zondag 1 september 2024

Het Arabisch als schoolvak?

(Ingestuurd na akkoord naar Doorbraak op 31-8-2024, doch geweigerd. Kennelijk niet banaal genoeg.) Het Leuvense Heilig Drievuldigheidscollege (waar ikzelf twee jaar gestudeerd heb) neemt zich voor om een uur Arabische taalles in te voeren. Wat er scheelt met die plannen hebt u in Doorbraak al kunnen vernemen in een commentaar door redacteur en romanist Filip Michiels. Dat bezwaarschrift kan ik helemaal bijtreden: het initiatief heeft klaarblijkelijk een oneigenlijke bedoeling want het zal weinig bijdragen tot dat wat het geafficheerde doel is van een richting Levende Talen, namelijk actieve taalbeheersing. Wel kan ondergetekend oriëntalist daar nog een specifiek bezwaar aan toevoegen. Nadat de klassieke talen wegens "niet meer relevant" op een zijspoor gezet zijn, voert hier een eigentijdse hervormer een leergang in die weliswaar een springlevende taal betreft, maar toch niet echt meer aanbiedt dan "taalbeschouwing". Niemand durft immers beweren dat de leerlingen er enige taalbeheersing zullen overhouden. Het nut ervan wordt wel aangedikt met het weetje dat het Arabisch echt vreemd is, voor de leerlingen de eerste niet-Indo-Europese taal. Ziedaar blijkbaar een charme van de felbejubelde diversiteitsgodin: hoe vreemder, hoe beter! Laten we op die aanspraak eens verder ingaan, en vergelijken met de taal die volgens dezelfde criteria ook een kandidate had kunnen zijn: het Chinees. Dat zijn onder de meest gesproken talen de eerste twee die niet tot de succesvolle Indo-Europese taalfamilie behoren, anders dan Hindi-Oerdoe (dezelfde taal, verschillend schrift, vergelijk met Servo-Kroatisch), Engels, Spaans, Bengali en Russisch. Het Arabisch is één van de Semitisch talen, zelf de Levantijnse deelgroep van de Afro-Aziatische taalfamilie uit de Sahel en Noord-Afrika, waaronder bijvoorbeeld ook het Berbers en wijlen het Faraonisch. Maar hier rijst een bezwaar tegen de aanspraak van het Arabisch op de felgeprezen "vreemdheid". Semitisch vormt samen met Indo-Europees onder 's werelds talen een paar apart: zij delen talloze onderscheidende eigenaardigheden. Zo heeft het Arabisch volgende eigenschappen die het Chinees ontbeert: * een woordgeslacht, met vrouwelijke woordvorming door -at toe te voegen, meestal afgezwakt tot -a (wat toevallig met onze vrouwelijke uitgang -a samenvalt); uiteraard zijn er voor "hij" en "zij" aparte woorden, heel on-woke. * een woordgetal: enkel-, twee- en meervoud; * naamvallen (drie) van het naamwoord; zo is de -ū in "Allāhū akbar" (God is groter!) de nominatiefuitgang; * tijden, wijzen en persoonsaanduidende voor- of achtervoegsels van het werkwoord. Niet Indo-Europees (zie Bengali, Perzisch of Russisch) maar wel binnengeslopen in het Grieks, Keltisch, Germaans en tenslotte Romaans, is het lidwoord, mogelijk onder invloed van de Semitische Feniciërs. Net als in het Roemeens (museul) en het Zweeds (Greta Thunbergs oproep "skolstrejk for klimatet!") kan dat ook ná het naamwoord komen: antiek Arabisch voor al-Raĥmān, "de Erbarmer", is Raĥmān-an. Alleszins is het lidwoord een wezensdeel van zowel Nederlands als Arabisch, maar onbekend in de meeste talen. Het Arabisch schrift is oppervlakkig heel anders maar heeft dezelfde oorsprong als het Latijnse. Het onder de knie krijgen vergt menig lesuur, maar stelt je niet aan een echt "vreemd" schrift bloot. De woordvolgorde binnen een zin is dezelfde als in de Nederlandse hoofdzin. Ook de volgorde van de cijfers binnen grotere getallen is dezelfde: *arba'a va sittūn* is letterlijk "vier en zestig", terwijl de meeste talen hier *sixty-four* of *soixante-quatre* hebben. Kortom, als het echt om diversiteit ging, dan was het Chinees een veel logischer keuze. En voor de taalbeschouwers: Indo-Europees en Afro-Aziatisch zijn de enige taalfamilies waarvan de vraag naar het oorsprongsland raciaal omstreden is. Kan een succesvolle taalfamilie ontstaan zijn bij een donkere bevolking (India, Sahel) of moet zij daar ingeweken zijn vanuit het blankere noorden (Rusland, Levant)? Voorwaar een kolfje naar de hand van onze racismebestrijders. Het enige echt vreemde element in het Arabisch, en voor mij een van de grote charmes van de taal, is het "gebroken meervoud": bij de meeste woorden vormt men het meervoud met onregelmatige vervormingen die in het verwante Hebreeuws drieduizend jaar geleden al weggerationaliseerd waren via een eenvormige uitgang: -im (m.)/-ot (v.). Aldus is een profeet een nabi, met Hebreeuws meervoud nabiim, maar met Arabisch meervoud anbīya. De meervoudsuitgangen bestaan er ook, -ūn/-āt, maar wie erbij wil horen, gebruikt waar mogelijk toch het gebroken meervoud. Nu goed, tot zover wat haarklieverij door een specialist, maar toegegeven, daarmee is de échte bedoeling van de HeDriCo-directie niet aangepakt. Als de Italiaanse inwijkelingen overtalrijk, moslim, identiteitsbewust en assertief geweest waren, dan was hun taal, hoewel weinig vreemd, ook wel op het programma gezet. En dan waren er andere op maat gemaakte taalkundige argumenten bedacht om die keuze redelijk te doen lijken.