zaterdag 21 oktober 2017

Herman Rasschaert wordt zalig


(Doorbraak, 20 oktober 2017)


Het Vaticaan wil een Vlaming zalig verklaren: Herman Rasschaert s.j.  Hij stierf in 1964 toen hij te Gerda bij Ranchi, India, een groep moslims in een moskee trachtte te ontzetten die door een groep Garo-tribalen belaagd werd. Die hadden hen uitgekozen om hun wraak op te koelen wegens de moslim-moordpartijen op Garo's net over de grens in Oost-Pakistan. Velen van de daders waren vluchtelingen die deze bloedbaden van nabij meegemaakt hadden. In die tijd bestond de pro-islamitische censuur nog niet, dus anders dan nu bij de Rohingya's werd deze voorgeschiedenis van moslimschuld destijds niet weggemoffeld.

Zelf ben ik opgegroeid met het relaas van zijn martelaarschap. Hij was de broer van een klasgenote van mijn moeder. We hoorden het verhaal regelmatig, en als meest leesgrage thuis heb ik ook al de krantenknipsels en het Vlaamse Filmken terzake verorberd. Eén punt daarin was altijd een leugentje om bestwil, voor ons zielenheil: de bewering dat de wraakoefening het werk was van "hindoe" tribalen, niet van gekerstende tribalen.

Missionarissen beweren altijd dat "tribalen geen hindoes zijn". Behalve dan wanneer ze zich misdragen, dan zijn het plots "hindoe fanatici". In ieder geval waren zij maar een deel van de wraakexpeditie, want daarin zaten er ook gedoopte tribalen, die evenzeer woedend waren wegens de moslimterreur tegen hun volksgenoten. Nadat ze een steen tegen het hoofd van Herman Rasschaert gegooid hadden en hij bewusteloos op de grond doodbloedde, maakten ze hun werk in de moskee af, maar daarna hield de agitatie in de hele streek meteen en volledig op. De daders waren tot inkeer gekomen omdat ze hún pater gedood hadden. Natuurlijk hadden ook christenen zich aan de kant van de wraakoefening geschaard. We zullen nu zien of de Kerk het leugentje van destijds volhoudt.

Maar voor wat een zaligverklaring waard is: Rasschaert heeft ze zeker verdiend. Hij was een held, die de voorzichtige raad van zijn inheemse collega's trotseerde om mensenlevens te gaan redden. Zijn motto was: Fiat iustitia pereat mundus ("Recht, al barstte de wereld").

Die leuze werd tevens de titel van zijn biografie, 1995, van de hand van Robert Houthaeve. Bij de boekvoorstelling, in de afgeladen volle feestzaal van het college in zijn geboortestad Aalst, schitterde de leiding van de Vlaamse Kerk echter door haar afwezigheid. Rasschaert was daar namelijk een omstreden figuur door zijn Vlaamsgezindheid. Die kwam meer voor onder jezuïeten, zoals bij de woordenboekmaker Jozef Verschueren. Zij kleurde ook het werk van de jezuïetenmissie in de streek van Ranchi, in de 19de eeuw gesticht door Constant Lievens.

Inderdaad, in het verre India konden Vlaamse jongens hun flamingantisme gaan uitleven. Zij verstrekten er immers, net als hun collega's in Kongo, onderwijs in de volkstaal, daar waar bv. de Amerikaanse baptisten er voor het Engels opteerden. Zij ontwierpen de terminologie voor moderne begrippen. De tribale talen van die streek hebben hun voortbestaan daaraan te danken. Eén ervan, het Santali, werd in 2002 tot officiële taal opgewaardeerd. De politieke verdienste daarvoor ligt bij de partij die er lang voor geageerd had en die, eens aan de macht, er ook werk van gemaakt heeft, namelijk de Hindoe-Nationalistische BJP (die ook vandaag de regering vormt). Maar dat het Santali überhaupt in aanmerking kwam voor die officiële status, in plaats van een verdwijnende keukentaal geworden te zijn, is de verdienste van Vlaamse jezuïeten zoals Herman Rasschaert.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten