dinsdag 17 januari 2017

De baas is een smeerlap




('t Pallieterke, oktober 2006)



            Een vergramde lezer vindt ondergetekende veel te links: “KE’s plaats is bij De Morgen”, zo laat hij aan de hoofdredacteur weten. Man, je hebt nog niks gezien. Toch even deze nuancering: dat nieuw-linkse van De Morgen, dat is mijn ding zo niet, maar het werk van oud-links, dat ben ik met de jaren wel meer gaan herwaarderen. Mij dus liever een baantje bij de Volksgazet.

           Neem nu de stakingsgolf van een jaar geleden. Opvallend hoeveel stemmen in politiek en media toen met de grootste vanzelfsprekendheid het recht van vakbondsmensen om piket te staan in twijfel trokken in naam van het “recht op arbeid”. Toegegeven, piket staan is een vorm van dwang (kom kom, in feite alleen een beetje ontradende druk uitoefenen), die werkwilligen verhindert (nou ja, hindert) om te gaan werken. Dit was een noodzakelijke tactiek in de tijd toen de werkwilligen evenzeer onder dwang handelden, namelijk de dwingende angst om bij stakingsdeelname ontslagen te worden en zonder inkomen te vallen. In de jaren ’70 werd het geweld van de Rote Armee Fraktion gerechtvaardigd met verwijzing naar het “structureel geweld” van het kapitalisme. Een beetje overdreven, die rechtvaardiging, maar het begrip “structureel geweld” lijkt mij nog steeds heel zinnig.
            
Even een vergelijking die flaminganten zouden moeten begrijpen. Toen de Vlaamse beweging in Brussel aan ouders de verplichting wilde opleggen om hun kinderen naar Vlaamse scholen te sturen, repliceerden de Franstaligen dat dit strijdig was met de “liberté du père de famille”: het was toch het recht en de vrijheid van die ouders om voor hun kinderen op de vrije onderwijsmarkt een Franse school te kiezen? Men perkte de vrijheid van individuele Vlamingen in om een vermeend recht (nl. op voortbestaan) van de collectieve Vlaamse natie in Brussel te beschermen tegen het structureel geweld van de verfransing.

En de katholieke lezers zou ik eraan willen herinneren dat de Kerk altijd tegen het kapitalisme (“woeker”) geweest is. Toen de huidige Poolse regeringspartij aan de macht kwam, beschreef een VRT-nieuwslezer haar met blijkbaar oprechte verrassing als “ethisch conservatief maar sterk sociaal gericht”, wat hem deed denken aan “Rerum-Novarum-katholieken uit de jaren ‘50”, de oorspronkelijke CVP. Men denke hier ook aan de Nederlandse Christen-Unie, ethisch rechts maar sociaal links. Men moet niet, zoals links doet, alle minder linkse strekkingen op één hoop gooien en conservatisme met liberalisme verwarren. Toen het liberalisme opkwam, werd het bestreden door conservatieve krachten, waaronder de Kerk. Sinds Thomas van Aquino aanvaardde zij bv. de notie van een “eerlijk loon”. Die komt onvermijdelijk in conflict met de liberale vrijheid om het loonniveau zo laag mogelijk te drukken, zoals nu massaal in de VS gebeurt, waar patroons illegalen aantrekken die voor een grijpstuiver de verworvenheden van de legale arbeiders onderuit halen.

Een symbooldossier in de historische tweestrijd tussen liberalen en conservatieven was de afschaffing van kerkelijke feestdagen, die vooral in katholieke landen ruim in de tientallen liepen en de maximale productie hinderden. De Kerk was tegen de 24-uurseconomie, het monotheïsme van de markt. In het Verenigd Koninkrijk waren het Margaret Thatcher en John Major die de “vrijmaking” van de kalender voltooiden met de afschaffing van de verplichte zondagsrust. Hun partij heette conservatief, maar hun beleid was neoliberaal, dus anticonservatief. Het thatcherisme (parasi-) teerde op nog bestaande gezinswaarden, maar droeg zelf bij tot hun afbraak. Sindsdien heeft de “flexibilisering” steeds meer werknemers uitgeput en gezinnen uit verband gespeeld.

De Thatcher-jaren waren ook de tijd van een omwaardering van goeden en slechten in de economie. Zagen de softe seventies kapitalisten en banken nog als boosdoeners, dan werden dat nu de helden van de welvaartsschepping. Nee, je moest rijken niet via belastingen aan de sociale zekerheid doen meebetalen: als je hun meer van hun rijkdom liet, dan zouden ze zelf wel aan werkverschaffing en soms zelfs aan liefdadigheid doen. Guy Verhofstadt wou zelfs de mogelijkheid scheppen om “uit de staat te treden”, echter zonder aan de betrokken flinkerds de toegang te ontzeggen tot wegen die met gemeenschapsgeld aangelegd zijn. Wel, ik deel de scepsis van Louis Tobback terzake.

Enkele jaren geleden besloot een radioreclame voor een Belgische bank met het zinnetje: “Bank u wel”, een gezochte woordspeling op “Dank u wel”. Ajatollah Chomeini, waar was je toen we je nodig hadden? Als er ooit een doodvonnis wegens heiligschennis gewettigd was, dan wel tegen de maker van die reclame. Gewoon walgelijk om zoiets innigs als dankbaarheid te willen koppelen aan een kil monster als het bankwezen. Elke kleine zelfstandige die al eens in het rood gegaan is, niet door iets fouts te doen maar gewoon door toedoen van de onvermijdelijke wanbetalers (en in mijn sector zijn wanbetalende opdrachtgevers meer regel dan uitzondering), heeft ondervonden dat de banken dan beslist niet aan de kant staan van wie onder- en risico’s neemt. Wel zullen ze je graag bijbrengen hoe het voelt om als het vuil van de straat behandeld te worden. Dan liever kersvers Nobelprijswinnaar Mohammed Yunus van de Grameen Bank in Bangladesj: “Er zijn geen kredietonwaardige mensen, alleen mensonwaardige banken.”

Dus: natuurlijk mag de staat als politieke arm van de natie beperkingen opleggen aan de markt. Libertariërs zeggen: “De markt is moreel”, maar dat gaat uit van een utopisch en onjuist mensbeeld. Ik zou daartegenover een diepchristelijke observatie over de menselijke aard willen stellen: “De baas is een smeerlap.” (Lukas 18:25, of was het Volksgazet?)

Geschokt, iemand? Kijk, wij zijn allemaal zondaars, ook de baas. Bovendien gaat de baas zelf zeer openlijk uit van de veronderstelling: “De werkman is een smeerlap.” Waarom al die camera’s die tegenwoordig de arbeiders bespieden, of ze niet lanterfanten of iets pikken? Waarom de prikklok? De baas meent te weten dat zijn werknemers (van wie Harry Mulisch ooit opmerkte dat zij in feite de werkgevers zijn) bij de minste gelegenheid materiaal of werktijd zullen stelen. Natuurlijk maakt de gelegenheid de smeerlap, in het kamp van de arbeid maar evenzeer in dat van het kapitaal. Het grote verschil is dat de kapitaalzijde veel meer gelegenheid heeft om het spel vals te spelen. Daar mogen wij dus wel iets aan rechtsmiddelen en actievormen tegenover stellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten