dinsdag 13 februari 2018

Het geval Savitri Devi

Het geval Savitri Devi  


  


(1999, in deze vorm ongepubliceerd gebleven)  

 


Savitri Devi Mukherji was een Frans-Griekse dame die een synthese maakte van haar bewondering voor Hitler met een hoogst persoonlijke versie van het hindoeïsme. Zij werd geboren op 30 september 1905 in Lyon als Maximiani Portas, dochter van een Griekse vader en een Engelse moeder. Ze was polyglot (Grieks, Frans, Engels, Duits, later Hindi en Bengali) en veelzijdig begaafd. Zo zou ze in 1932 een licentie in de Wetenschappen halen (met een thesis over het wiskundig grondslagenonderzoek), en in 1935 doktoreren in de Letteren. Reeds zeer vroeg ontwikkelde zij sterke politieke sympathieën en antipathieën, en deze zouden de belangrijkste determinanten worden van haar vreemde Werdegang.  
In dit artikel bespreken we haar leven en werken, en dit naar aanleiding van twee nieuwe publikaties. In zijn jongste boek, Hitler's Priestess. Savitri Devi, the Hindu-Aryan Myth, and Neo-Nazism, vertelt historikus Dr. Nicholas Goodrick-Clarke het verhaal van Savitri Devi, voortbouwend op zijn inmiddels vermaard doktoraal onderzoek (Oxford), The Occult Roots of Nazism.(1) Anderzijds heeft de Euro-nationalistische groepering Thule Sodalitas in haar reeks Héritage Européen als deel 11 de eerste publikatie van Savitri Devi opnieuw uitgebracht: L'Etang au Lotus, de beschrijving van haar kennismaking met India.(2) Deze uitgave is verzorgd en van een inleiding voorzien door Ralf Van den Haute, gemeenteraadslid voor het Vlaams Blok in Sint-Pieters-Leeuw.  

Joden- en kristenhaat

 


Toen Maximiani volwassen werd, opteerde zij voor de Griekse nationaliteit en ging ze enkele jaren in Griekenland reizen en studeren, ondermeer om materiaal te verzamelen voor haar doktoraatsverhandeling over de filosoof en religieuze dissident Theophilos Kaires (1788-1853). Ze was verrukt over de antieke Griekse beschaving, en keerde zich geleidelijk sterker tegen het kristendom dat het Griekse heidendom ten onder gebracht had. In 1929 ging ze met een Grieks-orthodokse groep pelgrims naar Palestina, waar ze getuige was van het toenemend konflikt tussen Palestijnen en joodse settelaars; haar sympathie lag bij de eersten, en ze walgde bij de aanblik van joden aan de Klaagmuur.
Het anti-semitisme had Maximiani met de paplepel meegekregen: het behoorde natuurlijk tot het kristelijke erfgoed, maar Frankrijk was begin deze eeuw ook het centrum van de moderne sekuliere variant ervan, zie bv. de Dreyfus-affaire, waarin de toen heel gewone vermenging van anti-joodse met anti-Duitse gevoelens tot uiting kwam. Rond 1930 las ze met toenemende geestdrift de persberichtgeving over het Duitse nationaal-socialisme.
Voor Maximiani Portas gold eenzelfde kritiek tegen jodendom en kristendom. Dat is geenszins vanzelfsprekend, want de nu veelgehoorde frase "joods-kristelijk" was toen zeer ongebruikelijk: het kristendom zette zich, overeenkomstig zijn eigen grondteksten, sterk af tégen het jodendom. Ziet men vandaag de Bijbel als een gemeenschappelijke basis van beide religies, dan zei men toen dat de joden het Bijbelse heilsplan verlaten hadden en dat zij eigenlijk niet de Bijbel maar de Talmoed als hun heilig boek beschouwen. En uit die Talmoed citeerde men dan in Luthers voetspoor gretig de anti-kristelijke teksten, zodat niet de verwantschap maar wel de vijandschap tussen jood en kristen centraal stond. Toen de nazi's zich statutair tot een "positief kristendom" bekenden, legden sympathizerende ideologen het zo uit, dat het kristendom vele "Arische" elementen bevatte, invloeden uit het destijds dominante hellenisme en uit het Perzische zoroastrisme, maar gelukkig vreemd aan en strijdig met het jodendom. De nu populaire uitdrukking "Jezus de jood" was toen niet alleen ongebruikelijk, maar werd ook expliciet tegengesproken in het toen populaire argument dat Jezus zich fel tegen de joden gekeerd had (farizeeën, handelaars op het Tempelplein) en bovendien zelf helemaal geen jood was. De jood Jozef was immers niet Jezus' vader, volgens de kristenen omdat de Heilige Geest het vaderschap waarnam, volgens de joden omdat Jezus de zoon van een Romeins soldaat was. Ook de afkomst van Jezus' moeder is volgens het Nieuwe Testament zelf erg onduidelijk: haar joodse ouders waren immers al bejaard en kunnen haar, verhaaltjes over de Heilige Geest daargelaten, geadopteerd hebben. Dat alle middeleeuwse schilders Jezus als een typische Europeaan hadden afgebeeld, zoals ze ook de Palestijnse landschappen en klederdracht door Europese vervangen hadden, vormde een bijkomend "argument" voor Jezus' niet-joodse identiteit, ondermeer toen Hitler tijdens zijn bezoek aan Mussolini een dergelijk "portret" van Jezus bezichtigde.
 In een later werkje over de apostel Paulus herneemt Savitri Devi deze argumenten voor de niet-joodse afkomst van Jezus.(3) We herkennen daarin die typische oefening van talloze ex-kristenen die hun geliefde Kristus proberen te redden uit de instortende religie die naar hem genoemd is. Het punt voor Savitri Devi is echter dat niet Kristus maar Paulus het kristendom gevormd heeft, en dat de neurotische Paulus (die de inspannende naleving van de joodse wet moe was) in deze nieuwe religie zijn eigen oude joodse idealen gelegd heeft, aangepast aan zijn eigen temperament en aan de nieuwe omgeving van gehellenizeerde joden en ontwortelde hellenisten. Volgens haar is het kristendom even joods-etnocentrisch als het jodendom zelf, in die zin dat het de geschiedenis van de volkeren opzij schuift en een centrale plaats geeft aan de joodse geschiedenis, waartoe ondermeer het begrip "messias" behoort dat de grondslag van het kristendom vormt.

Tegen het antropocentrisme

 

Savitri Devi's belangrijkste wijsgerige argument tegen de joods-kristelijke traditie betreft echter het antropocentrisme, samengevat in de passus uit het scheppingsverhaal waarin God aan de mens de heerschappij over alle natuurwezens toevertrouwt. Dezelfde verwerping van het "Bijbels antropocentrisme" doet het vandaag nog steeds in diep-ekologische middens. Samen met dit kosmologisch antropocentrisme verwerpt Savitri Devi ook elk ethisch antropocentrisme, met name de kristelijke leer van de liefde tot de mens.

Dat mensenliefde de centrale ethische doktrine van het kristendom vormt is een bet-wistbare gedachte als men zich herinnert hoe de Romeinen de kristenen juist bekritizeerden om hun "haat jegens de menselijke soort", en hoe de moderne humanisten juist bij wijze van emancipatie uit het kristendom de mens centraal gesteld hebben. Maar goed, we kunnen het erover eens zijn dat het kristendom het leven van eender welke mens hoger stelt dan het leven van eender welk dier, een waardenschaal die Savitri Devi niet deelde: als verwoed kattenliefhebster verkoos zij een mooi dier boven een lelijke mens. Zij verwierp de liefde tot de mensheid ten gunste van een ethisch vitalisme dat ze in haar tijd het best belichaamd vond in het Nationaal-Socialisme omwille van "zijn waardenschaal, met als centrum niet de 'mens' maar het Leven".(4)
Tot de dag van vandaag wordt de heidense herlevingsbeweging geteisterd door halfrijpe geesten en pure fantasten die op het idee "heidendom" allerlei 19- en 20ste-eeuwse doktrines projekteren: een zich op Friedrich Nietzsche beroepend vitalisme, René Guénons traditionalisme, darwinisme en racisme maar evengoed antiracisme en multikulturalisme (o.m. in de VS als reaktie tegen het kristelijke racisme van de Ku Klux Klan en Christian Identity), diverse nationalismen, libertinisme, anti-rationalisme, feminisme, ekologisme en noem maar op. In sommige gevallen is er inderdaad een verband, maar het punt is dat de betrokkenen hun modern ideetje centraal stellen en hun "heidendom" in funktie daarvan vervormen, in plaats van zich echt op het autentieke heidendom toe te leggen.
Savitri Devi's gedoe over "het Leven" is gebaseerd op Darwin en Nietzsche en wellicht nog enkele modernen, maar is nauwelijks terug te vinden in authentiek heidense religies. Chinese tradities stellen de Weg centraal, terwijl Indiase tradities het vooral over het Bewustzijn of het Zelf hebben. Het "Leven" vindt men wel terug in de joodse heildronkwens Le-chaïm, "op het Leven", en joden leggen daaromtrent aan kristenen uit dat zij zich niet met theologische spekulaties bezighouden omdat zij hun religie in het dagelijkse handelen beleven. In meer overdrachtelijke zin vinden we het Leven ook bij Johannes, die "Leven" zegt waar de andere evangelisten "Rijk der Hemelen" zeggen; maar zijn "Leven" (zoè) is expliciet verschillend van het louter biologische "leven" (bios).
De onderdompeling in "het Leven" is een thema in moderne, vooral hedonistische literatuur. Doorgaans slaat dit gedweep met het Leven vooral aan bij mensen die een soort extreme vermoeidheid voelen opkomen bij de herinnering aan bepaalde elementen uit hun schoolgaande jeugd, vooral dan de veeleisende kristelijke moraal en de inspannende training in wetenschappelijk denken. Weg met al die saaie en beknellende regels, eindelijk Leven! Zo stel je je dat voor in je laatste schooljaren, met name wanneer je naar je eerste seksuele ervaring smacht,-- Leven! Maar om als volwassene nog in die termen te denken, zoals op nieuw-heidense internetforums vaak het geval blijkt, is lichtelijk meelijwekkend.
Leven wordt vaak ook gesteld tegenover abstraktie: weg met de abstraktie van "de" mens, voor de dag met de konkrete, dus de met een onderscheiden identiteit begiftigde mens.
In Savitri Devi's vormingsjaren betekende de konkrete mens ondermeer en vooral de raciaal bepaalde mens. De reduktie van de mens tot zijn biologische dimensie, zoals gebeurt in de moderne rassenleer, is de meeste echt bestaande heidense religies echter volkomen vreemd. Het is bv. onjuist dat, zoals men toen wel beweerde, Aristoteles sommige mensen op raciale gronden als "van nature tot slavernij voorbestemd" beschouwde; de Griekse slaven waren doorgaans blank en afkomstig uit Griekenland zelf of uit buurlanden.
Tenslotte wordt "Leven" ook gebruikt als alternatief voor de ethiek, als bestaanswijze "voorbij goed en kwaad", een visie die bij geen enkele heidense of andere kultuur bekend is en die voor haar eerste formulering op de moderne wijsgeer Friedrich Nietzsche moest wachten.
Volwassen heidense tradities als het brahmanisme en het konfucianisme hebben naast de Natuur uiteraard ook de Kultuur erkend, en wel als de natuurlijke bestaanswijze van de mens. Daartoe behoort ondermeer ook het besef van goed en kwaad, hoe verschillend diverse gemeenschappen dat ook mogen invullen. En ja, zonder uitzondering kennen de grote tradities de mens een centrale en bijzondere plaats in de hiërarchie der soorten toe. De dag dat de Indianen een ontsnapt paard van de Europeanen te pakken kregen, begonnen zij het te temmen, de natuur te instrumentalizeren, een andere soort aan de mens te onderwerpen (of laat mij eens een Indiaan zien die zelf het paard op zijn eigen schouders droeg).
En neem nu de heidense reïnkarnatieleer. Deze houdt ondermeer in dat jij, mijn beste medemens, in een vorig of een volgend leven als dier belichaamd kan zijn; en juist hierom wordt deze leer als minder antropocentrisch beschouwd dan de Bijbelse mensopvatting. Echter, in India hameren vertolkers van deze leer er bij hun leerlingen juist op dat de geboorte als mens de meest begeerde is, en wel omdat de mens het beste toegerust is om de geestelijke bevrijding te verwezenlijken (dus nu je het geluk van een menselijke inkarnatie hebt: doe je uiterste best in je sprirituele praktijk). De hele mensheid denkt antropocentrisch, ook die volkeren die heilige koeien houden of, zoals de Egyptenaren, heilige katten vereerden.
Savitri Devi's anti-antropocentrisme vindt weerklank bij hedendaagse ekologen. Voor dat doelpubliek werd recent haar boek Impeachment of Man opnieuw gepubliceerd.(5) Goodrick-Clarke laat de gelegenheid niet liggen om de ekologie met extreem-rechts te associëren. Volgens hem is Deep Ecology een samenzwering van de multinationals om de bevolking van de Derde Wereld massaal te doen sterven en de baan vrij te maken voor een deshumanizerende industrie op basis van embryo farming, klonen en dergelijke. Ik dacht al een tijdje dat juist de ekologen zich tegen de opmars van het genetisch knutselen verzetten, maar blijkbaar beschikt hij over andere informatie.
Wel is juist dat ekologie en nazisme een tijd lang reisgezellen geweest zijn: het nazibewind was onmiskenbaar een pionier van de milieu-wetgeving, bescherming van dieren tegen wreedheid, de eerste milieu-effekt-rapporten, bescherming van zeldzame plantensoorten (Edelweiss), boomplantakties. Eigenlijk is het verwonderlijk dat tegenstanders van de milieubeweging niet vaker met deze associaties schermen. En dat men al wie de "natuur" als rechtvaardiging voor wat dan ook inroept, niet doodslaat met volgend citaat van Savitri Devi: "Je kan de natuur niet de-nazificeren!"

Kristendom en rede



Ten gunste van Savitri Devi moet gezegd dat zij nooit de verwerping van het kristendom koppelde aan een verwerping van de rede. Zij verwierp onder de vruchten van de Verlichting wel het egalitarisme, maar niet de wetenschap. De kristelijke vijanden van een heidense herleving wekken graag de indruk dat heidenen tegelijk tegen het kristendom en tegen de rede zijn, omdat die koppeling de legitimiteit van de rede op het irrationele kristelijke geloof laat afstralen, alsof er een intrinsiek verband tussen beide is. Goodrick-Clarke, die hier en daar subtiel partijdig is, noemt in zijn beschrijving van de nieuw-heidense (en vooral dan de heidens-ekologische) kringen die Savitri Devi frekwenteerde, de anti-kristelijke stellingname van nieuw-heidenen meermalen in één adem met een vermeend nieuw-heidens antirationalisme.
Bij Germaanse nieuw-heidenen, veelal herkenbaar aan hun dronken gedweep met mythische wapenfeiten en jagend Vikingsbloed, zijn die twee negaties inderdaad vaak verbonden: weg met de beknellende rede, weg met het beknellende kristendom, ruim baan voor onze storm en drang. Maar als Griekse besefte Savitri Devi zeer goed dat juist de ontluikende wetenschappelijke geest in Griekenland door het opkomende kristendom gefnuikt was. Kristendom en Rede koppelen, ook om ze beide te verwerpen, doet het kristendom te veel eer.
Kristelijke apologeten in de Oudheid waren zeer expliciet in hun verwerping van de rede: "Credo quia absurdum" (Tertullianus). Maar tijdens de koloniale expansie hebben zij geprobeerd om het prestige van de moderne wetenschap voor de kar van het kristendom te spannen. Bijvoorbeeld, enkele decennia nadat de Kerk Galilei's heliocentrisme had veroordeeld, overtroefden jezuïeten in China de inlandse sterrenkundigen met een beter kosmologisch model, nl. het heliocentrische (dat ondermeer nauwkeuriger was in het voorspellen van zons- en maansverduisteringen), en stelden ze dit suksesje voor als een bewijs van de superioriteit van hun godsdienst. Deze propaganda is later uitgewerkt tot de stelling dat het monotheïsme door zijn "onttovering" van de wereld het wetenschappelijk onderzoek mogelijk gemaakt heeft. Dat is echter apert onjuist.
Het monotheïsme van Mozes heeft vele eeuwen lang tot geen enkele wetenschappelijke vooruitgang geleid, en dat in een tijd waarin de heidense Babyloniërs en Grieken wel zulke vooruitgang boekten. Bovendien blijkt dat juist in die segmenten van de werkelijkheid die als het heiligst beschouwd werden, de wetenschap het verst vorderde.
De Babyloniërs vereerden de sterren en ontwikkelden de sterrenkunde. De Vedische zieners zagen de taal zelf als medium van het transcendente, en kijk, ze ontwierpen de eerste wetenschappelijke spraakkunst. De boeddhisten zochten de Bevrijding in de verfijning van het bewustzijn, en hun psychologie bracht het bewustzijn veel beter in kaart dan klungelaars als Freud ooit vermochten. De taoïsten zochten het transcendente in de natuurprocessen, en ze ontdekten het magnetisme en het buskruit. De pythagoreeërs zagen iets goddelijks in getallen, en ze hielpen de wiskunde vooruit. Niet onttovering maar juist betovering, of althans religieuze fascinatie, maakt dat men een stuk werkelijkheid grondig onderzoekt.
Dit blijkt ook uit de ene grote verwezenlijking van Mozes' volgelingen: de ideologisch gekleurde maar ongehoord nauwkeurige geschiedschrijving over de lotgevallen van hun eigen volk (met geloofwaardige karakterschilderingen van figuren als koning David), juist het domein waarin volgens hen God zich openbaarde. Het blijkt ook uit de specifieke opvattingen van die kristenen die tot de pioniers van de wetenschap behoorden: figuren als Kepler, Galilei en Newton zagen de wereld helemaal niet als "onttoverd", maar juist als het Liber Mundi, als het Boek van de Wereld waarlangs God zich op helderder en betrouwbaarder manier openbaart dan via de Heilige Schrift.
De zogenaamde onttovering van de wereld door het monotheïsme heeft dus niets bijgedragen tot ontstaan en groei van de wetenschap. Dat dit kristelijk-apologetische fabeltje juist door nogal wat nieuw-heidenen hernomen wordt, zegt dan ook veel over hun begripsniveau. De briljante Savitri Devi maakte die fout dus niet.
Men leze in dit licht ook haar gunstige beoordeling van het hindoeïsme: "Het hindoeïsme is werkelijk superieur aan andere religies, niet om zijn spiritualiteit maar om iets nog kostbaarders dat het zijn aanhangers geeft: een wetenschappelijke kijk op religie en leven. Hindoe-spiritualiteit is een gevolg van die kijk. Wij beschouwen het als nutteloos om India tegenover het Westen te stellen als 'spiritualistisch' tegenover 'materialistisch'. De superioriteit van het hindoeïsme ligt elders: (...) in zijn grotere konsistentie dan die van het Europese denken, (...) in de universaliteit van de wetenschappelijke kijk van de hindoes".(6)

Het Arische ras



Rond 1930 heroriënteerde Maximiani Portas haar ideaal van "Helleens" naar "Arisch". Sedert Darwin zagen velen kultuur als slechts een neveneffekt van een biologische kwaliteit, en in die optiek was het logisch om achter de Indo-Europese taalfamilie een raciale eenheid te vermoeden: het Arische ras. Probleem was wel dat de Indo-Europees sprekende volkeren allerminst een raciale eenheid vormen, van donkerbruine Indiërs tot witblonde Friezen. Dat probleem werd echter omgezet in de beste steunpilaar van de racistische visie op het wereldgebeuren door de "theorie van de Arische invasie van India", die de alfa en omega van Maximiani's wereldbeeld werd. Deze theorie stelt dat blanke Europeanen de Indo-Europese talen in Europa ontwikkelden en zo'n 3.500 jaar geleden in India binnenbrachten toen zij dit land op de inheemse bevolking veroverden.
De beweerde taalkundige "aryanizatie" van India door blanke Ariërs uit Europa vormde een komplete gevalsstudie in de belangrijkste aspekten van de moderne rassenleer:
 * het begon met blanken die aan hun ingeboren dynamisme uiting gaven door naarverre einders te trekken, weg uit hun Arische oerheimat in het noorden, heel anders dan de indolente donkerhuidige mensen die nooit hun eigen kusten verlieten;
* vervolgens bewezen de blanken hun superioriteit door de donkere inboorlingen te verslaan en te onderwerpen;
* met hun gezond rasbewustzijn trachtten de blanken hun ras te beschermen door hetkastestelsel uit te vinden en op te leggen aan de inlanders, zodat het blank en zwart verboden was van zich te vermengen;
* helaas vond toch heel wat rasvermenging plaats, zodat de blanke invallersveranderden in bruine halfbloeden, zodat hun intellektuele en militaire vermogens verminderden, en zodat niet India maar Europa de lichtbaken en het machtscentrum van de wereld werd;
 * door hun raciale aftakeling werden de Indiase half-Ariërs samen met de hun ondergeschikte inheemse niet-Ariërs tijdens de koloniale periode een gewillige prooi voor de blanke veroveraars, zijnde hun Arische kozijns die er wel in geslaagd waren om hun ras zuiver te houden.

 De Arische Invallentheorie was aldus een hoeksteen van het racistische wereldbeeld, de illustratie bij uitstek bij de zelfrechtvaardiging van zowel het Britse kolonialisme als het Duitse nationaal-socialisme. Zoals Savitri Devi rapporteert: "In het Derde Rijk wisten zelfs schoolkinderen uit hun schoolboeken dat het Arische ras zich verspreid had van het noorden naar het zuiden en oosten, en niet omgekeerd."(7)
 Volgens Savitri Devi is dit wat de Arische invallers in hun nieuwe kolonie aantroffen: "India, vooral Sindh en Panjab, had reeds een briljante beschaving voortgebracht, technisch superieur aan die van de Aryas: de Indusbeschaving. Deze was het werk van een ras met roetbruine huid (...) de vredige Dravidiërs. (...) Het is mogelijk dat zij in de samenleving van Harappa en Mohenjo Daro reeds een stelsel van erfelijke arbeidsverdeling aantroffen. Maar het zijn zij die aan dit systeem, als het al bestond, een raciale betekenis gegeven hebben en de Indiase bevolking in onveranderbare klassen geklasseerd hebben. Ze konden niet anders als zij voor hun Arische ras zijn fysieke en morele eigenschappen wiilden bewaren, m.a.w., als zij wilden overleven."(8)
 Deze theorie was een nette projektie van de koloniale situatie op het verre verleden, en heeft tot op heden de steun gekregen van het Westers akademisch establishment, hoewel het volledig in strijd is met elke inheemse tekst over de oude geschiedenis of de basis van het kaste-stelsel. Dat de Harappa-beschaving pacifistisch was is inmiddels weerlegd; dat zij Dravidisch was is zo'n algemeen aanvaarde hypothese waarvoor nooit ook maar het minste bewijs gevonden is (er is bv. geen spoor van een Dravidisch substraat in de plaatsnamen van noordwestelijk India). De meest konsistente ontcijfering van het Indus-schrift tot op heden is die van Natwar Jha, en die leest de inskripties als Sanskrit.(9)
 Ook de raciale basis van het kaste-onderscheid is al lang en grondig weerlegd. Uiteraard leidt endogamie tot zekere "familietrekken", zodat je net als Savitri Devi na een tijdje wel de kaste van mensen kan raden (mede natuurlijk door hun kleding, taalgebruik en andere niet-biologische eigenschappen). Reeds in 1948 verwierp de marxistische geleerde O.C. Cox de projektie van moderne rassenideeën op oude kulturen: "De vroege Indo-Ariërs konden niet beter in termen van moderne rassenvooroordelen gedacht hebben dan dat ze het vliegtuig hadden kunnen uitvinden".(10) In hetzelfde jaar vatte Dr. Bhimrao Ambedkar de bevindingen van de fysieke antropologie samen om te besluiten dat "de brahmanen en de onaanraakbaren behoren tot hetzelfde ras".(11) Tal van onderzoekers hebben sindsdien deze these bevestigd.


Arya dharma



Tot in haar laatste geschriften blijkt uit niets dat zij ooit de radikale skepsis van de hindoes jegens dit scenario besefte. Echt traditionele pandits, die hun training krijgen in een traditionele setting en niet via engelstalige indologische handboeken, hebben zelfs vandaag veelal nog nooit gehoord van de Arische Invallentheorie. Dit om de eenvoudige reden dat er in de traditionele teksten die zij zich grondig eigen maken, volstrekt niets op zulke invallen wijst. In de oudste tekst, de Rg-Veda, ziet men integendeel een geleidelijke expansie van de "Ariërs" vanuit het Gangesbekken naar het Indusbekken en tenslotte naar Afganistan.(12)
 In de Sanskrit-literatuur beduidt "Arya" een beschavingsnorm, eigenlijk synoniem met "Vedisch" of met de vrij recente (eigenlijk Perzische) term "hindoe". Daar waar individuen niet hun ras kunnen verliezen, kunnen ze volgens bv. de Manu-Smrti wel hun status van Arya verliezen door zich niet aan de Vedische leefregels te houden. Als gevallen ex-Arya's noemt de Manu-Smrti ondermeer de Grieken (die na Alexander de Grote enkele eeuwen een staat hadden in Afganistan) en de Chinezen; historisch klopt het wel niet dat deze volkeren afvallige ex-deelgenoten van de Vedische kultuur waren, maar het voorbeeld toont wel aan dat gele huidskleur geen bezwaar vormde, terwijl blank zijn dan weer geen garantie was voor het statuut van Arya.
 Uiteraard kenden de antieke (en zelfs de moderne) hindoes wel een superioriteitsgevoel tegenover bevolkingen buiten of aan de rand van hun eigen kultuurkring, zowat als Parijzenaars gevoelen tegenover mensen uit de provincie. Maar hun opvatting (net als die van het kolonialisme in zijn latere fase) was dat die buitenstaanders door een beschavingsproces geïntegreerd konden worden: de meeste hindoe-kasten zijn niets anders dan stammen die ooit in de Vedische traditie geïntegreerd zijn.
 Arya heeft nooit een raciale noch een taalkundige betekenis gehad. Eigenlijk betekent het "beschaafd", "een heer", "edel", als in de "vier edele/arya waarheden" en het "edele/arya achtvoudige pad" van de Boeddha. De etymologische oorsprong is een veelbesproken en felbetwist onderwerp; sommigen, ondermeer marxisten op zoek naar een ekonomische grondslag, brengen het in verband met ar-, stam van Latijn arare, "bebouwen", aratrum, "ploeg", dus de landbouwers in tegenstelling met de jagers-verzamelaars. Zelf houd ik het bij de werkwoordstam r-/ar-, "gaan, ontmoeten, beantwoorden aan, zich oprichten", vandaar "geschikt" of "rechtop", "in orde", en dus verwant met het centrale Vedische begrip rta (Iraans arta), "echtheid, orde, kosmos".
 Als voluit positieve term kreeg het soms een etnische betekenis, in die zin dat bepaalde stammen (bv. de Iraniërs, nauw verwant met de Vedische Indiërs) zichzelf als Arya onderscheidden van hun mede-Indo-Europese buurstammen. De logika hierachter is eigenlijk een kringredenering: men voelt de zeden die men van huis uit heeft meegekregen als uiteraard de juiste; men stelt vast dat mensen met andere achtergrond andere zeden hebben; dus schept men een onderscheid tussen "zij die de juiste zeden volgen, die beschaafd/Arya zijn", namelijk het eigen volk, en "zij die minder volmaakte zeden volgen, die onbeschaafd/Anarya zijn", namelijk de anderen. In de Rg-Veda zien we hoe de dichters behorende tot de Paurava-stam altijd de term Arya voor hun stamgenoten voorbehouden. Wordt de term Arya een enkele keer gebruikt ter aanduiding van een misprezen personage, dan blijkt het te gaan om iemand die tijdens een interne Paurava-broedertwist tot het andere kamp behoort. Wordt een niet-Paurava geprezen, dan kan hij "halfgod" en ander fraais genoemd worden, maar nooit Arya.(13)
 De meeste niet-Aryas in de Rg-Veda behoren in elk opzicht tot de Indo-Europese taalgemeenschap, hebben Sanskrit namen, zijn vaak verwant met de Paurava-stam of sluiten er huwelijken mee. Zogenaamde Vedische verwijzingen naar strijd tussen "Ariërs" en "niet-Arische inheemsen" zijn volledig uit de lucht gegrepen: telkens de partijen geïdentificeerd kunnen worden, blijkt het om mede-Indo-Europeanen te gaan, en in geen enkel geval worden de strijdende partijen beschreven als inheemsen versus invallers. Arya beduidde de Pauravastam, waarvan de Bharata-tak de Vedische traditie voortbracht, en daarom werd Arya in post-Vedische tijden een synoniem voor "Vedisch", een beetje te vergelijken met het gebruik van "Rooms" voor "katholiek". Arya Dharma is, naast Sanatana Dharma ("de eeuwige norm/basis/orde/wet/religie"), de zelfaanduiding van het hindoeïsme.
 Doordat de Paurava-stam het bekken van de Saraswati-stroom beheerste, de metropool van de Noord-Indische beschaving, werd zijn traditie normatief voor dit hele kultuurgebied (de geleidelijke verspreiding van de Vedische of brahmaanse traditie over het Indo-Arische en vervolgens het Dravidische taalgebied is vrij goed gedokumenteerd), en werd Arya de term voor al wat in kultureel, religieus en ethisch opzicht normatief is. Wanneer Sri Aurobindo (1872-1950) het in zijn vroege geschriften over het "Arische ras" had, bedoelde hij daarmee het "hindoe-volk", noch min noch meer. Met enige Indo-Europese invasie heeft dat volstrekt niets te maken, noch met enige rassenleer.
 Een klassiek voorbeeld van de vervorming van Arya-passussen in Sanskrit teksten door Europeanen is deze, door Savitri Devi regelmatig geciteerde lofrede voor Rama van Charles Leconte de Lisle (1818-94): "Gij wiens bloed zuiver is, gij wiens huid blank is, stralende onderwerper van de profane rassen."(14) Dit vers is blijkbaar onder haar aanhangers nog steeds populair.(15) Het zegt natuurlijk meer over Leconte de Lisle en zijn citeerders dan over Rama, die hier voorgesteld wordt als een blanke Arische racist wiens veldtocht tegen Ravana de Arische onderwerping van het Dravidische zuiden vertegenwoordigt. Volgens de Ramayana was de strijd tussen Rama en Ravana er echter een tussen twee Sanskritsprekende Aryas (Rama behoorde tot de koninklijke "zonnedynastie", Ravana tot een stam van Vedische brahmanen die Sri Lanka kolonizeerden), en allebei donker van huid.


Tilak



Westers gevormde hindoe-leiders zoals Swami Vivekananda en Sri Aurobindo kenden de Arische Invallentheorie wel, maar argumenteerden ertegen (een lijn die doorgetrokken wordt door de hedendaagse hindoe-nationalisten). Er waren er ook die de theorie aanvaardden wegens het prestige van de Westerse wetenschap, maar weigerden om er dezelfde politieke konsekwenties aan te verbinden als de Britten deden. De voornaamste ideoloog van het hindoe-nationalisme, Vinayak Damodar Savarkar, wou niet tegen de dominante theorie polemizeren, maar stelde heel realistisch dat gezien de raciale kontinuïteit van de Indiase bevolking, er duidelijk volop rasvermenging moet geweest zijn, zodat elke Indiër van zowel "Ariërs" als "inheemsen" afstamt. 
 De enige belangrijke hindoe-leider die de Arische Invallentheorie expliciet verdedigde, was Bal Gangadhar Tilak, leider van de onafhankelijkheidsbeweging tot aan zijn dood in 1920. In een boek uit 1903, Arctic Home in the Vedas, stelde Tilak samen met Hermann Jacobi dat de Vedas verwijzen naar het leven boven de poolcirkel. In een eerder boek, Orion, had Tilak betoogd dat de astronomische gegevens in de Rg-Veda naar sterrenposities in het 4de en zelfs 5de millennium v.Kr. verwijzen. Juist deze stelling had hem in kontakt gebracht met Jacobi, die onafhankelijk tot dezelfde, overigens nooit weerlegde konklusie gekomen was. Om deze kronologie met de Arische Invallentheorie te verzoenen, was het noodzakelijk om aan te tonen dat de Rg-Veda zich buiten India situeerde, in de Oerheimat.
 Savitri Devi, die levenslang bevriend zou blijven met de familie Tilak, verwijst in haar werk regelmatig naar Arctic Home in the Vedas. Ook nu wordt het in Savitri Devi-gezinde kringen nog veel aangehaald als "onafhankelijke Indiase" bevestiging van de Arische Invallentheorie en dus van de stelling dat de Oerheimat van de Indo-Europese talen (zoalniet van het Arische ras) in het noorden moet gelegen hebben. Spijtig voor hen, maar Tilaks argumentatie houdt bij kritische lezing totaal geen stand (hij heeft er volgens insiders op het eind van zijn leven zelf afstand van genomen). Het is een schoolvoorbeeld van geforceerde interpretatie van onwillige gegevens. Zo wordt de "Slag van de Tien Koningen" uitgelegd als een symbool voor de strijd tussen de twee warme en de tien koude maanden die in sommige noordelijke streken de jaarcyklus vormen. Eigenlijk wordt elk numeriek gegeven op één of andere manier in een "arktisch" keurslijf gedwongen.(16) Maar de Veda's zijn zeer expliciet in hun aardrijkskundige situering, en noemen de bergen, rivieren en bedevaartplaatsen van Noord-India als plaats van de handeling, niet die van enige arktische regio.
 Het is wat zorgwekkend dat Goodrick-Clarke van het hele wetenschappelijke debat over de "Arische" oorsprongen niet op de hoogte blijkt te zijn. Hij treedt eigenlijk Savitri Devi's opvattingen voor 100% bij, en gaat er dus van uit dat het kastestelsel inderdaad een soort apartheid is, opgelegd door Arische invallers aan bruine inheemsen. Vandaar ook zijn welbeschouwd ongerijmde ondertitel "the Hindu-Aryan myth". Een "hindoe-Arische" mythe bestaat niet. Er is enerzijds de Arische mythe waarin Hitler en Savitri Devi geloofden, maar die was de hindoes onbekend; en anderzijds is er de hindoe-notie Arya, zeg maar "hindoe", en daar had Hitler niets mee te maken, terwijl Savitri Devi er alleen een zeer vervormde versie van beleed.


Kennismaking met India



Met het geld dat haar overleden vader haar naliet, vertrok Maximiani in 1932 naar India. Behalve voor een korte terugkeer naar Frankrijk om haar doktoraat te halen, zou ze er tot 1945 blijven, en opnieuw in de periodes 1957-60 en 1971-81. Ze studeerde de plaatstelijk talen in Rabindranath Tagore's school, Shantiniketan, en reisde het land rond. Andere Westerlingen die er verbleven getuigden dat ze zich in gesprekken als een grote fan van Adolf Hitler liet kennen.
Het is in die periode dat ze haar eerste boek schreef, L'Etang au Lotus, een reeks algemene observaties over de Indiase kultuur. Haar politieke voorkeuren blijven hier op de achtergrond, en het is eigenlijk een heel warm en sympathiek verslag van haar verkenningstocht, doorgaans akkuraat en heel wat penetranter dan de eindeloze reeks India-boeken die nog steeds op de markt blijven komen. Het is mij niet helemaal duidelijk waarom een bij uitstek politieke groepering dit werk heruitgeeft, behalve dan dat de schrijfster de zaken konsistent vanuit het perspektief van de Arische invallen beschrijft.
Zo noemt zij het hindoeïsme meermalen een "geïmporteerde religie", een vloek voor de meeste hindoes, en overigens betwistbaar zelfs als men de Arische-invallentheorie aanneemt. De meeste aanhangers van die theorie stellen juist dat het hindoeïsme talloze elementen bevat die de Ariërs van de oerbewoners overgenomen hebben: godinnenkultussen, diervormige goden, Indiase materialen en bedevaartplaatsen, ritueel baden, reïnkarnatieleer. (Sommige van die elementen zijn inmiddels als Indo-Europees herkend, bv. de beroemde afbeelding uit Mohenjo-Daro van Sjiva als "heer der dieren" gelijkt te goed op de afbeelding van Cernunnos op de Keltische Gundestrup-ketel om toevallig te zijn. Ook de zwarte, "dus niet-Arische, inheemse" godin Kali zou wel eens de Keltische Cailleach en de Germaanse Helle kunnen zijn. De reïnkarnatieleer was ook bij de Europese volkeren bekend, ondermeer bij de druïden en in Vergilius' Aeneis. Een badkultuur hadden zowel de Germanen als de Romeinen, totdat de Kerk er een eind aan maakte.)
Wie in India gewoond heeft, herkent natuurlijk veel van de ervaringen in L'Etang au Lotus, bv. de vaststelling dat het "ondoodringbare" India juist heel toegankelijk is voor mensen die zich aanpassen en kultureel inleven en de taal leren, want de hindoes zijn een heel warm en kommunikatief volkje. Vraag is wel hoeveel eeuwigheidswaarde Savitri Devi's beschrijving heeft, want India is sedert de jaren '30 veranderd. Allerlei taboes zijn afgeschaft of afgezwakt, zodat je nu in de stations geen aparte verkopers van "hindoe-water" en "moslim-water" meer ziet. Eigenlijk is haar boek ook een souvernir van een India dat aan het verdwijnen is.

 

 

Predikante



Toen Maximiani Portas zich klaar voelde om voor het inheemse publiek te spreken, bood ze haar diensten als anti-kristelijk predikant aan bij Swami Satyananda's Hindu Mission in Calcutta. Satyananda verbood haar om over andere dan religieuze strijdpunten te spreken, maar verwelkomde haar bijdrage aan de weerstand tegen het kristelijke bekeringsoffensief. Ze kreeg de naam Savitri Devi, "godin zonnestraal", naar het voorbeeld van de mythische heldin Savitri die haar bruidegom Satyavan het leven redde door Yama, god van de dood, in een raadselspel te verschalken. In 1937-39 trok ze rond langs de tribale dorpen waar (voornamelijk Vlaamse) missionarissen bedrijvig waren. Ze liet de dorpshoofden openbare debatten organizeren tussen haarzelf en de plaatselijke padre. Grondig vertrouwd met de mentaliteit en geloofspunten van de missionarissen, kon ze vaak het prestige van de geïmporteerde religie bij de dorpelingen tenietdoen en vele bekeringen ongedaan maken of voorkomen.
Hoewel het uit haar toenmalige geschriften niet op te maken valt, moet er, blijkens haar latere memoires, een scherpe kontradiktie geweest zijn tussen haar eigen racistische, antiegalitaire en kaste-traditionalistische opvattingen en het reformistische programma van de Hindu Mission. Voor de Hindu Mission was het hindoeïsme een waarde op zich; voor Savitri Devi was het een instrument van het Arische ras. In haar autobiografie Souvenirs et Réflexions d'une Aryenne (in Frankrijk verboden), verklaart ze dat ze haar herbekeringsopdracht bij de tribalen als een oefening in bedrog beschouwde: "Vanuit het racistische Arische standpunt was het noodzakelijk om de achterlijke en gedegenereerde oerbewoners een (vals) hindoe bewustzijn te geven."(17) Dit omdat de moderne demokratie aantallen belangrijk maakte.
In tegenstelling met de hindoe-nationalisten, maar samen met de Indiase marxisten, geloofde ze dat het begrip "natie" en een programma van "nationalisme" niet van toepassing konden zijn in India. In 1938 gebruikte ze nog de leuze: "Maak elke hindoe een Indiase nationalist, en elke Indiase nationalist een hindoe". In haar memoires daarentegen verwerpt ze deze leuze met het argument dat een "natie" alleen kan bestaan uit raciaal gelijke individuen, niet uit raciaal verschillende gemeenschappen, wat de kasten volgens haar waren. Voor echte hindoe-aktivisten is deze stelling een schandaal en een veelbeproefd ideologisch instrument van hun vijanden. Haar discours gaf uiting aan die motieven die anti-hindoe auteurs, en in hun zog ondermeer ook Nicholas Goodrick-Clarke, ten onrechte en veelal te kwader trouw aan het hindoe-nationalisme (dat tot de reformistische stroming behoort) toeschrijven, met name het aanpraten van een kasteloos hindoe-bewustzijn aan de "niet-Arische" lagere kasten met de bedoeling hen in hun lagere positie te houden. Met vrienden als Savitri Devi had de hindoe-natie geen vijanden nodig.
In haar tijd bij de Hindu Mission was Savitri Devi natuurlijk wel bevriend met hindoeaktivisten, en ze schreef een boekje dat in die kringen veel sukses kende: A Warning to the Hindus.(18) Daarin stelt ze dat het hindoeïsme momenteel voor zijn voortbestaan moet vechten, want door het opdringen van kristendom en islam zou het wel eens hetzelfde lot kunnen ondergaan als het antiek-Griekse heidendom. Ze droomt ervan om ooit een gedenksteen op te richten voor Juliaan de Afvallige, met een tweetalig Grieks-Sanskrit opschrift: "Dat waar gij van droomde, dat hebben wij waargemaakt." In de praktijk betekent dat: de kaste-diskriminatie verzachten, afstand doen van gebruiken die nadelig zijn in de strijd om het voortbestaan (bv. het verbod voor weduwen om te hertrouwen), en zich als natie organizeren. Vooral roept ze de hindoes op tot realisme, tot het ondergeschikt maken van allerlei antieke regeltjes aan een inschatting van hun strategisch voor- of nadeel.(19)
Ook in de Warning blijven haar politieke sympathieën nagenoeg buiten beeld. Wel schrijft ze ter attentie van de hindoe vrouwen dat Japanse en Duitse vrouwen aan het nationaal gevoel bijdragen door er hun kinderen mee groot te brengen (zonder specifieke verwijzing naar de toenmalige regimes); dat hindoes zich niet zo moeten uitputten in solidariteitsbetuigingen met de "arme Ethiopiërs" en de "arme joden" en beter aan hun eigen nationale bevrijding zouden denken; en dat de "Westerlingen die met Mahatma Gandhi dwepen zelf tot heersersrassen behoren, tenzij het om joden gaat" -- waarmee zij bedoelt dat de joden een parasietenras zijn, maar waarin de koloniale hindoe juist een faktor van solidariteit met de joden leest, namelijk als mede-slachtoffers van de heerszucht der "heersersrassen". Haar sukses bij de hindoes berustte voor een deel op een (vermoedelijk bewust in stand gehouden) misverstand.

 

Huwelijk en oorlog



In de late jaren '30 was Savitri Devi in kontakt met prominente hindoes als Subhash Chandra Bose, de linkse Kongresleider, en Ganesh Damodar Savarkar, auteur van het voorwoord bij A Warning to the Hindus.(20) Haar gevolgrijkste kennismaking was met Dr. Asit Krishna Mukherji, de enige hindoe ooit die in ernst een nazi genoemd kon worden. Voor een Bengali was hij ongewoon blank, hoewel zijn voornamen "donker" en "zwart" betekenen.
Vele Indiërs verwelkomden Hitlers uitdaging aan de Britse suprematie (niet beseffend dat Hitler het Britse of althans blanke bewind in India wilde bestendigen), en Kongresaktivisten beschouwden het als een eer dat Mahatma Gandhi in de Britse pers met Hitler vergeleken werd. Maar Mukherji was de enige met een grondige kennis van en instemming met de nazi-ideologie. Hij had in Londen Rechten en Geschiedenis gestudeerd en twee jaar in de Sovjet-Unie verbleven voor zijn doktoraat over de doktrine van het "Derde Rome", Moskous aanspraak op de erfenis van Byzantium na de val van die stad in 1453. In 1935-37 publiceerde hij een pro-nazi tijdschrift, de New Mercury, met ondermeer kultuurhistorische artikels over de Indo-Europese erfenis maar ook met de tekst van Hitlers toespraken. Toen de Britten de publikatie hiervan verboden, begon hij een ander blad, de Eastern Economist, in samenwerking met de Japanse ambassade.
Hij geloofde sterk in de esoterische wortels van het nazisme en meende dat het Thulegenootschap, één van de vele reaktionaire klubs in München rond 1920, een geheim genootschap was achter de openlijke politieke beweging van de Nazi-partij. In zijn boek The Occult Roots of Nazism heeft Nicholas Goodrick-Clarke al afgerekend met deze mythe en met de "volledig uit de lucht gegrepen 'feiten' over het machtige Thule-genootschap, de nazibanden met het Oosten, en Hitlers okkulte inwijding".(21)
Na het begin van de oorlog in september 1939 riskeerde Savitri uit India verbannen te worden, dus bood Mukherji haar aan, met haar te trouwen. Zij beschreef dit als een kuis huwelijk, louter aangegaan omwille van het paspoort. Kuisheid kan gepast hebben in Mukherji's geloof in de yogische krachten die door onthouding gesterkt worden.(22) Zijn bruid daarentegen was erg vrijgevochten; ze poseerde naakt voor de kamera (al zijn die foto's nadien vernietigd), had verhoudingen met zowel mannen als vrouwen, en was slechts kinder-loos als gevolg van een medisch probleem, niet van onthouding (aldus mensen die haar gekend hebben).
Mukherji speelde een rol in de kontakten tussen Subhash Chandra Bose en vertegenwoordigers van de Asmogendheden (zie kader). Hij spioneerde tijdens de oorlog voor de Japanners, maar er zijn aanwijzingen dat hij een dubbelagent was.(23) Dat zou

alvast verklaren waarom hij ongemoeid gelaten werd terwijl Calcutta toch het zenuwcentrum was van de Anglo-Amerikaanse oorlogsinspanning tegen Japan; en ook waarom hij een verzoekschrift tot de Britse bezettingsmacht in Duitsland kon richten toen zijn vrouw daar in 1947 gearresteerd werd, toch een ongewone vrijpostigheid voor zulke prominente kollaborateur met de vijanden van de Britten.
Savitri schreef tijdens de oorlogsjaren enkele boeken over Farao Achenaton (r. 1383-66 v.Kr.), de oudst bekende profeet van het monotheïsme.(24) Ze koos hem als haar uitverkoren godheid in haar devotionele (bhakti) praktijk toen een juweel dat ze gekocht had een zonnesymbool bleek te dragen dat bekend was uit Achenatons inskripties; ze vatte dit op als een goddelijke vingerwijzing. Ze had zich op bhakti toegelegd nadat een yoga-meester oordeelde dat haar zenuwen de discipline van serieuzere meditatievormen niet aankonden.
Het viel haar zwaar tegen dat, nu het erop aankwam, de hindoes niet massaal partij kozen voor Hitler. De hervormingsbeweging Brahmo Samaj, de leidende denker Sri Aurobindo, zelfs de hindoe-partij van V.D. Savarkar, steunden van in september 1939 de Britse oorlogsinspanning. Het Kongres aarzelde, formeel omdat de Britten India in de oorlog betrokken zonder de instemming van de inheemse leiders te vragen, maar deels ook omdat de linkervleugel tot 22 juni 1941 het Sovjet-ordewoord opvolgde dat het Brits-Duitse konflikt slechts een "imperialistische oorlog" was. Kongres-aktivisten scholden Savarkar uit voor "rekruteringsofficier" omdat hij jonge hindoes opriep om dienst te nemen in het Britse leger om militaire ervaring op te doen. Terecht voorzag hij dat de Britten na de oorlog aan die miljoenen militair bekwame hindoes de onafhankelijkheid zouden moeten toestaan omdat zij niet de militaire middelen zouden hebben om een opstand van deze soldaten te bedwingen.(25) Een bijkomende teleurstelling moet de pro-Israëlische lijn van de hindoe-nationalisten geweest zijn; Savarkar was de enige van de topleiders van de vrijheidsstrijd die de stichting van de staat Israël toejuichte, en erkenning van de staat Israël was altijd een eis van de hindoe-nationalisten die door de Kongresregering pas in 1992 ingewilliged werd.
Ook de tegenstelling tussen reformisme en anti-egalitair traditionalisme (in haar geval dan nog eens raciaal geïnterpreteerd) kon niet toegedekt blijven: over de hervormingsbeweging Arya Samaj (°1875), een belangrijke invloed binnen het hindoe-nationalisme, merkt ze in haar memoires neerbuigend op dat die "slechts in naam Arisch is", want gekant tegen de ongelijkheid van kasten en rassen.(26) Het is dan ook niet te verwonderen dat Savitri Devi zich van het hindoe-nationalisme afkeerde.(27) Goodrick-Clarke neemt van Indiase kommunisten kritiekloos de propaganda over dat het hindoe-nationalisme een "hoge-kaste racisme"(28) is dat "het gezag van de hoge kasten wil herstellen".(29) Dit wordt al weerlegd door het veelzeggende feit dat de belangrijkste hindoe-nationalistische organizaties, zoals de Jana Sangh, voorloopster van de nu regerende Bharatiya Janata Party, in haar memoires zelfs geen vermelding waard gekeurd worden. Dat belet N. Goodrick-Clarke natuurlijk niet te doen alsof de hindoe-nationalisten zowat de uitvoerders van haar testament zijn. Na de oorlog vestigde Mukherji zich als astroloog en handlezer. Toen hij in maart 1977 op ca. 80-jarige leeftijd zwaar ziek werd, vastte hij tot de dood.(30) Zijn vrouw keerde in 1945 terug naar Europa voor een "bedevaart" in het verwoeste Duitsland.

 

Neo-nazi



Via ondermeer IJsland (waar haar de geringe sympathie van de bij uitstek Germaanse bevolking voor haar nazi-idealen erg tegenviel) kwam Savitri Devi in 1946 in Duitsland aan. Ze deelde er handgeschreven pamfletten uit, soms vermomd als snoeppapiertje rond suikerklontjes (er heerste hongersnood), met aanmoedigingen om de hoop niet op te geven aangezien de Führer nog in leven was en spoedig terug zou keren. Het duurde niet lang of ze werd aangehouden, berecht en tot drie jaar opsluiting veroordeeld. In de cel raakte ze bevriend met voormalige bewaaksters van de vrouwenafdelingen van de koncentratiekampen.
Ze vond het gezelschap van echte praktizerende nazi's gewoon fantastisch. Het lijden van oud-nazi's onder de Geallieerde bezetting vormde de stof voor haar eerste openlijk nazi-gezinde boek, Gold in the Furnace (1949). Zij zag de nederlaag als een test voor de ware Hitlerianen, die de beproeving versterkt en uiteindelijk zegevierend te boven zouden komen. In de volgende jaren volgden nog twee boeken in dezelfde geest, Defiance (1950) en Pilgrimage (1954/58). Al haar boeken werden in Calcutta uitgegeven, want dat was goedkoop en in Europa wilde niemand zich eraan wagen.
Savitri Devi prees Hitler als een "man tegen de tijd", die pal stond tegen het opkomend getij van de moderne dekadentie. In haar belangrijkste boek, The Lightning and the Sun (1958), toonde ze hem als derde lid van een historische drievuldigheid: Achenaton, de grootste profeet, de "zon"; Dzjengiz Khan, de grootste veroveraar, de "bliksem"; en Hitler, die de wijsgerige diepgang van de Farao kombineerde met het martiale genie van de Khan...
Met die inzichten verwierf ze enige bekendheid in oud- en neo-nazi-kringen, en ze werd een veelgevraagde gast in dat circuit. In 1960, na een decennium van zwerven, waarbij ze vaak haar meisjesnaam gebruikte om binnen te geraken in landen waar "Savitri Devi" op de zwarte lijst stond, vestigde ze zich in Montbrison, Frankrijk, om haar brood te verdienen als schooljuf. Ze werkte zich af en toe in nesten door voor de klas haar ongeloof in de Holokaust bekend te maken. Na 1969 genoot ze een klein pensioen, net voldoende om te kunnen leven, althans in India, waar ze haar echtgenoot vervoegde, die inmiddels naar Delhi verhuisd was. Ook na zijn dood bleef ze in India.
In 1982, toen ze al niet meer in staat was om te lezen of om zonder steun te stappen, bereidde ze een lezingentoernee voor als invitée van de Amerikaanse Nazi-partij. Onderweg verbleef ze enkele dagen bij een vriendin in Sible Hedingham, Essex, waar ze ziek werd en op 22 oktober tijdens haar slaap aan hartstilstand bezweek. Haar asse werd overgebracht naar Arlington, Virginia, waar ze een ereplaats kreeg in het schrijn van de Nazi-partij.


De religieuze marginaliteit



Eén observatie die uit Savitri Devi's ideologische geschriften naar voren komt, is dat er nogal wat kontradikties waren in haar religieuze opvattingen. Als ze bezwaar maakte tegen de kristelijke verwoesting van heidense heiligdommen, waarom vereerde ze dan Achenaton, de oudst bekende tempelverwoester, de eerste verkondiger van de ene God die geen tweede naast zich verdraagt? Waarom volharden in de kristelijke traditie van jodenhaat terwijl haar idool Juliaan de Afvallige de joden boven de kristenen verkoos en de joodse tempel te Jeruzalem wilde heropbouwen?
Er zat ook nogal wat fantasie in Savitri Devi's kijk op de religieuze dimensie van het hitlerisme. Net als de paus (1998) en de Franse bisschoppen (1997) in hun recente verklaringen over de Holokaust, beschouwde zij het nazisme als "nieuw-heidens". Hitler zelf, die zij als een inkarnatie van Visjnoe beschouwde, was een laïcist in de traditie van Frederik de Grote en Bismarck, en stond zeer skeptisch tegenover de religieuze dweperijen van sommige van zijn aanhangers. In Mein Kampf stelde hij dat het nazisme "geen religieuze hervorming is maar een politieke reorganizatie van het Duitse volk", en dat het "misdadig" is om "het ingeburgerde geloof van een volk te vernietigen zolang er niets is om het te vervangen", en dat er geen enkele toekomst is in een herleving van het oude heidendom waar enkele miserabele "zwerfgeleerden" van dromen. Hij bevestigde er ook expliciet dat hij aan het kristendom juist datgene ontleende wat hindoes daarin het meest stuitend vinden, namelijk het fanatisme.
Voor India had Hitler geen goed woord over. Voor zijn part waren de swastika en het woord Arya/Ariër niet uit India afkomstig, maar uit de Indo-Europese Oerheimat, die natuurlijk in Noord-Europa moest liggen (de SS-onderzoeksafdeling Ahnenerbe zocht het eerder in Atlantis). Hitlers desinteresse voor het hindoeïsme kontrasteert overigens fel met zijn bewondering voor de islam, een krijgshaftige religie met gezonde minachting voor wijsgerige spekulatie, die zijn haat jegens de joden deelde en hem betrouwbare hulptroepen leverde: Tsjetsjenen, Krim-Tataren, Azeri's, Bosniërs.(31) Ook Savitri Devi stond veel positiever tegenover de islam dan haar hindoe-vrienden. Tijdens haar reizen van en naar India bezocht ze in Syrië en Egypte oud-nazi's als Johanned von Leers die aan Arabische zijde de oorlog tegen de joden voortzetten.
Niet te verwonderen dat ze Claudio Mutti onder haar fans telt, de Italiaanse uitgever van boeken over nazisme, okkultisme en islam, alsook van een Italiaanse vertaling van een hoofdstuk uit haar memoires: L'India e il Nazismo. Als zelfbenoemd "nazi maoist" en bekeerling tot de islam, beweert Mutti dat er diepe banden zijn tussen het nazisme en de notie van "Heilige Oorlog" (die hij behalve aan de islam ten onrechte ook aan het hindoeïsme en het sjintoïsme toeschrijft), en hij citeert Hitler himself ter ondersteuning van zijn eigen nazi-islamische synthese: "Reeds mengen Arabieren en Marokkanen mijn naam in hun gebeden."(32)
Van gelijkaardig kaliber is de Chileense diplomaat Miguel Serrano (°1917), ambassadeur in India in 1953-62.(33) Na zijn afzetting door de regering van Salvador Allende in 1971 schreef hij een aantal boeken over Hitlerismo Esotérico, met Hitler als avatar van Visjnoe en van een hele reeks andere goden, ook met veel Savitri Devi erin, en met speurtochten naar de wortels van het nazisme in de orde van de Tempeliers, de Heilige Graal en de hele verdere santekraam van het okkultisme, plus natuurlijk de rol van de UFOs, de ondergrondse nazi-basis in Antarktika, en nog veel veel meer. Helaas kan men niet zeggen dat de associatie met dit soort mensen aan Savitri Devi, zoals ze uit haar latere geschriften naar voren komt, veel onrecht doet.
Tot besluit zou ik willen opmerken dat ik zelf in India meerdere Westerlingen (en Oost-Aziaten) heb zien gek worden, in diverse graden. De hete Indiase zon kan hersenen braden, en dat is onomkeerbaar. Sommigen worden echt gaga, anderen blijven nog wel in staat om een boek te schrijven. Ik kan me van de herinnering daaraan maar moeilijk ontdoen wanneer ik Savitri Devi's evolutie beschouw.
aanhangsel 1

De Oerheimat van de Indo-Europese taalfamilie

Tegenwoordig zoekt men de oorsprong van de Indo-Europese (IE) taalfamilie minder in Atlantis of het poolgebied danwel in de Koergan-kultuur die zich vanaf de Wolga rond 4500 v.Kr. westwaarts verspreidde. Koergan is Russisch voor "grafheuvel", een kenmerkend artefakt van deze kultuur, die ook opvalt door haar vertrouwdheid met het paard. Dus toch een rand-Europese Oerheimat voor het IE? Leest men er toonaangevende studies over de Koergan-kultuur op na, dan stelt men vast dat de Koergan-bevolking zelf toch weer verder uit het Oosten kwam. Ex Oriente Lux, ook voor het IE.
 De Litouws-Amerikaanse geleerde Marija Gimbutas (in 1994 volgens heidense ritus begraven) ziet het begin van de Koergan-kultuur samenvallen met het verschijnen van een nieuw fysiek type, slanker en langer dan de oudere inheemse bevolking.(34) Overigens bleven de twee types, die ook in materiële kultuur onderscheidbaar waren (de oerbevolking begroef in massagraven), lang naast elkaar leven.(35) Dit bevorderde de taalkundige assimilatie van de ene groep met de andere: het begin van de indo-europeanizering van de Europeanen. Bovendien: "De verandering in materiële kultuur was te abrupt om door plaatselijke evolutie verklaarbaar te zijn", wat de immigratiethese ondersteunt, temeer daar "het aardewerk verwant is met dat van het vroegste Neolithikum in de Oeral en Centraal-Azië".(36)
 Ward Goodenough treedt Gimbutas bij: "Terwijl taalkundigen de IE oerheimat in de Elbe-Vistula-regio zoeken, plaatst de archeologische opinie ze in de neder-Wolga-steppe en ten oosten van de Kaspische Zee."(37) De genoemde taalkundige opinie is overigens volledig achterhaald, want gebaseerd op het "taalkundig-paleontologisch" argument, bv. "alleen de westelijke IE talen kennen het IE woord beuk, dus bevond de oerheimat zich in beukrijk gebied, en dat kan alleen West-Europa zijn". Dat is natuurlijk een kringredenering, en Stefan Zimmer besluit terecht dat deze benadering gezien haar "negatief resultaat" afgedaan heeft.(38) En mocht deze benadering toch geldig zijn: er zijn IE woorden voor olifant (Skt. ibha, vgl. Lat. ebur, "ivoor") en aap (Gr. kepos, Skt. kapi), "dus" waren er apen en olifanten in de oerheimat.
 De genoemde archeologische opinie daarentegen is sindsdien aanzienlijk versterkt, ondermeer door B.B. Lal, S.R. Rao en Jim Shaffer, die bevestigen dat de "Indo-Ariërs" in antiek India archeologisch niet te onderscheiden zijn van de "inheemse" Harappa-bevolking. Bernard Sergent ziet in het gebied ten oosten van de Kaspische Zee alleszins het direkte herkomstland van de Koergan-bevolking, ondermeer omdat hier, net als iets later in de Koergan-kultuur, gierst verbouwd werd, een uit China afkomstige teelt, daar waar de oud-Europese (niet-IE) bevolking op tarwe en rogge leefde.(39)
 Ook Centraal-Azië was allicht niet het beginpunt. A.K. Narain en Edwin Pulleyblank zoeken het in China en Bernard Sergent spekuleert op Koerdistan, dicht bij het Semitische taalgebied, wat zou verklaren waarom IE en Semitisch typologisch een paar apart vormen onder de taalfamilies. Talloze Indiase en enkele Westerse geleerden (Klaus Klostermaier, Georg Feuerstein, David Frawley, ondergetekende) houden het op India, mede omdat de Sanskrit-literatuur een traditie bewaard heeft over meerdere emigraties naar het noordwesten tijdens de Vedische en pre-Vedische periode.


Aanhangsel 2

Netaji

Subhash Chandra Bose werd geboren in 1897 te Cuttack, ten zuidwesten van Calcutta, in de Kayastha-klerkenkaste. Hij begon veelbelovend aan een ambtenarenloopbaan, maar nam in 1921 ontslag om zich in de vrijheidsstrijd te engageren. Hij zag met ongeloof hoe Mahatma Gandhi een kampanje die "zelfbestuur binnen één jaar" beloofd had, mismeesterde en in een hindoe-moslim-bloedbad liet eindigen. Hij sloot zich aan bij de radikale linkse stroming binnen het Kongres, en leefde in de jaren 30 enkele jaren in ballingschap in Europa, waar hij onder de indruk kwam van fascisme en nazisme. Terug in India werd hij twee keer tegen Gandhi's wil in tot Kongresvoorzitter verkozen. In 1940 dwong Gandhi hem tot aftreden, ondermeer (al werd dat toen niet bekend gemaakt) omdat de Britten de Mahatma informatie toegestopt hadden over kontakten tussen Bose en de Duitse ambassade. Bose verliet het Kongres en stichtte zijn eigen partij, het Forward Bloc, aanvankelijk met kantoor in 1, Wellesley Road (nu Rafi Ahmed Kidwai Marg), Calcutta, het gebouw waar ook A.K. Mukherji en Savitri Devi woonden.
 In 1941 ontsnapte Bose uit huisarrest naar Kaboel, waar de Sovjet-ambassade zijn transfer naar Berlijn regelde. Dit was de tijd van het Hitler-Stalin-pakt, en ook ideologisch was er in de ogen van de gekolonizeerde volkeren weinig verschil tussen kommunisme en nazisme: de socialist Bose zelf geloofde dat een onafhankelijk India eerst en vooral twintig jaar diktatuur nodig had, en dat de toverformule bestond uit een "synthese van kommunisme en fascisme".
 Bose zette in Duitsland een Indiaas legertje op van 1500 man, in Nederland gelegerd en na D-Day in Frankrijk en tenslotte rond Berlijn ingezet. Toen hij na lang wachten Hitler ontmoette, toonde deze hem alleen zijn steile minachting voor Indiërs (vergeet niet dat Hitler de uit India afkomstige zigeuners liet uitmoorden), klungelaars die niet konden vechten en beter af waren met blanke voogdij. Maar Bose had ook vrienden in de Duitse leiding, die zich ergerden aan Hitlers dwaze neiging om bondgenoten af te stoten (bv. Vlassov die, mits tijdige erkenning, de oorlog voor Duitsland had kunnen winnen). Joachim von Ribbentrop trachtte Boses bezorgdheid om het Duitse racisme te sussen met de verklaring: "Wij willen niet de overheersing van het ene ras door het andere, alleen gescheiden ontwikkeling van alle rassen. Dat is toch wat u in India ook wil?"
 Deze kringen organizeerden Boses overplaatsing naar het Aziatische front, waar hij eind 1943 onder Japanse voogdij een leger organizeerde, het Azad Hind Fauz (Oerdoe: "Vrij India Leger"), met 50.000 Indiase gevangenen uit het Britse leger in Singapore. Militair geraakte Bose niet ver: zijn vlag wapperde alleen op de Andaman- en Nikobar-eilanden en heel even in het Indo-Birmanse grensgebied. Na zijn dood door brandwonden bij een vliegtuigongeval in 1945 in Taiwan bleef hij in India echter veruit de populairste vrijheidsstrijder. De massale steunbetuigingen aan Boses luitenants tijdens hun proces wegens overlopen naar de vijand waren, naar toenmalig premier Clement Attlee later verklaarde, een veel belangrijker faktor in de Britse beslissing tot dekolonizering dan het verwarde gedoe van Gandhi. Ondanks (?) zijn kollaboratie vormt zijn partij, het Forward Bloc, in West-Bengalen al decennia een koalitie met de Kommunistische Partij. Talloze pleinen, stadions en een luchthaven zijn naar Netaji genoemd.  



Eindnoten

(1) Nicholas Goodrick-Clarke: Hitler's Priestess. Savitri Devi, the Hindu-Aryan Myth, and Neo-Nazism, New York University Press 1998, ISBN 0-8147-3110-4, 268 pp; en The Occult Roots of Nazism: Secret Aryan Cults and Their Influence on Nazi Ideology, I.B. Tauris, London 1992 (1985), ISBN 1-85043-495-6, 293 pp.
(2) Savitri Devi: L'Etang au Lotus, Calcutta 1940, en Thule Sodalitas, Sint-Pieters-Leeuw 1998, ISSN 1373-6876, 248 pp.

(3) Savitri Devi: Paul de Tarse, ou Christianisme et Juiverie, Calcutta 1958. In de Franse en Italiaanse klein-rechtse en nieuw-heidense pers is dit boekje meermalen herdrukt, vaak na vervanging in de titel van het sterk pejoratief geworden "juiverie" door "judaïsme".  

(4) Savitri Devi Mukherji: Souvenirs et Réflexions d'une Aryenne, Delhi 1976 (1971), p.43.

 (5) Savitri Devi's boek Impeachment of Man is geschreven in 1945, in eigen beheer uitgegeven in Calcutta 1959, en heruitgegeven bij de door N. Goodrick-Clarke als neo-nazi gekatalogeerde uitgeverij Noontide Press, Costa Mesa (California) 1991.
  
(6) Savitri Devi: A Warning to the Hindus, p.29/p.44. Bij dit boek uit 1939 verwijst het eerste bladzijdenummer naar de herdruk bij Hindi Vikas Peeth, Meerut 1989, de tweede naar de Promilla paperback, Delhi 1993.


(7) Savitri Devi Mukherji: Souvenirs et Réflexions d'une Aryenne, p.273. (8) Savitri Devi: Souvenirs et Réflexions, p.28-29; klemtoon in het origineel. 


(9) Dr. N. Jha: Vedic Glossary on Indus Seals, Ganga-Kaveri Publ., Varanasi 1996.

(10) Geciteerd met instemming uit Oliver Cromwell Cox: Caste, Class and Race (1948), p.91, in Ivan Hannaford: Race, the History of an Idea in the West (John Hopkins University Press, Baltimore 1996), p.383. Hannaford vat samen: "De relatie tussen brahmanen (wit), krijgers (rood), handelaars (geel) and werkers (zwart) was niet een van kleur ["varna"] in de 'raciale' zin maar een metafoor geïdentificeerd met dharma -- 'een kompleks van levenswijze-deugd' (p.95) -- die verworven werd door 'de wijze van levensonderhoud' of 'de inherenteeigenschappen'. Zijn fundamenteel argument was dat het geloof in huiskleur als dominante faktor in de ontwikeling van kaste niet gesteund werd door de historische literatuur, en dat alleen buitenlandse geleerden dat ervan gemaakt hadden."

(11) Babasaheb B.R. Ambedkar: Writings and Speeches, vol.7, Government of Maharashtra, Bombay 1989, p.302.

 (12) Dit wordt in volledig detail aangetoond door Shrikant Talageri: The Rg-Veda, a Historical Analysis, Aditya Prakashan, Delhi 1999.

(13) Zie Shrikant Talageri: The Rg-Veda, a Historical Analysis.

(14) N. Goodrick-Clarke: Hitler's Priestess, p.26, citeert het uit Savitri Devi: Defiance, p.12, p.58; het wordt ook aangehaald in Savitri Devi: Mémoires et Réflexions d'une Aryenne, p.39-40, en is ontleend aan C. Leconte de Lisle: Poèmes Barbares (1862).

(15) Het wordt bv. in kader en zonder kommentaar gereproduceerd in het nummer 4 (december 1998) van Gjallarhorn, een rechts-heidens blaadje uit Brussel. 

 (16) Een gedetailleerde weerlegging van Tilaks arktische theorie vindt men in N.R. Waradpande: "The Home of the Aryans: an Astronomical Approach", in S.B. Deo & Suryanath Kamath: The Aryan Problem (Bharatiya Itihasa Sankalana Samiti, Pune 1993), p.123-134; en in Shrikant Talageri: The Rg-Veda, a Historical Analysis.

(17) Savitri Devi Mukherji: Souvenirs et Réflexions d'une Aryenne, p.37.

(18) Savitri Devi: A Warning to the Hindus, Calcutta 1939 (geschreven in 1938), heruitgegeven in 1989 bij Hindi Vikas Peeth, Meerut, en in 1993 bij Promilla Paperbacks, Delhi, nadat de hindoe-aktivistische uitgever Sita Ram Goël (Voice of India, Delhi) het afgewezen had.
(19) Het boekje is in dit opzicht een vervolg op Hindu Sangathan, Saviour of the Dying Race (1926, "Hindoe zelf-organizatie, redder van het uitstervende ras") van Swami Shraddhananda, die een gelijkaardig antwoord gaf op de vaststelling dat bij elke opeenvolgende volkstelling het percentage hindoes daalde. Overigens heeft deze dalende trend zich sindsdien doorgezet in absoluut elke volkstelling in India, Pakistan, Bangladesj en Nepal.
(20) G.D. Savarkar is niet te verwarren met zijn broer en geestesgenoot V.D. Savarkar, ideoloog en in 1937-43 voorzitter van de Hindoe Mahasabha.

(21) N. Goodrick-Clarke: The Occult Roots of Nazism, p.225.
(22) Net als de taoïsten geloven vele hindoes sterk in de kracht die voortkomt uit het opsparen van sperma. Daarom bv. weigerden de fans van de charismatische Subhash Chandra Bose veelal te geloven dat hij in Wenen een vrouw (Emilie Schenkl) en twee kinderen had.
(23) Aldus ondermeer Bishwa Ranjan Adhikary (interview toegestaan aan ondergetekende, 1996), tijdens de oorlogsjaren de toen ca. twintigjarige zoon van Mukherji's huisbaas.

(24) Savitri Devi Mukherji: Akhnaton's Eternal Message: A Scientific Religion 3300 Years Old (Calcutta 1940); Joy of the Sun: The Beautiful Life of Akhnaton, King of Egypt. Told to Young People (Calcutta 1942); A Son of God: The Life and Philosophy of Akhnaton, King of Egypt (1944, gepubliceerd door Philosophical Publishing House, London 1946), en Akhenaton: A Play (ibidem 1948). 
(25) Het is een zeer ernstige fout van N. Goodrick-Clarke dat hij Savarkar en zijn partij herhaaldelijk als pro-Duits voorstelt. Deze onjuistheid zal zijn loopbaan echter ten goede komen: laster tegen het hindoeisme is in de akademische wereld nog steeds zeer lukratief, want hoogst onakademische haat jegens het levend hindoeïsme is er evenzeer de norm als het antisemitisme destijds was. Museum-hindoeïsme, dat kan er nog meer door, maar o wee als die mummie een teken van leven vertoont.
(26) Savitri Devi: Souvenirs et Réflexions, p.281-283. 

(27) De uitgave van 1989 van haar boek A Warning to the Hindus bevat voorwoorden van drie belangrijke hindoe-leiders: K.R. Malkani, Dattopant Thengadi en Ashok Singhal. Toen ik hun in 1996 vroeg of ze geen probleem hadden met Savitri Devi's latere geschriften, kwamen zij uit de lucht gevallen. Zij hadden het boek in hun jeugd gelezen maar hadden nooit gehoord van haar nazi-loopbaan, wisten niet dat zij nog lang in India gewoond had noch dat zij inmiddels overleden was, toonden kortom dat tussen haar en de hindoe-nationalisten na 1945 geen kontakten meer geweest waren.
(28) N. Goodrick-Clarke: Hitler's Priestess, p.62. De term "hoge-kaste racisme", die natuurlijk van de Arische-invallentheorie en de raciale theorie over de kasten uitgaat, is ontleend via Christophe Jaffrelot (Hindu Nationalist Movement, Viking, Delhi 1996, p.56-57) aan Gyanendra Pandey: "Which of us are Hindus?", Hindus and Others: the Question of Identity in India Today (Viking, Delhi 1993), p.26.
(29) N. Goodrick-Clarke: Hitler's Priestess, p.63.
(30) Vasten tot de dood zodra het lichaam zijn funktie niet meer kan vervullen is een bekende praktijk bij asceten; prominente voorbeelden zijn hindoe-nationalistisch ideoloog V.D. Savarkar in 1966 en Gandhiaans aktivist Vinoba Bhave in 1982. Het is te onderscheiden van het vasten tot de dood om anderen onder druk te zetten, zoals bv. effektief gedaan door Potti Sri Ramulu in 1952 om van een weigerachtige premier Nehru de uittekening van een eigen deelstaat (Andhra) voor de Telugu-sprekende gebieden af te dwingen; het jaar nadien werd zijn eis postuum ingewilligd.

(31) Zie bv. Roger Faligot en Rémi Kauffer: Le Croissant et la Croix Gammée. Les Secrets de l'Alliance entre l'Islam et le Nazisme d'Hitler à Nos Jours, Albin Michel, Paris 1990.
(32) Geciteerd uit Hitler's Table Talk, dd. 12/13 januari 1942, ook in N. Goodrick-Clarke: Hitler's Priestess, p.218.
(33) Besproken in N. Goodrick-Clarke: Hitler's Priestess, p.219-221. 

(34) Marija Gimbutas: redaktionele nota in Journal of Indo-European Studies 1977, p.345, en "Primary and Secondary Homeland of the Indo-Europeans", JIES 1985, p.191. 
(35) Marija Gimbutas: "Proto-Indo-European culture", in G. Cardona, ed.: Indo-European and Indo-Europeans, Philadelphia 1970, p.178.
(36) Marija Gimbutas: "Primary and secondary homeland", JIES 1985, p.191.
(37) Ward H. Goodenough: "The evolution of pastoralism and Indo-European origins", in G. Cardona, ed.: Indo-European and Indo-Europeans, Philadelphia 1970, p.255.
(38) S. Zimmer: "On Indo-Europeanization", JIES, lente 1990.
(39) B. Sergent: Les Indo-Européens, Payot, Paris 1995, p.398 en p.432.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten