele wereldbevolking in de staat Texas gehuisvest kan worden”, een argument dat dateert uit de tijd toen de wereldbevolking maar half zo groot was als vandaag.
Wat te doen? Een afschrikwekkend voorbeeld is natuurlijk de Chinese Volksrepubliek, dat aan echtparen maar één kind toelaat, met in landelijke gebieden een tweede indien het eerste een meisje is. Tijdens mijn studies Sinologie schokte het mij toen professor Ulrich Libbrecht, tevens voorzitter van de ecologische vereniging De Wielewaal, zijn goedkeuring uitsprak voor het toen nog jonge één-kind-beleid. Iedereen zal wel beamen dat China dichtbevolkt is en best zijn bevolking stabiliseert, maar “de enige manier om dat te bereiken is het één-kind-beleid”, aldus Libbrecht. En dan nog: terwijl China zich nu zorgen begint te maken over de nakende vergrijzing, stijgt de bevolking er nog altijd met tien miljoen per jaar. Als nevenluik in zijn bevolkingsbeleid moedigt het land daarom op subtiele wijze de emigratie naar Rusland, de VS, Afrika en eender waar elders aan.
En dat is dan de reden waarom de Vlaamse rechterzijde het zo moeilijk heeft met bevolkingsbeperking: elke leegte die hier ontstaat, wordt opgevuld met immigranten uit landen die hun bevolkingsgroei niet of minder onder controle houden. Aangezien de Belgische en Europese machthebbers de onwillige bevolking een beleid van open grenzen opleggen, moeten we wel een demografische competitie aangaan met de vloed van immigranten, zo luidt het wanhopige advies.
Dat het anders kan, bewijst Japan. Toen het in 1945 zijn plannen voor hervestiging van de bevolkingsoverschotten in veroverde landen moest laten varen, besloot het met bloedend hart tot een beleid van geboortebeperking. De bestaande wettelijke toelating van zwangerschapsafbreking om eugenetische redenen werd verruimd tot een feitelijke liberalisering van abortus zonder opgave van reden. Recenter leidde de modernisering van de zeden ertoe dat steeds meer vrouwen niet trouwen en geen gezin beginnen. Netto resultaat is dat het Japanse bevolkingscijfer al een aantal jaren in dalende lijn gaat. Toch is Japan niet bang voor Ueberfremdung.
Anders dan België doet het zijn wetten over de toelating tot het grondgebied echt naleven. Hier zegt men dat de verdragen met Marokko en Turkije geen schrapping van de volop misbruikte regeling tot “gezinshereniging” toelaten; Japan heeft niet geaarzeld om het verdrag met het Iran (nog uit de tijd van de sjah) dat Iraniërs vrije toegang tot gastarbeid in Japan verschafte, eenzijdig op te zeggen. De toenemende behoefte aan zorg voor de vergrijzende bevolking wordt maximaal opgevangen door automatisering van bepaalde zorgfuncties, bv. massagemachines, liever dan door import van Filippijnse verpleegsters. Het aantal gelukzoekers dat in Japan om politiek asiel aanklopt, is ongeveer nul; ze weten dat ze er niet welkom zijn. Japan maakt gewoon duidelijk dat het ook bij verminderde bevolking helemaal Japans wil blijven. Het is een kwestie van politieke wil.
Het begin was het einde
Waar ik Gwenved helemaal niet volg, is in de uiterst pessimistische kijk op de mensheid. Nee, de mensheid is geen huidziekte van Moeder Aarde, althans niet in se, ook al richt zij in haar huidige fase van puberaal-stormachtige groei heel wat schade aan. En de bliksemvooruitgang van de intelligentie in onze tak van de primatenfamilie is ook al geen ziekte die met een domheidspil geremedieerd moet worden. Integendeel, die intelligentie maakt, via het inzicht in de nood aan zelfbeperking, ook de uitweg uit de ecologische catastrofe mogelijk.
De ecologische schade die de mensheid aanricht, zal wel nooit groter geweest zijn dan vandaag, althans in absolute cijfers, doordat de mensheid nooit zo groot in omvang geweest is. In verhouding tot haar aantal richtte de mensheid in primitievere stadia echter veel grotere schade aan in haar omgeving, ondermeer inzake biodiversiteit, dan de moderne ecologisch bewuste mensheid. De Australische oerbewoners hebben in hun werelddeel de meeste grote zoogdieren uitgeroeid, de Vikingen hebben IJsland ontbost, de verafgode Indianen hielden zeer verspillende massaslachtingen onder de bizons, de mammoet en de sabeltandtijger zijn verdwenen door toedoen van onze voorouders de holbewoners. Zij hadden gewoon het juiste inzicht niet om aan ecologisch natuurbeheer te doen.
Guy verwijst graag naar het boek uit 1971 van Oscar Kiss Maerth waarin het grondig ziekelijke karakter van het ontstaan van de mensheid betoogd wordt, Het begin was het einde. OKM’s these past helemaal in de westerse tijdsgeest van zelfbeschuldiging en zelfverduiveling: “Hey hey, ho ho, Western culture’s got to go”, maar dan geëxtrapoleerd naar álle menselijke beschaving. Tevoren hadden we al Marx, Nietzsche en Freud, les philosophes du soupçon die de nobelste menselijke strevingen ontmaskerden als vermomde uitingen van resp. klassenbelangen, de wil tot macht, en het omniseksuele onderbewuste. OKM trekt deze lijn door en ontmaskert onze hersenwerking als de vrucht van hormonale misvorming door kannibalisme.
Tja, Plato fulmineerde tegen de negatieve inwerking van geletterdheid op ons geheugen maar schreef wel zelf boeken. OKM had zijn theorie nooit kunnen bedenken zonder de intelligentie die volgens hem een misdadige oorsprong heeft. Ook de Zen die hij beoefende, is maar door mensen met grote hersenen uitgevonden, niet door apen. Goed, misschien is dat een flauw en triviaal argument. Misschien was hij liever niet in staat geweest om dat boek te schrijven omdat dan, in een wereld zonder die rotmensen, de nood aan zulk boek er ook niet zou geweest zijn. In dat geval houd ik het er toch nog op dat intelligente vondsten en inzichten mij en denkelijk ook mijn medemensen al veel plezier verschaft hebben, waarvan wij geen afstand meer willen doen. Laat ons de ecologische problemen dus maar oplossen zonder de intelligentie middels de domheidspil af te schaffen.
Groen Rechts
Voor zover mij bekend is het Guy die de term “groen rechts” gelanceerd heeft. Hij doelde daarmee op het intrinsiek conservatieve karakter van milieubehoud, dat één logisch geheel vormt met het behoud van gemeenschapsstructuren, volkskunst en ander erfgoed. In Agalev, nu Groen!, bekritiseerde hij de contradictie tussen hun strijd voor natuurbehoud en hun meeloperij met het destructieve multiculturalisme.
Vorig jaar gebruikte de Nederlandse VVD-leider Mark Rutte “groen rechts” nog als samenvatting van de nieuwe pro-groene koers van zijn rechtsliberale partij. De ondernemers die zich gehinderd en bedreigd voelden door opdringerige milieureglementen, en die altijd op de VVD konden rekenen, zullen zich voortaan tot Geert Wilders’ PVV moeten wenden, met haar radicaal nee tegen “betutteling”, “klimaathysterie” en “ecofascisme”. In Rutte’s mond was de term “groen rechts” natuurlijk een uithaal naar de partij Groen Links, begonnen als opslorping van enkele hippe pacifistische en groene partijtjes door de Communistische Partij Nederland. Volgens Rutte is er niets intrinsiek links aan milieuzorg. Veeleer het tegendeel, gezien de milieuramp die de communistische regimes op hun grondgebied aangericht hebben.
De term “groen rechts” is in Vlaanderen echter wat aangebrand, want ingepalmd door een Antwerps clubje waarvoor het etiket “extreemrechts” niet echt overdreven was (inmiddels opgegaan in het Nieuw Solidaristisch Alternatief). Hun leider was uit het Vlaams Belang gezet nadat hij de Oost-Aziatische echtgenote van een VB-volksvertegenwoordiger beledigd had. Tegenover de groenlinkse “watermeloenen”, groen van buiten maar rood van binnen, heb je inderdaad ook “kastanjes”, groen van buiten maar bruin van binnen. Op een flamingantische debatavond over het groene thema hoorde ik eens allerlei mensen die nooit zelfs maar aan “Plant een boom” meegedaan hadden, zich ontpoppen tot milieuzorgers. Bij de tweede zin van hun betoog verschoof hun aandacht echter naar een ander soort vervuiling van hun leefomgeving: “Vreemde soorten verstoren de biotoop van de inheemse soorten, bv. de migranten…” Daar zien we een spiegelbeeld van de kaping van het ecologisme door extreemlinks: het sympathieke groene imago als glijmiddel voor een andere agenda.
Een Vlaamse ochtendkrant heeft ook Guy in die aartsfoute hoek proberen te plaatsen. Het begon al met de naam Gwenved, Keltisch voor “paradijs”, maar etymologisch te ontleden als “blanke wereld”. Het moest ervan komen dat mensen die de wereld doorheen een racismekleurige bril bekijken, daarin een racistische boodschap zouden herkennen.
De krant nam hem verder op de korrel omdat hij over Jean-Marie Le Pen’s kritiek op het aantal zwarten in de Franse voetbalclubs geschreven had: “Le Pen gaat nog niet ver genoeg.” Meer dan dat werd er niet geciteerd, de lezer moest er zelf maar als vervolg bij denken: “… we moeten die negers niet alleen uit de voetbal weren, maar ze meteen in de gaskamer gooien.” In werkelijkheid had Guy betoogd dat niet alleen spelers uit andere werelddelen geweerd moeten worden, maar gewoon allen die niet uit de eigen streek komen. Laat de Gentse ploeg het maar zonder blanke spelers uit Luik of Limburg doen en uitsluitend onder de Gentse jeugd rekruteren. Geen voetbaltransfers meer, niet uit Afrika maar ook niet uit Antwerpen, dat is gewoon de toepassing van het groene ideaal van localisme en kleinschaligheid.
Wel is waar dat niet Guy als individu maar de groene beweging als geheel kwetsbaar is voor de tactiek van “schuld door associatie” met het nazisme. Het eerste politieke ecologisme, te onderscheiden van een al ouder cultureel gedweep met “terug naar de natuur”, was dat van de nazi’s. De grote pionier was Walther Darré, nazi-landbouwminister en schepper van de uitdrukking “bloed en bodem”. De nazi’s beschermden de Edelweiss en andere kostbare soorten, ze begonnen met milieueffectrapporten, voerden de eerste campagnes tegen het roken, deden aan herbebossing en verboden wreedheid tegen dieren. Zelfs in hun moderniseringsprojecten vermeden zij om al te veel met de natuur te morsen: bij de aanleg van autosnelwegen werd niet pal door bergen geboord of de reliëflijnen van het landschap verstoord, maar werd harmonie met de omgeving betracht.
Daarmee hoeft verder niets gezegd te zijn. Dat de nazi’s als eersten op het gevaar van roken wezen, impliceert niet dat er iets fouts is aan de huidige inperking van het tabaksgebruik. Maar het feit van het nazi-milieubeleid verdient wel wat grotere bekendheid. In het boek van Luk Sanders en Carl Devos, ed.: Politieke ideologieën in Vlaanderen (2007), behandelt het hoofdstuk over het Vlaams-nationalisme uitgebreid de collaboratie, hoewel die slechts een korte episode was na honderd jaar onberispelijk democratische Vlaamse beweging; maar over de nazi-antecedenten van het ecologisme vinden we er geen woord. Bij christelijke eco-skeptici hoort men echter wel af en toe varianten op de antifa-retoriek van de bij het haar getrokken nazi-toespelingen, genre: “Hitler was óók een groene, en we weten waar dát toe geleid heeft…”
Al had Adolf Hitler geen kinderen, zijn kleinkinderen zijn nog steeds in ons midden. Enkelen noemen zich groenrechts, maar de groenlinkse variant is tot nader order veel talrijker, en heeft ook een veel langer palmares van antidemocratische en gewelddadige acties. Guy daarentegen is altijd een pleitbezorger geweest van kleine zelfbesturende gemeenschappen, diametraal het tegendeel van de autoritaire eenheidsstaat waar het nazisme naar streefde.
Zuid-Afrika
Toen ik Guy voor het eerst ontmoette, herkende ik hem meteen van een foto in Topics. Van dat lang verdwenen blad heb ik maar één nummer gelezen, dat in de Leuvense herberg Universum lag, en juist daarin stond Guy, ik meen zelfs op het voorblad. Zijn artikel ging over de Oranjewerkers, Afrikaners die, toen nog onder het apartheidsbewind, een zelfbedruipende Afrikanerstaat wilden uitbouwen. Die beweging bestaat nog steeds, maar wel heel kleinschalig, en dat zou in dit geval een slecht teken kunnen zijn.
Zelfbedruipend, dat wil concreet zeggen: zonder arbeid door zwarten. Sinds hun onderwerping van inheemse Khoikhoi (Hottentotten) en geïmmigreerde Bantoes en de import van Maleise slaven hadden de Boeren het labeur grotendeels door gekleurde landarbeiders en keukenmeiden laten doen. Toen de Nasionale Party vanaf 1948 de Apartheid installeerde, sprak zij met gespleten tong: enerzijds bepleitte zij “gescheiden ontwikkeling” in eigen woongebieden, anderzijds voorzag zij in massale “gastarbeid” van zwarten in de blanke economie. Het parkeren van de zwarte meerderheid in Bantoestans die slechts 13% van de oppervlakte besloegen, was a priori onrechtvaardig en gedoemd, en was in de praktijk een fictie omdat de zwarten in de blanke 87% arbeid moesten leveren.
Guy heeft gedocumenteerd hoe er in de beginjaren ook stemmen opgingen om de apartheid consequent door te voeren, het land redelijk eerlijk te verdelen en de blanken hun eigen werk te laten doen. Maar de gemakzucht en de economische raison hebben het gehaald, met de bekende gevolgen. Door teveel te willen in 1948, hebben de Afrikaners in 1994 een regeling moeten aanvaarden zonder enige waarborgen voor hun eigen toekomst.
Ik vond het heel typisch voor de zemelachtigheid van de Vlamingen dat de “Vlaams-Zuidafrikaanse contactclub” Protea zichzelf ophief net toen de apartheid afgeschaft werd en de situatie van het broedervolk aan de Kaap ingewikkeld, moeilijk, uitdagend en interessant werd. Guy is de situatie blijven opvolgen, echter zonder veel begoochelingen over de kansen van de Afrikaners als geviseerde minderheid in de multiculturele modelstaat.
Zen
De voorlaatste bladzijde van Gwenved, die over country en Koos du Plessis, lees ik doorgaans maar diagonaal. Het leven is kort, weet je wel. Mijn uitdrukkelijk applaus gaat echter uit naar de laatste bladzijde, die over Vedanta en Zen.
Guy doet aan meditatie, maar is onverkort een westerling. Hij houdt zweverige geloofspunten op afstand. Meditatie heeft immers niets met geloof te maken, en nog minder met zweven. Het is juist opperste nuchterheid. Hij wijst bijvoorbeeld het geloof in reïncarnatie af. In het klassieke boeddhisme staat dat geloofspunt volstrekt centraal. Het doel van meditatie in de leer van de Boeddha zelf is ondubbelzinnig: de gebondenheid aan het wiel van wedergeboorte in dit tranendal doorbreken en ophouden met wedergeboren worden. In Zen verdwijnt die zorg naar de achtergrond. De aandacht is immers volledig op het hier en nu gericht. En dat is waardevol genoeg, ook zonder welke geloofspunten dan ook over vroeger karma of toekomstige uitwaaiing.
In de eerste Oepanisjaden, de bron van Vedanta, wordt meditatie op het Zelf geïntroduceerd zonder enige verwijzing naar een reïncarnatiegeloof. Dat wordt secundair pas ingevoerd, en dan uitdrukkelijk aan een niet-brahmaanse bron toegeschreven. Het is er een interessant weetje, een exotische nieuwigheid, maar eigenlijk niet van belang voor de leer van het Zelf, zijnde het zuivere bewustzijn ontledigd van zijn gebruikelijke opvulling met uitwendige inhouden. Of zoals de Yoga Sutra het zegt: “Yoga is het stillen van de beroering van de geest. Dan rust de ziener in zijn eigen vorm.” Die definitie bevat geen enkele verwijzing naar een wiel van wedergeboorte.
Het idee dat meditatie moet dienen om het wiel van wedergeboorte te doorbreken, is specifiek voor het boeddhisme en jainisme, maar is helemaal niet noodzakelijk. Soefi’s en christelijke mystici doen het uiteraard zonder, om niet in conflict te komen met het hun opgelegde geloof in een eeuwig hiernamaals. Maar ook niet-theïstische meditatiebeoefenaars blijken het zeer goed te kunnen stellen zonder de reïncarnatiehypothese. De Chinese confucianen die boeddhistische en daoïstische elementen integreerden in de synthese die bekend staat als neoconfucianisme, zagen wel wat in de meditatiepraktijk en namen die over, echter zonder de boeddhistische raamvertelling van de reïncarnatie. Zij zagen meditatie als een handig instrument om dagelijks hun geest te scherpen en zo beter hun maatschappelijke plichten te vervullen. Ook de Grieks-Romeinse stoïcijnen (want er is niets noodwendig oosters aan meditatie) deden elke morgen aan “in het nu blijven”, wat zowat identiek is aan Zen.
Het is dus een goede zaak dat Guy de meditatie op zijn slotbladzijde in haar praktische gedaante presenteert, hier en nu en zonder gezweef. Misschien zal het hem niet als een compliment klinken, maar dit is meditatie voor de moderne mens. Meditatie is waardevol op zich en behoeft geen uitwendige rechtvaardiging, niet de beëindiging van de keten van wedergeboorten en ook niet de ecologie. Toch ligt een verband met de ecologie voor de hand. Het merendeel van de milieuschade die mensen vandaag aanrichten is niet het gevolg van levensbehoeften maar van allerhande kunstmatig opgefokte verlangens. Meditatie heeft als heilzaam neveneffect de tevredenheid, het “genoeg”, het stillen van al die verslindende grillen. Dus wie de boodschap van Gwenved ter harte neemt, zal al dra de milieukost van de productie en verzending van het blad goedmaken door soberder te leven. Driewerf hoera voor Gwenved.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten