zaterdag 23 september 2023

Geldof moordenaar !

(Brussels Journal, juli 2005) Ontwikkelingshulp is larie. Eerlijke handel, ja. Hulp, nee. Departement ontwikkelingssamenwerking, weg ermee. Bob Geldofs “live aid”-campagne van twintig jaar geleden heeft meer kwaad dan goed gedaan. Ze heeft de deportatiepolitiek van het toenmalige marxistische bewind in Ethiopië materieel ondersteund en de voedselmarkt van het (ondanks alles zelfbedruipende) Soedan ontwricht, met in beide landen vele verhongerde boerengezinnen tot gevolg. Geldof probeerde dat te verdoezelen door op het podium in het Londense Hyde Park tijdens het “live 8”-concert een 20-jarige donkere schoonheid op te voeren, nu studente landbouwingenieur maar toen als zuigeling “tien minuten verwijderd van een zekere dood”. Terwijl Geldof de Afrikaanse muzikanten naar een zijpodium in Cornwall weggedirigeerd had, mocht zij de rol spelen van het dankjewel-knikkende negertje waarin wij destijds onze zakcent voor de missies gooiden. De schroomvolle jongedame was zichtbaar gegeneerd toen ze in de armen geworpen werd van Madonna, een showbiz-del op haar retour. Wat denkt de Derde Wereld over Bob Geldofs nieuwste show van goedheid? Eén standpunt dat zeker de aandacht trekt, circuleert in de vorm van een gedicht (weliswaar zonder rijm of ritme), een echt schimpvers. Het zou geschreven zijn door Arundhati Roy, een veelgelauwerde kaviaarlinkse schrijfster uit India, altijd van de partij wanneer de progressieve stemmen zich tegen het rechtse kwaad verheffen. De vertoning in Londen deed haar blijkbaar zodanig walgen dat ze haar afkeer op papier moest zetten. Het gedicht heet Killers in Hyde Park en we lezen het even mee, strofe per strofe. “White killers of million Iraqi children and women dance half nude at this 'great' concert in the park. Hype aging celebs and rockers, clawing at charity, crowing even over victims of their colonial plunder. Cry for poor Africa!” Let op het openingswoord. U dacht misschien over uzelf als “Westerling”, of universeler nog, als “mens”, maar de dichters van morgen zien dat heel wat lichamelijker: u bent “blank”. Welkom bij het tiersmondisme anno 2005. En zeg nu vooral niet dat huidskleur onbelangrijk is, want dát juist zien zij als een uiting van het bij uitstek blanke voorrecht tot kleurenblindheid. Wat meer is: als blanke bent u medeschuldig aan alles wat elke andere blanke ooit aan niet-blanken of halfblanken aangedaan heeft. Het premoderne beginsel van de “collectieve schuld” is aan een indrukwekkende comeback bezig. Koloniale plundering bv., dat hebt ú gedaan. Niet zozeer de koloniale opbouw, bv. de verspreiding van het Engels als verbindingstaal zodat Arundhati Roy de Booker-prijs kon winnen, maar zeker wel de koloniale vernielingen. U bent ook schuldig aan de oorlog die blanke Bush en blanke Blair in Irak ontketend hebben. Nee, niet “antiracist Blair”, wel “blanke Blair”, want in de nieuwe wereldorde is ideologie van veel minder tel dan huidskleur. Begin er dus ook niet over dat de meeste deelnemers aan het concert in Londen, artiesten zowel als toeschouwers, geheid tegenstanders waren van de oorlog in Irak. Samen met hun burgemeester, de extreemlinkse Labour-dissident Ken Livingstone, hebben zij er massaal tegen betoogd. Maar dat pleit hen niet vrij: zij behoren tot het blanke ras en zijn bijgevolg schuldig, “moordenaars”. Wees echter dankbaar voor je vijanden, want zij zeggen soms de harde maar broodnodige waarheid. Merk in deze strofe met name de walging op voor de vermenging van liefdadigheid met het uiterst vulgaire hedonisme van de rockcultuur. In Afrika lopen er ook veel mensen halfnaakt, maar zij behouden een onmiskenbare waardigheid. Die vindt men zelden bij de jonge concertgangers en nog minder bij de overjaarse sterren op het podium. Er is een pijnlijke discrepantie tussen de ernst van de armoede en de roes van deze rotverwende “weldoeners”. Zelfs bedelaars voelen zich ongemakkelijk bij caritas die de vorm aanneemt van een lallend en zwelgend exhibitionisme. “The Anglo media (Rod Liddle, Clarkson, Keegan et al.), low class, unintelligent as ever, lap it all up. ‘Aren’t we good? Aren't we gods? African leaders are evil and bad.’” We gaan hier niet de eer van de media verdedigen. Zij zijn doorslaggevend in de hedendaagse vermenging van liefdadigheid met egostreling en vulgariteit, bv. in het geval van prinses Diana, de wulpse weldoenster wier garderobe misschien meer kostte dan het onderwijsbudget van Swaziland. Problematischer in dit vers is wel de verdachtmaking tegen de Westerse kritiek op Afrikaanse leiders als Robert Mugabe. De vaststelling dat er inderdaad iets boosaardigs schuilgaat in Mugabe’s beleid is echt niet herleidbaar tot blanke zelfverheerlijking-door-contrast. Die vaststelling wordt ook gedaan door mensen, blank en gekleurd, die destijds de machtsovername door Mugabe toejuichten. De voorstelling van kritiek op Afrikaanse potentaten als louter blanke zelfrechtvaardiging is niet het eerste staaltje van krasse veralgemening in dit gedicht. “Tomorrow the next bombs will fall, more mines will explode. Let's sing it in their cathedrals, let's sing it in their malls to the corrupt and Christian leaders of the west. ‘You sold it, now the gall to blame it on the African tall.’ You cannot fool the world. Conveniently forget Kabul, Kandahar, and Iraq where through the debris of your daily bombs maimed children must crawl.” Toch één strofe die een beetje rijmt. Maar als ik de media mag geloven, en dat is natuurlijk wel een enorme “als”, leggen tegenwoordig vooral plaatselijke moslims de bommen die wekelijks honderden doden en verminkten maken in Irak. En tevoren was het Saddam Hoessein die Iraki’s bij tienduizenden over de kling joeg. Heeft onze dichteres dááraan ooit een versje gewijd? Nu goed, de Anglo-Amerikaanse invasie heeft zeker slachtoffers gemaakt, net als het hongerembargo van president Clinton dat volgens diens buitenlandminister Madeleine Albright “de prijs (in Iraakse mensenlevens) waard was”. De Tony Blair met wie Bob Geldof zo goed bevriend is, en op wie hij rekent om de Afrikaanse landen hun schulden te doen kwijtschelden, heeft zeker wel een beetje Iraaks bloed aan zijn handen. Zijn wapenverkoop aan diverse Afrikaanse machthebbers is zeker een mede-oorzaak van heel wat lijden op het zonnige werelddeel. Toch zijn het de Rwandezen zelf die mekaar uitgemoord hebben, niet hun wapenleveranciers. In hun geval deden ze het trouwens met zelfgemaakte of uit China ingevoerde machetes, niet met het soort high-tech wapentuig waarvoor een Blair of een Louis Michel al eens een transactie regelt. “Keep out, keep out of our countries. Binge drunk, brawl and copulate in your own city centres. Don't export your culture of yobs.” En hier tenslotte nogmaals de waarschijnlijke aanleiding tot dit schimpdicht, de onmiddellijke oorzaak van de verontwaardiging waaruit het is opgeborreld: het afstotelijk vulgaire gedrag van het rockvolkje dat zich als weldoener van de arme Afrikaantjes aanstelt. Negers zijn niet preuts en Arundhati Roy is een moderne vrouw, gescheiden en samenwonend, dus aan begrip voor de wat lossere zeden van het hedendaagse Westen zal het hun niet ontbreken. Maar trop is teveel. In de koloniale tijd werden Europeanen vaak gehaat of gevreesd, maar ook nagebootst en alleszins gerespecteerd; vandaag worden onze opzichtigste cultuurdragers verafschuwd en uitgespuwd. Na het neerhalen van de WTC-torens als economisch hart van het hedendaagse Westerse systeem pleegden moedjahedin ook een aanslag op een door Australiërs gefrequenteerd uitgaanscentrum in Bali dat als uithangbord van de Westerse cultuur kon dienen. Blanke toeristen etaleerden er hun gebrek aan respect voor de plaatselijke bevolking door in het openbaar te zuipen, te snuiven, te kotsen en te copuleren. Enkele moslims reageren daarop met geweld, miljoenen anderen houden het op een superieur stilzwijgen. Maar hun oordeel is overduidelijk: met zulke varkens hebben zij liefst zo min mogelijk te maken, zelfs niet onder de naam “solidariteit” of “hulp”.

Links en de Noorse massamoord

(Brussels Journal, juli 2011) Al zowat een decennium lang hoor je opiniemakers klagen dat “de politieke correctheid van links naar rechts opgeschoven is”. Dat is klinkklare onzin, links heeft een structureel overwicht met in de wet en de instellingen gebetonneerde discriminaties tegen andersdenkenden. Het heeft alleen de indruk van underdog te zijn omdat het inhoudelijk de debatten verliest. Ook de dynamiek van het opinielandschap gehoorzaamt nog steeds aan hun wil, en dat is zeer uitdrukkelijk gebleken uit de reactie op de massamoord door Anders Breivik. De meeste commentatoren, ook de weinig geïdeologiseerde, hebben als op commando eensgezind de steen geworpen naar de conservatieve rechterzijde, en de islamcritici in het bijzonder, en hen gebrandmerkt als moreel medeschuldig aan Breiviks gewelddaad. Welbeschouwd is het islamdebat natuurlijk geen kwestie van links of rechts. In de moslimwereld gaat islamkritiek veelal uit van mensen met een links profiel. Onze linksen behandelen islamkritiek als rechts omdat zij binnen hun beperkte horizon alleen zien dat in eigen land de rechterzijde zich het islamthema aangetrokken heeft. Een blijver in de opiniedynamiek is dat aan rechts hogere morele eisen gesteld worden dan aan links. Van rechts wordt inkeer en berouw geëist omdat ergens iemand die zich eveneens rechts noemt, 77 mensen vermoord heeft. Van links wordt het daarentegen heel normaal gevonden dat het rondloopt in hemdjes met de beeltenis van Ché Guevara, die evenzeer meende de goede strijd tegen het kwaad te voeren en daaraan ten allerminste 216 mensenlevens opofferde ( http://www.cubaarchive.org/downloads/CA08.pdf ), dodingen tijdens gevechtshandelingen niet meegeteld. Verschil is wel dat de Noorse slachtoffers een snelle dood stierven terwijl Ché zijn medische kennis gebruikte om een aantal van zijn gevangenen te folteren. Hoe hoog een ideologische stroming in de pikorde staat, blijkt ondermeer uit met hoeveel schandaligs ze kan weggeraken. Bijvoorbeeld, een studentenvereniging aan de UGent nodigt een rechtse politicus uit voor een debat, links komt het debat met geweld verhinderen (en slaat daarbij terloops de rector het ziekenhuis in); een tijd later weer zo’n uitnodiging, weer een linkse dreiging met geweld, en de rector roept er niet de politie bij om deze keer de uitoefening van het grondwettelijk recht op vergadering en meningsuiting te beschermen, maar voert de oekaze van links uit en verbiedt het debat. Pas als rechts hetzelfde kan doen met een links initiatief, kan je zeggen dat “de politieke correctheid van links naar rechts opgeschoven is”. Idem voor de islam: dat die nu deelt in de door links bemachtigde voorrechten blijkt hieruit dat hij met zeer veel lelijks kan weggeraken. Honderden moslimterroristen, van Mumbai en Bagdad tot Amsterdam en New York, hebben uitdrukkelijk bekend gemaakt dat de islam en niets dan de islam hen tot hun daad motiveerde. Toch werden hun terreurdaden niet gevolgd door veroordelingen van de islam vanwege politici of de media. Integendeel, na 11 september 2001 verwelkomden moskeeën in de VS een ware begankenis van politici en andere prominenten die hun sympathie voor “de religie van de vrede” kwamen betuigen. Ook na de massamoord in Oslo, waarbij moslims noch dader noch slachtoffer waren, kregen Noorse moskeeën het bezoek van ondermeer een minister en de kroonprins. Wat er echter niet afkon was een steunbetuiging aan de islamcritici, die er valselijk doch unisono van beschuldigd werden, de Schreibtischtäter geweest te zijn. Zelfs politici die geloofden dat islamkritiek Breivik tot zijn daad gebracht had, zouden, overeenkomstig hun ontkoppeling van moslimterreur en de daarvoor door de daders ingeroepen ideologie, de islamcritici van hun blijvende sympathie hebben moeten verzekeren. En laten we wel wezen: islamkritiek heeft Breivik niét tot zijn daad gebracht. Voor een deel beantwoordt hij aan het type van de rechtse clown dat ik in een hier gepubliceerd artikel in 2006 al beschreven ( http://www.brusselsjournal.com/node/1334) heb, elders ook verschenen onder de titel “Rechts, vunzig en zot” (http://inflandersfields.eu/2011/08/rechts-vunzig-en-zot.html ), de beroesde dwaaskop en irrationele geweldenaar die alleen zijn eigen zaak schade berokkent. Ik ben het echter met de linkse critici eens dat Breivik in het beramen van zijn gewelddadig plan hoofdzakelijk een bepaalde politieke logica gevolgd heeft. Maar die was beslist niet aan de papieren islamcritici ontleend. Mocht er één citaat van islamcritici bestaan hebben dat tot zulk geweld oproept (zoals er wel volop in de Koran en andere islamklassieken staan), dan hadden we dat uiteraard op alle voorpagina’s kunnen herlezen, quod non. Terwijl Breivik geschiedkundige gegevens uit het onderzoek van islamcritici als Robert Spencer, Bat Ye’or, Fjordman enz. aanhaalt, neemt hij in zijn manifest scherp afstand van hen zodra het aankomt op de mogelijke oplossing van het door hen gestelde probleem. Volgens hem zijn zij bekommerder om hun reputatiedekking dan om de doortastende maatregelen tegen de islam die hij noodzakelijk acht. (p.764) Hij vindt hen veel te soft, inspiratie voor de actie moest hij elders zoeken. Ook de islamkritische politieke partijen, van dewelke hij alleen de retoriek maar niet de werkwijze goedkeurt, wenst hij uiteindelijk naar de hel. Zo verwacht hij dat zijn vroeger lidmaatschap bij de Noorse Vooruitgangspartij deze partij zwaar zal beschadigen, en hij vindt dat goed omdat de bevolking zo de illusie zal kwijtraken dat de nodige maatregelen tegen de islamisering langs democratische weg kunnen bereikt worden. (p.1401) Daardoor zal zij voor de revolutionaire weg kiezen, hoopt hij. Die benadering heeft niets met islamkritiek te maken, maar volgt een ander welbekend model, namelijk dat van linkse terreurgroepen. Van de 19de-eeuwse anarchisten tot de RAF en de CCC hebben linkse terroristen altijd geloofd dat hun actie als ontstekingsmechanisme zou dienen voor een omslag bij de massa in de richting van de revolutionaire volksopstand. Hoewel hun terreur nooit tot de beoogde revolutie leidde, heeft zij tenminste hun ideologie van klassenstrijd nooit schade berokkend. Dezelfde retoriek waarvan linkse terroristen zich bedienden, over “Amerikaans imperialisme” en “uitbuiting door het grootkapitaal”, werd er in respectabele media niet minder om. Het voorbeeld van de islam is voor kandidaat-terroristen nog hoopgevender en “inspirerender”: na 9/11 sloten de rangen van de politieke klasse en de opiniemakers zich rond de islam om hem tegen alle kritiek af te schermen. Wie uit de eigen islamitische motivering van de daders de logische besluiten trok, werd weggezet als een misdadiger schuldig aan “racisme”, of als een psychiatrisch geval lijdend aan “islamofobie”. Als iemand “het klimaat geschapen heeft” voor Breiviks sprong van een politieke overtuiging naar een terreurdaad, dan zeker degenen die de islam voor zijn rol in terreurdaden met een des te gunstiger pers beloond hebben. In de talrijke oproepen tot repressie tegen islamkritiek merk je overigens dat de betrokken politici en commentatoren het islamdebat van de jongste jaren volstrekt niet gevolgd hebben. Zo verklaart eurocommissaris Cecilia Malmström dat we “tolerantie en democratie” moeten verdedigen. Het is haar blijkbaar volledig ontgaan dat alle islamcritici juist de zorg om tolerantie en democratie inroepen als dringende reden om de (laat ons zeggen:) moeilijke relatie van de islam met de waarden van tolerantie en democratie tegen het licht te houden. Inhoudelijk hebben zij en haar soort tegen de islamkritiek nooit een punt kunnen scoren. Het is pas vanachter Breiviks brede schouders dat zij triomfantelijk een neus kunnen zetten naar degenen die tolerantie en democratie tegen de islam in bescherming nemen. Sluiten we de Breivik-episode af met een persoonlijke rechtzetting. Op het lezersforum van De Wereld Morgen insinueerde een Knack-journaliste dat Fjordman en ondergetekende wel eens één en dezelfde persoon zouden kunnen zijn. Dat verhaal is door de Fjordmans bekendmaking van zijn werkelijke identiteit gelukkig van de baan. Op facebook beschuldigt zij de medewerkers aan Brussels Journal , en onder hen met name ook mijzelf, ervan, door hun “haatretoriek” het klimaat voor Breiviks daad geschapen te hebben. Ik heb haar uitgedaagd om uit mijn tientallen islamartikels op BJ één zin aan te wijzen die als “haatretoriek” kan gelden. Net als alle anderen die mij al jaren met scheldwoorden maar nooit met weerleggingen bekogelen, is zij het antwoord schuldig gebleven.

dinsdag 19 september 2023

Puellicide: Meisjesfoetus gered

Meisjesfoetus gered
(Brussels Journal, april 2006)
Dokter Anil Sabsani zal zich zijn laatste echografie van een fœtus nog lang herinneren. Hij vertelde de aanstaande moeder dat hij haar in ruil voor 1.500 roepies (30 euro) extra wel het geslacht van het kind wou onthullen, hetgeen sinds 1994 bij wet verboden is. “En”, voegde hij er geruststellend aan toe, “als het een meisje is, dan kunnen we dat verhelpen, hoor.” Er was een tijd dat ze in India na drie maanden zwangerschap een ritueel deden opdat het kind een jongen zou zijn, maar dat ritueel bleek in de helft van de gevallen geen resultaat op te leveren (in de andere helft gelukkig wel). Dr. Sabsani suggereerde echter een andere oplossing, namelijk abortus. Helaas, de vrouw bleek een undercover-agente te zijn, en hij werd gearresteerd. Nu is hij veroordeeld tot twee jaar effectieve gevangenisstraf en 5.000 roepies boete. Daarmee maakt de Indiase overheid eindelijk werk van de bestrijding van de geslachtsselectieve abortus.
Let wel, de wet bestraft de arts, niet de ouders. Tenslotte kunnen die altijd van krommenaas gebaren als blijkt dat het geaborteerde kind een meisje was. Kan toch toeval zijn? En “pro choice” betekent toch juist vrije keuze, ook van het geslacht van het kind? Enkele Indiase feministen hebben dan ook gepleit tegen de pogingen om deze keuzevrijheid te beperken. Laat vrouwen toch hun dochtertje wegdoen, dat zal de onderhandelingspositie van de schaarser wordende vrouwen op de huwelijks- en jobmarkt versterken. Een geaborteerde meid is een winstpunt in de seksenstrijd!
Volgens een studie in The Lancet zijn er de jongste 20 jaar in India 10 miljoen meisjesbaby’s “verdwenen”. Een normale geslachtsverhouding bij de geboorte is 980 meisjes per 1000 jongens (de natuur voorziet blijkbaar dat meer jongens voortijdig sterven aan kinderziekten en gevaarlijk leven), maar de volkstelling van 2001 vond in de leeftijdsgroep tot 6 jaar slechts 927 meisjes per 1000 jongens. In 1991 was dit 945, in 1981 nog 962. Gelijkaardige trends stelt men vast in andere Aziatische landen, het ergst van al in China, maar India heeft het voordeel van een transparante vrije samenleving waar dit nauwkeurig onderzocht en openlijk besproken wordt.
Bij het bedenken van een verklaring grijpt men al snel naar de factor religie, die een geringschatting voor de vrouw zou inprenten. Nochtans worden nergens méér meisjesbaby’s voor of na de geboorte uit de weg geruimd dan in China, waar religie slechts een geringe rol speelt. Er is ook een zuiver materialistische sociobiologische verklaring voor de zonenvoorkeur, namelijk dat het “zelfzuchtige gen” zich via een polygame zoon over meer kleinkinderen kan verspreiden dan via een dochter.
In ieder geval kenden de meeste antieke samenlevingen de praktijk van infanticide, zeg maar postnatale abortus, waarbij men een ongewenste pasgeborene gewoon te sterven legde. Meisjes waren in het nadeel, want jongens konden in tijden van wedijver om schaarse levensmiddelen voor de stam vechten (en sneuvelen). In beschaafde samenlevingen werd kinderen opvoeden bovendien een dure investering, die in het geval van meisjes weggegooid is omdat zij zich na hun huwelijk bij de clan van hun man voegen, daar waar jongens de eigen clan voortzetten. Nogal kortzichtig berekend, maar zo zijn vele mensen nu eenmaal. In India komt daarbij de plaag van de onredelijke hoge bruidschat die de familie van de bruid theoretisch aan haarzelf (oorspronkelijk als haar aandeel in de erfenis), maar in feite aan de schoonfamilie “moet” betalen. Daartoe bestaat geen wettelijke verplichting, de bruidschat is integendeel bij wet verboden, maar sedert de koloniale tijd heeft dit schadelijke gebruik zich vanuit de rijkere klasse over de hele samenleving verspreid, zodat dochters nog eens extra als een financiële last gezien worden.
Voorzover de factor religie toch belang krijgt door schriftuurlijk vastgelegde geboden, blijkt er een groot verschil tussen theorie en praktijk. In het hindoeïsme geldt vruchtafdrijving als een ergere zonde dan moord op een volwassene, maar buiten de sterk schriftgehechte brahmaanse kaste heeft infanticide er altijd bestaan. De islam gaat er prat op dat hij, bij alle onderschikking van de vrouw, toch maar de infanticide verboden en dus vele meisjesbaby’s het leven gered heeft. Uit de cijfers blijkt echter dat de moderne geslachtsdiagnose een levensgroot achterpoortje geschapen heeft, zodat moslims nu met goed geweten prenataal aan infanticide doen.
Dat “niet godsdienst maar economie” de verklaring vormt, is meestal een smoes om met name de islam als factor van maatschappelijke problemen niet onder ogen te moeten zien. In dit geval blijkt er echter veel voor te zeggen, zij het niet in de zin die men zou verwachten. Want de rangschikking van Indiase religies naar bereidheid tot het aborteren van meisjes komt sterk overeen met hun gemiddelde welstand: hoe rijker, des te minder dochters.
De armste gemeenschap zijn allicht de boeddhisten, want meestal ex-onaanraakbaren, en van de inheems Indiase religies hebben zij het hoogste vrouwelijk geboortecijfer. Aan het andere eind van het inkomensspectrum vinden we de jains, veelal rijke handelaars, en de sikhs, een gemeenschap van dynamische ondernemers. Zij hebben schrikbarend ongelijke geslachtsverhoudingen, met 870 resp. 786 meisjes per 1000 jongens. Straks zal één sikh-jongeman op vijf geen bruid vinden binnen de eigen gemeenschap. De sikhs prijzen hun eigen religie als heel progressief en verlicht, maar als ze het te hoog in hun bol krijgen, weet je nu welk vervelend feit je hun onder de neus kan duwen.
De moslims zijn, mede door hun gezinsgrootte (die op nog een andere manier impact heeft, zie verder), gemiddeld armer dan de hindoes, en zij hebben ondanks een opvallende stijging nog steeds minder geslachtsselectieve abortussen. Bovendien hadden zij na de overijverige campagnes voor sterilisatie in de jaren ’70, toen vrouwen soms buiten hun weten bijgeknipt werden, een sterk wantrouwen ontwikkeld tegen medische zwangerschapsbemoeienissen. Dat zijn ze nu kennelijk ontgroeid, getuige de inhaalbeweging die zij dan toch maken inzake spitstechnologische geslachtskeuze. Bij hen zijn er 950 meisjes tegen 1000 jongens in de jongste leeftijdsgroep, onmiskenbaar te weinig in vergelijking met het biologisch gemiddelde.
En de christenen? Zij zijn de enige gemeenschap in India met meer vrouwen dan mannen, 1009 tegen 1000, ondermeer omdat zij zich altijd verre gehouden hebben van de infanticide, zowel pre- als postnataal. Feministen mogen nog zo foeteren op die stoute patriarchale Kerk, maar ze heeft jegens het zwakke geslacht alvast één meetbare verdienste. Anderzijds begint het ook bij de christenen mis te lopen. In de jongste leeftijdsgroep zijn er nog slechts 964 meisjes per 1000 jongens, meer dan bij alle andere gemeenschappen maar een beetje minder dan de biologisch natuurlijke verhouding. Ook in India zijn secularisering en consumentisme in opmars.
Verdere ontleding van de cijfers wijst op een misschien onvermoede factor van de geslachtsselectie ten nadele van meisjes: het algemene beleid van geboortebeperking. “Ham do, hamāre do”, “Wij twee, onze (kinderen) twee”, zo luidt de alomtegenwoordige regeringsslogan. Maar als je jezelf slechts twee pogingen gunt om aan mannelijk nageslacht te geraken, dan is de druk om het toeval te slim af te zijn behoorlijk groot. Als in India de eerstgeborene een meisje is, dan daalt bij het tweede de kans op een meisje tot 759 tegen 1000. Zijn de eerste twee allebei meisjes, dan wordt de verhouding bij het derde 719 op 1000. Ook het vooruitzicht op onherroepelijke sterilisatie als de meest gebruikte want door de overheid gepropageerde contraceptieve techniek blijkt tot meer geslachtsselectie te leiden.
Hoe groter de kans dat een kind het laatste in de rij wordt, des te sterker de kans dat het ontbreken van de felbegeerde attributen op het echografisch beeld tot vruchtafdrijving leidt. Bij slechts één kans wordt de druk nog sterker, vandaar het enorme meisjesgebrek in China onder het één-kind-beleid. Mijn Marokkaanse buurman verlangde vurig naar een zoon, maar hij onderging waardig zijn noodlot toen zijn vrouw dochter na dochter baarde, tot nummer vijf eindelijk het verhoopte geslacht had. Maar dat was nog de oude school, de jongere generatie moslimmigranten blijkt wel bereid om na geslachtsdiagnose in te grijpen. Maar die ontwikkeling in eigen contreien wacht nog op het eerste onderzoek. Het zogenaamde derdewereldland India staat in dit opzicht al verder dan wij.
Onthouden we verder dat welgestelde geletterde stadsvrouwen in India gemakkelijker hun dochtertje laten weghalen dan arme domme boerinnen. Meisjes wegmaken: ziedaar een onverwachte vrucht van de modernisering en de “verlichte” kijk op gezinsplanning. Nu is het de vraag in hoeverre een repressief beleid deze tendens kan bijsturen.