VN vereenvoudigt Chinese karakters (april 2007)
Op discussieforums
van Chinezen en studenten Chinees gonst het momenteel van argumenten over en
weer naar aanleiding van de beslissing van de VN-administratie om vanaf 2008 in
haar Chineestalige documenten enkel nog de vereenvoudigde karakters te
bezigen. Momenteel worden zowel de
traditionele als de vereenvoudigde karakters gebruikt. Het is eigenlijk verwonderlijk dat dit zo lang
geduurd heeft. De politieke entiteiten
die nog vasthouden aan de traditionele schrijfwijze, zijn nooit VN-lid geweest
(Hong Kong) of zijn het niet meer (Taiwan); de staten die de vereenvoudigde
schrijfwijze gebruiken, namelijk de Volksrepubliek en Singapore, zijn dat wel.
De Chinese
karakters hebben een vaste vorm gehad van ten laatste de Han-periode, rond de
tijd van Christus (en de meest gebruikelijke al van duizend jaar eerder), tot
in de jaren 1950. Toen besloot het
regime van voorzitter Mao Zedong om de karakters te vereenvoudigen: dat zou bij
het schrijven veel tijd besparen en gemakkelijker zijn om te leren, dus goed
voor de alfabetisering. Nochtans is het
analfabetisme een halve eeuw later nog steeds veel hoger in de Volksrepubliek
dan in Taiwan. Mao’s motief was
ongetwijfeld ook om op het culturele front een breuk met het verleden te
forceren. Linkse ijveraars hebben dat
wel vaker, zie in het Westen de onderwijsbesnoeiingen op klassieke talen en
geschiedenis.
Overlopen we even
de argumenten. Sommigen noemen het
“democratisch” dat de VN de voorkeur geeft aan de schrijfvorm die door de
meerderheid van de Chineestaligen gebruikt wordt. Correctie: dat moet zijn “volksdemocratisch”,
of wat zo heet, want de Chinezen van het vasteland hebben nooit democratisch
over deze kwestie kunnen beslissen. De
hervorming is van boven af opgelegd, en als gevolg daarvan heb je inderdaad
honderden miljoenen mensen die nooit anders geweten hebben en nu allicht aan
het enige hun bekende systeem gehecht zijn.
Idem voor het verlicht-despotisch bestuurde Singapore. De enige Chineestalige democratie is Taiwan,
en daar staat de bevolking als één man achter de traditionele
schrijfwijze. Ook de grote Chinese
gemeenschappen in Noord-Amerika, die alle vrijheden genieten, en hun talrijke
kranten en TV-stations, die graag rekening houden met de wensen van hun
publiek, gebruiken doorgaans de traditionele karakters. Zelfs vasteland-Chinezen die het
schoonschrift beoefenen, doen dit nog steeds met de oude schrifttekens,
ingewikkeld maar mooi.
Men wijst er ook op
dat de vereenvoudiging gebaseerd is op een reeds bestaande praktijk in
snelschrift. Inderdaad, zoals artsen op
medicijnvoorschriften, zo schrijven Chinezen sinds eeuwen nauwelijks leesbare
krabbels in persoonlijke briefwisseling.
Zij hebben dat echter nooit een reden gevonden om die krabbels tot
officiële schrijfwijze te verheffen. In
gesprekken op de markt of aan de toog spreken wij ook niet ons beste
Nederlands, maar dat is geen reden om de standaardtaal in formele situaties en
als algemene norm door het dialect te vervangen.
Het argument van de
tijdswinst is door de tekstverwerker volkomen achterhaald. Het duurt precies even lang om een tekst in
traditioneel danwel in vereenvoudigd schrift in te tikken. En er is nog een groot voordeel aan de
moderne schrifttechnologie. Stel dat de
heersers van de Volksrepubliek tot de jaren van verstand komen en ervoor kiezen
om de oude schrifttekens weder in te voeren.
Dan hebben zij het probleem dat er inmiddels tal van
overheidsdocumenten, technische instructies, contracten enz. bestaan die in
vereenvoudigd schrift gesteld zijn.
Welnu, tekstverwerkingsprogramma’s kunnen volledige teksten met één
commando in de andere schriftvariant omzetten.
De conservatieven
betogen dan weer dat de karakters een interne logica hebben, een
inzichtelijkheid die hen ook gemakkelijker leerbaar maakt, en dat de zogenaamde
vereenvoudiging die logica schendt of uitwist.
Inderdaad, de klassieke hebben meestal een logische opbouw: de
primitiefste geven rechtstreeks de betekenis weer, de meeste echter combineren
een of meer betekenisgevers plus een klankelement. Een voorbeeld van het eerste is dong,
“oosten”, dat de zon tussen de boomtakken voorstelt, dus de opgaande zon, een
direct “leesbare” combinatie die in het vereenvoudigd schrift tot een
betekenisloze krabbel herleid wordt.
Een voorbeeld van
het tweede type karakter is bai, “honderd”, samengesteld uit het
karakter yi, één, om aan te geven dat het een rekenkundige eenheid is,
plus het element bai, “wit”, om aan te geven dat het “bai” uitgesproken
wordt. Dat karakter blijft ongewijzigd,
maar vele andere uit deze categorie zijn door de vereenvoudiging verminkt. Bv., mian, eerste deel van miantiao,
“noedel”, wordt nu geschreven met het eenvoudige karakter mian,
“gezicht”, dat niets met het begrip “noedel” te maken heeft. In de oude schrijfwijze daarentegen dient die mian,
“gezicht”, slechts als klankelement in een complexer karakter mian,
“tarwebloem”, in combinatie met het betekeniselement mai, “tarwe”. Ziedaar dus het probleem: de vereenvoudigde
karakters wissen de betekenis uit. De
oude schrijfwijze van het woord ai, “liefde”, bevat heel logisch het
element xin, “hart”, de vereenvoudigde niet.
Het treurige feit
is echter dat de pleitbezorgers van het echte Chinese schrift wel het gelijk
hebben, maar niet de macht om hun gelijk te krijgen. Als de VN van de extra kosten van een dubbel
schrift af willen, dan moeten ze natuurlijk voor het echte Chinese schrift
opteren, maar waarschijnlijk zal het gewicht van de Volksrepubliek alle bezwaren
uit de weg duwen en de afschaffing van de traditionele karakters erdoor duwen,
zeker bij een instelling als de VN die slechts de macht van de machtigen
bevestigt en versterkt. Het is niet
onmogelijk dat betere inzichten het tegen 2008 toch nog zullen halen, maar dat
zou dan niet onder politieke druk zijn, wel louter door een uitzonderlijke
flits van wijsheid.
Het pinyin (feb. 2008)
Toen Lawrence of Arabia het
manuscript van zijn memoires ingestuurd had, vroeg zijn uitgever hem om wat
eenvormigheid te brengen in de transcriptie van de talloze Arabische namen en
termen. Dat is tot vandaag een
mijnenveld. Hier Muhammad, daar Mohammed
of Mohamed; hier op zijn Arabisch Akbar of Talib, daar op
zijn Turks Ekber of Talip; en is het Ramadan, Ramadhaan
of Ramzan? Lawrence antwoordde
laconiek dat wie de taal kende, zelf wel kon zien welk woord er bedoeld werd,
terwijl het voor wie ze niet kende, toch geen verschil uitmaakte.
Waar er een officiële transcriptie
naar het Nederlands bestaat, volg ik die in deze rubriek. Soms valt dat goed mee, bv. in het Japans zal
je niet gauw ernstige fouten lezen. In
andere talen is de officiële transcriptie echter verwarrend.
Op tv is het nu al China wat de klok
slaat. De reuzengroei van de Draak,
natuurlijk, en binnenkort ook de Olympische spelen. Ik volg het sportnieuws niet, maar ik meen
vagelijks te weten dat geen enkele gastland ooit van de Spelen zo’n
mobiliserend nationaal project gemaakt heeft als China nu doet. Eigenlijk wat beneden het niveau van een
grote beschaving, eerder het gedrag van een ontwikkelingsland dat zich
eindelijk eens aan de grote mensen mag tonen.
Toen ik zomer 2001 enkele dagen na de toewijzing van de Spelen 2008 in
Beijing aankwam, hing de stad vol met Olympische posters. Hoewel hip van lay-out, waren ze nog ouderwets
maoïstisch in hun boodschap, heel flinks en met de blik naar de toekomst. Zelden zal de impact van dit aloude feest
voor Zeus op een land zo groot geweest zijn.
Zo is het aanleiding voor een geforceerde campagne om tientallen
miljoenen mensen samen met het Engels wat goede manieren bij te brengen, bv.:
“Niet spuwen! Het verspreidt
ziektekiemen en bovendien is het vies.”
Geen marxisme maar toch nog op en top Volksrepubliek, dat
padvinderssfeertje van: “Akela wij doen ons bést!”
Gezien de China-hype krijg ik regelmatig vragen over de alfabetische
weergave van Chinese karakters, want de Chinezen hebben het ons niet
gemakkelijk gemaakt. In Taiwanese
schoolboeken gebruikt men vaak nog een 37-letterig alfabet, ontworpen in 1913
op last van de kersverse republikeinse regering, het zhuyinzimu,
“fonetische schrifttekenmatrix”, of zhuyinfuhao, “fonetische notatie”
naar de eerste vier letters ook genoemd bopomofo. Buitenlandse geleerden hebben in vorige
eeuwen verschillende transcripties in het Latijnse alfabet bedacht, maar die
moeten nu allemaal wijken voor het in de Volksrepubliek in de jaren ’50
ontwikkelde pinyin, “spel-de-klank”.
In 2002 is het in Taiwan overgenomen, met wat verbeteringen. Het hier even uitleggen is onbegonnen werk,
maar toch enkele tips om de hinderlijkste fouten te vermijden.
Bij “b, g, d, z, zh” versus “p, k, t, c, ch” is de tegenstelling niet
tussen stemhebbend en stemloos, maar tussen niet en wel aangeblazen. “Ditu”, landkaart, klinkt dus als
[tithoe]. Of de niet-aangeblazen klank
ook stemhebbend wordt, ligt niet strikt vast en hangt af van de
klankomgeving. Het is niet fout om
“Beijing” uit te spreken als [Peitsjing], en [Beidzjing] kan er ook mee door,
maar “Peidzjing” komt er nog het dichtste bij.
De “c” is aangeblazen “tsh”, als in [koe-tsh-uis], de “z” is
[ts/dz]. De “ch” is aangeblazen [tsjh],
de niet-aangeblazen tegenhanger [tsj/dzj] schrijft men “zh”, bv. de
spreekwoordelijke Chinese familienaam [Tsjang] schrijft men “Zhang”.
De “j”, eveneens uitgesproken als [tsj/dzj], komt uit een oude klank
[k], soms bewaard in oude transcripties, bv. “Peking” voor “Beijing”, of in
leenwoorden in de buurtalen, bv. Koreaans “Kim” komt van [kjem], in modern
Mandarijns “jin”, [dzjin]. De aangeblazen
tegenhanger “q” klinkt ongeveer als [tsjh], net als de “ch”. De stad Chongqing heet dus
[Tsjhongtsjhing]. Waarom hebben de
Chinezen hier een letter gebruikt die in elke andere taal heel anders klinkt,
nl. als een soort [k]? Deels omdat ze nu
eenmaal in voorraad was, nog niet gebruikt voor andere klanken. Maar deels ook om taalhistorische redenen,
want die “q”-klank is geëvolueerd uit een soort [k], nl. een aangeblazen
[kh]. Vele mensen beoefenen tegenwoordig
“qigong” [tsjhikong], het versterken van de levensenergie of “qi”. Het Japans heeft dat woord in een vroeger
stadium overgenomen als “ki”, zoals in “reiki”, handoplegging, en de
gevechtskunst “aikido”.
De “x” is [sj], net als in het Baskisch, want deze conventie zou te
danken zijn aan Spaanse missionarissen.
De eind-“r” is als de Amerikaanse [r], de begin-“r” is iets tussen dat
en de klank [zj]. De klinker in de
combinatie “ji, qi, xi” is gewoon onze [i].
Bij “zhi, chi, ri, shi, zi, ci, si” echter wordt de “i”, of in de
Taiwanese versie “ih”, min of meer uitgesproken als onze [eu], bv. “Laozi” als
[Lautseu].
De “ü” klinkt als onze [u], “u” klinkt als [oe]
behalve in de combinatie “yu”, “xu”, “ju” en “qu”, daar wordt ze als een
Brabantse “u” uitgesproken. Mijn
leerkracht (laoshi) Chinees van
destijds, de volstrekt onvolprezen mevrouw Xu (toen op Taiwan nog “Hsü”
gespeld), werd dus aangesproken als “Xu laoshi” [Sju lausjeu]. De “a” is gewoon [a], behalve in de
combinatie “yan” en het woordeinde “–ian” of “-uan”, dan wordt het eerder een
korte [è]: “yan” klinkt als [jen], “lian” als [liën], “xuan” als [sjuën],
“quan” als [tsjhuën], “yuan” als [juën].
De “e” vóór “n” of “ng” rijmt met de doffe “e” in ons lidwoord “een”,
bv. “men”, poort, klinkt als de tweede lettergreep van “komen”; of ze wordt helemaal
niet als aparte klank uitgesproken. De
“hemelvredepoort”, Tiananmen, klinkt als [thiën-an-mn].
Indien gevolgd door een klinker worden “i” en “u”
tot de halfklinkers [j] en [w]. De “ao”
klinkt als Nederlands “au/ou”, bv. voorzitter “Mao” klinkt precies als het
armstuk van een hemd, [mouw]. De “ou”
klinkt als [oow] in “show”. Echter, waar
de combinatie “iou” uitgesproken wordt, schrijft men “iu”, bv. “niu”, rund, is
[njoow], niet [njoe]. Ook de combinatie
“uei” wordt ingekort tot “ui”, bv. “shanshui”, berg-en-water (landschapsschildering)
klinkt als [sjansjwei]. En het
geruchtmakende “fengshui”, wind-en-water, ruimtelijke ordening, is niet
[fengsjoei] of [fengsjwi] of zoiets, wel [fngsjwei].
Heden donderdag 7 februari vieren we het lentefeest, chunjie,
[tsjhoendzjië]. Aan Xu laoshi en aan u
allen wens ik daarom Chunjie kuaile, vrolijk lentefeest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten