dinsdag 20 juni 2017

The Brussels Journal: Een gelegenheid tot zelfkritiek




In zijn beruchte manifest raadt Anders Behring Breivik zijn eventuele medestanders aan om winnaars te imiteren. Weg dus met rechtse verliezers als Hitler en Mussolini, bestudeer liever voorzitter Mao. Nou, die raad neem ik al ter harte van toen de Noorse terrorist nog moest geboren worden. Zoals trouwe lezers weten, vind ik op de vreemdste plaatsen nog nuttige toepassingen voor de staat- en krijgskundige inzichten van de Grote Roerganger. Vandaag trekken we lering niet uit zijn woorden maar uit één van de praktijken die hij ingesteld heeft. Onder ex-linksen wordt er hartelijk om gelachen, maar eigenlijk was het nog zo’n slecht idee niet: de openbare zelfkritiek.      
Natuurlijk is het niet de bedoeling, de gedwongen valse bekentenis van niet-begane misdaden weer in te voeren, zoals onze tegenstanders graag zouden zien. Wel geldig blijft het onderliggende beginsel, namelijk dat het voor de betrokkene en zijn gemeenschap het beste is als hij van een begane fout afstand neemt door zelf te detailleren wat er precies fout aan was. Gewoon even sorry zeggen wanneer je dat politiek opportuun lijkt (zoals sommige landen en instellingen gedaan hebben i.v.m. de Holocaust, de slavernij en zelfs de kruistochten), is op zich weinig waard. Het wordt pas waardevol en een bewijs dat je echt afstand genomen hebt van dat wat je nu zelf als een fout bestempelt, als je zelf uiteenzet wat er fout aan was, hoe je tot dat foute gedrag gekomen was en waarom je het nadien verworpen hebt. Als je iets echt ontgroeid bent, als het geen deel meer is van jezelf, dan valt het gemakkelijk om het aan de kaak te stellen, want het betreft niet langer jezelf, alleen je vroegere zelf. Niets is bovendien doeltreffender om je twijfelende medestanders mee over de streep te trekken en afscheid te doen nemen van de foute lijn. Voor de maatschappij is het extra winst dat ze de zondaar niet uitschakelt maar hem tot bondgenoot maakt in de “rectificatiebeweging”.     
Ach zo, is er hier dan sprake van een “foute lijn” die “gerectificeerd”moet worden? Natuurlijk zijn de verschaffers van juiste historische kennis over de islam (zoals Ibn Warraq, Wafa Sultan, Robert Spencer, Andrew Bostom en andere “inspiratiebronnen van Breivik”) niet verantwoordelijk voor de praktische besluiten die een onevenwichtige uit zijn kennismaking met dat probleemdossier trekt. Het wereldwijd bekend maken van de ontluisterende feiten inzake de islam is, net als het Zwartboek van het Communisme, een onverdeeld goede bijdrage aan het welzijn der mensheid. Toch moeten we altijd tot zelfkritiek bereid zijn, ongeacht of dramatische gebeurtenissen daar aanleiding toe geven. Zelfs wanneer de vijand zijn laagheid en valsheid demonstreert door onze wetenschappelijk gefundeerde woorden verantwoordelijk te stellen voor andermans redeloze misdaden, moeten we ons er niet toe beperken, op de logische ongeldigheid van zijn insinuaties te wijzen. We moeten ons integendeel afvragen of we, door doen of laten, geen fouten gemaakt hebt in de door de vijand bedoelde of in andere zin.

Eurabische samenzwering
Laat ons dus ingaan op de vraag wat islamcritici beter hadden kunnen doen, en in de toekomst beter moeten doen. In welke mate, bijvoorbeeld, maken wij werk van het met de lippen beleden beginsel dat “de islam het probleem is, eerder dan de moslims”?
Niet elke islamcriticus geeft blijk van voldoende inlevingsvermogen in de positie van onze als moslim grootgebrachte medemens. We moeten beseffen dat, indien wijzelf in een moslimland geboren waren, ook wij heel wat islamitische geloofspunten en attitudes verinwendigd zouden hebben. Moslims kunnen er niets aan doen dat ze in dat geloofssysteem terecht gekomen zijn, maar ze zijn wel met rede begiftigde wezens die het kunnen ontgroeien. Sommige islamkritische teksten lijken geschreven door lieden die nooit een levende moslim op menselijk niveau ontmoet hebben, als waren moslims de onbezielde vijanden in een computerspel. Geert Wilders moeten we nageven dat hij op dit punt in gunstige zin geëvolueerd is en nu de strijd tegen de islam ook beschouwt als in het belang van de moslims zelf. Zelfs het VB heeft met zijn leuze “aanpassen of opkrassen” op zijn eigen onbehouwen manier een grote stap in de juiste richting gezet: het erkent daarmee dat moslims een vrije keuze hebben om zich in de leidcultuur te integreren liever dan zich in een islamgetto op te sluiten, en dat zij op die voorwaarde ook welkom zijn.
Een ander punt waar enkele prominente islamcritici volgens mij in de fout gegaan zijn, is het samenzweringsdenken over “Eurabië”. Het is natuurlijk wel zo dat de islamwereld gretig uitkijkt naar de inlijving van Europa in het Dâr-al-Islâm, een project dat door Bat Ye’or in de term “Eurabië” samengevat wordt. Ik heb veel geleerd van haar vroegere werk over de geschiedenis van de dhimmitude, het statuut van de in hun onderwerping berustende niet-moslims in islamitische samenlevingen. Tegen de overvloedige documentatie die ze daarin presenteerde hebben degenen die haar nu uitspuwen nooit een begin van weerlegging kunnen inbrengen. We kunnen haar echter niet volgen in de stelling dat Europese en Arabische politieke leiders samen een strategie bedisseld hebben om Europa te islamiseren.
Hoezeer eurocraten ook de verradersaard in zich hebben, hoezeer zij ook het Europese volk haten en misprijzen, hun kille hart loopt niet zodanig warm voor de islam dat zij doelbewust de islamisering van ons werelddeel zouden nastreven. Dat het beleid van de Europese elites objectief de islamisering in de hand werkt, is geen bewuste strategie, wel een geval van onbedoelde gevolgen door de hoogmoedig-kortzichtige Marie-Antoinettes van vandaag. Schrijf nooit toe aan boosaardigheid wat afdoende verklaard kan worden door dwaasheid.
Het pro-islambeleid van de bestuursklasse heeft ondermeer de volgende niet-samenzweerderige oorzaken: (1) het postkoloniale schuldgevoel, hier geïnformeerd door de onjuiste aanname dat het kolonialisme de islam onderdrukt heeft; (2) een oprechte wil tot openheid en pluralisme, echter blind voor het feit dat juist de islam juist overal waar hij aan de macht is, het pluralisme afbreekt; (3) een protserig beter-dan-gij spel, een wedijver in de vrijgevigheid waarin de elite haar superioriteit tegenover de bekrompen massamens demonstreert door eigen erfgoed weg te geven, concreet vooral door het wooncomfort, de straatveiligheid e.d. van de volksmens weg te gooien, samen met verworvenheden als de gelijkheid van man en vrouw en de vrijheid om te spreken en aan godsdienstkritiek te doen. Een groepsdynamiek vergelijkbaar met die van een bijenzwerm, waarin de progressieven mekaar imiteren en bij afdwaling corrigeren, verklaart voldoende hoe zij, tegen alle terugkoppeling vanuit de werkelijkheid in, een rozig beeld van de islam blijven belijden en daardoor een beleid voeren dat de islamisering in de hand werkt. Zo’n groepsdynamiek is natuurlijk wat ingewikkelder om in kaart te brengen dan een net plannetje dat in een achterkamertje bedisseld is, maar het is realistischer.
Ook de inschatting van de sterkte van de islam in Europa en de prognose van de evoluerende krachtsverhouding is minder eenvoudig dan je bij lezing van sommige islamkritische geschriften zou denken. Enerzijds is er de demografische groei door hogere geboortecijfers (weliswaar dalend maar op elk moment hoger dan bij niet-moslims) en voortdurende immigratie, en de grotere en diepere zelforganisatie; anderzijds is er de de-islamiserende invloed van de moderne cultuur en van de dagelijkse ervaringswerkelijkheid. Tussen die twee trends is er een wedloop [http://www.brusselsjournal.com/node/1710] aan de gang. Het verloop van die wedloop ligt niet a priori vast, er is misschien reden voor alarmisme maar zeker niet voor defaitisme.

Heilige oorlog  
Centraal in het debat over Breivik is de vraag of islamkritiek een oproep tot geweld impliceert. Met hun bekende kwade trouw stellen linkse polemisten het in hun euforie nu zo voor dat islamkritiek noodwendig tot geweld tegen de moslims moet leiden. Terecht zegt de door Breivik zo bewonderde Peder Jensen alias “Fjordman” dat hij nooit zulke oproep gedaan heeft, en dat Breivik uitdrukkelijk het contrast maakt tussen hemzelf en de volgens hem te softe islamcritici, die nog in democratisch debat geloven (inbegrepen Fjordman en politici als Wilders en Dewinter). Sterker nog, Breivik hoopt uitdrukkelijk dat de islamkritische partijen schade zullen lijden door de associatie die de media onvermijdelijk zullen maken tussen hen en zijn eigen misdaad, want dan zal de bevolking zich afwenden van de “illusoire” democratische oplossing en zich tot het revolutionaire alternatief wenden (p.1401 van zijn manifest). De media spelen dus Breiviks spel mee door de schuld voor zijn daad naar de geweldloze islamcritici door te schuiven.
Daarop antwoorden Fjordmans critici dat hij het beleid van de heersende klasse met enig retorisch geweld toch maar een “oorlog tegen de Europese bevolking” genoemd heeft en zich naar eigen zeggen op een nakende “burgeroorlog” met de moslims voorbereidde. Dat zou niet echt een “oproep” tot geweld zijn maar daartoe wel “het klimaat scheppen”. Zoals ik het begrepen heb, wou hij waarschuwen tégen zo’n burgeroorlog, die zeer zeker tot de mogelijkheden behoort (zie Joegoslavië), en oproepen om die te vermijden. Alleen vernam de lezer onvoldoende over hóe dat kan bereikt worden.
Wij hadden meer moeten nadenken en schrijven over de oplossing voor het islamprobleem dat wij zo uitvoerig gedocumenteerd hebben. Ten eerste geeft dat meer perspectief, meer hoop, aan degenen die door de opmars van de islam in hun omgeving moedeloos of, zoals Breivik, wraakzuchtig worden. Ten tweede had dat alle twijfel weggenomen over de keuze van de middelen om dat politieke doel te bereiken.
Velen namen in dat verband aanstoot aan het (alweer vijf jaar oude) “Geef ons wapens” van Paul Beliën. Dat was een echte miskleun: gebaseerd op onjuiste informatie over de etniciteit van de zigeuners die Joe Van Holsbeek doodden (in brede kring werden zij tot hun aanhouding voor Marokkanen gehouden), en met een taalgebruik dat zich uitstekend tot overinterpretatie leende. Paul heeft die tekst nadien wel van de webstek gehaald, maar dit was nu precies het soort fout dat alleen ongedaan gemaakt kon worden met een openbare zelfkritiek. Nu is ze hem blijven achtervolgen, eerst in de onbelangrijke scheldpartijen van het knusse Vlaamse multiculdebat, en vervolgens buiten alle proportie getild door de zaak-Breivik. Volgende keer beter.
Anderzijds zijn er mensen die oprecht menen dat het niet zonder geweld zal kunnen, maar dan “regulier” geweld. Amerikanen komen van Mars, dus gaf Daniel Pipes, een gematigd islamcriticus die gelooft dat “de radicale islam het probleem en de gematigde islam de oplossing is”, aan president Obama de raad om Iran te bombarderen. [http://www.nationalreview.com/articles/229059/how-save-obama-presidency-bomb-iran/daniel-pipes] Voor zulk standpunt hoef je zelfs geen islamcriticus te zijn, eerder het tegendeel. George W. Bush heeft vaak de islam geprezen, bv. “Islam is een vreedzame godsdienst en een godsdienst die anderen eerbiedigt” [http://www.muslimrepublicans.net/article.asp?ID=164], maar hij heeft wel  vele duizenden moslims doodgebombardeerd. Het is niet islamkritiek die tot geweld tegen moslims leidt. (Ook bij Breivik niet.)
Omgekeerd blijken gewapende offensieven tegen de islamwereld vanuit het standpunt van de grondige islamkritiek sterk contraproductief te zijn, zoals ik al eerder betoogd heb [http://cdn1.brusselsjournal.com/node/3504]. Het verhardt de standpunten terwijl de moslimwereld juist een dooi nodig heeft waarin de gedachten kunnen evolueren. Wat de Navo (met daarin ook het islamvriendelijke multiculturele België) vandaag in Libië uitricht, gelijkt trouwens heel sterk op Breiviks schietpartij: vanuit een positie van overmacht mensen neermaaien die tegen je eigen vuurkracht kansloos zijn. Het maakt de westerse waarden niet populairder, noch bij moslims noch bij andere niet-westerlingen. 
Maar wie de strijd tegen het islamitisch imperialisme niet als gewelddadig opvat, had dit misschien wel veel uitdrukkelijker moeten zeggen. Neem een voorbeeld aan de Iraniër Ali Sina in zijn standpunt over de Noorse massamoord [http://www.faithfreedom.org/articles/op-ed/statement-on-norway-massacre/]: “In mijn 13 jaar van activiteit tegen de islam heb ik nooit geweld bepleit. Steeds weer heb ik gesteld dat we tegen de onwetendheid strijden. Onwetendheid kan je afbreken met kennis, leugens vernietigen met de waarheid, de duisternis overwinnen met licht. We heffen geen zwaard tegen de duisternis, we ontsteken een licht.”
Nochtans hoort Ali Sina thuis in het rijtje islamcritici wier naam in Breiviks manifest opduikt, en die “dus” de moordenaar “geïnspireerd” hebben. Het is bijgevolg niet zeker dat duidelijkheid over onze doelstelling een verschil zou maken voor zulke vertroebelde geest, en nog minder voor de Europese linkerzijde die door haar kwade trouw moedwillig blind is voor al wat niet in haar demonisering van islamkritiek past. Wij als penneridders moeten ons belang niet overschatten: het gedrag van mensen wordt maar zeer gedeeltelijk bepaald door wat zij lezen, en zelfs dat beetje lezen zij slechts door de bril van hun ervaring en vooroordelen. Maar toch: voorzover onze invloed reikt, hebben wij een verantwoordelijkheid en kunnen wij ons geen onnauwkeurigheid veroorloven. Onze vijanden kunnen met veel minderwaardige argumentaties weggeraken, met sprookjes en laster, met intellectuele luiheid en zelfgenoegzaamheid; maar wij zijn niet in zulke machtspositie. En al waren we het wel, dan zouden we nog moeten verkiezen om het juiste te doen.


('tP, 10 aug. 2011; BJ)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten