vrijdag 19 mei 2017

De gevolgen van de "oorlog tegen de terreur"

  


(In antwoord op een opiniestuk in De Standaard bood ik op 18 november voor zonsopgang de volgende repliek aan bij de opinie-redactie. Met de onbeschoftheid die je van een tabloid inderdaad kan verwachten, verwaardigde De Standaard zich niet om zelfs maar te antwoorden. Hoewel het stuk om een standpunt draaide dat volkomen nieuw is voor dat lezerspubliek, verkoos de redactie om de dagen daarop een trits artikelen te publiceren die hetzelfde negationisme belijden als zijzelf.)


Montasser AlDe’emeh stelt in zijn bijdrage “We hebben een monster gecreëerd” (DS, 17 nov. 2015) terecht de war on terror aan de kaak. Die heeft een grote rol gespeeld in het triggeren van een golf van terrorisme. Niet als oorzaak (die blijft onbesproken), wel als aanleiding.
 
Inderdaad, voor een hoog percentage van de 21ste-eeuwse terroristen is het de verontwaardiging over de westerse interventies in moslimlanden die hen over de drempel gehaald heeft. Sympathiseren met de djihaad of bv. met de Palestijnse strijd is één ding, omschakelen naar engagement aan het Syrische front of in de terreur binnen Europa vergt meer. Zoals zich communist verklaren in ’68 een goedkope mode was en slechts enkelen de sprong naar de “stadsguerrilla” maakten.
 
Tot zover zijn we het eens: de westerse militaire bemoeienissen in ondermeer Irak en Libië was fout. Ze hebben de hele regio, toch al vol conflictstof, verder gedestabiliseerd. Bovendien kreeg zij buiten het Westen sterk het odium van neo-kolonialisme, gesymboliseerd door de ontmoeting in Libië van David Cameron en Nicolas Sarkozy, alsof zij daar de revanche voor de vernedering van Suez 1956 kwamen vieren. Men onderschat hier de anti-westerse stemming in het Zuiden, die door de interventies fel opgepookt is.
 
Let wel, interventies zijn niet per se fout. Zij kunnen het minste kwaad zijn. Met name de Franse tussenkomst in Mali was waarschijnlijk verdedigbaar. Maar die was militair betrekkelijk clean, ze was gewenst door zowel de regering als de meerderheid van het volk in Mali, en er was ook een duidelijk politiek einddoel, namelijk het herstel van het Malinese staatsgezag en van het heersende compromis tussen laïcité en islam.
 
Daarentegen waren de invasies in Irak en Libië van meet af aan gedoemd door het ontbreken van een duidelijk alternatief. In het geval van Libië moeten we zonder meer toegeven dat kolonel Qadhafi het minste kwaad was en ondanks zijn dictatuur veel goeds gedaan had voor zijn volk. Bernard-Henri Lévy die met zijn poëtisch gemoraliseer zijn president tot de invasie bewogen heeft, mag eens duchtig in de spiegel kijken.
 
Irak was, althans in de moderne tijd, mogelijk zelfs niet samen te houden zonder dictatuur. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de Koerdische pesjmerga van de verovering van IS-gebied, straks wellicht van de gearabiseerde metropool Mosoel, gebruik zullen maken om een eigen staat uit te roepen (wat hun gegund is). Met AlDeme’ehs stelling dat “de enige oplossing is om Irak en Syrië te verdelen, zoals Joegoslavië”, kunnen de meesten nu wel instemmen. Alleszins schiep de doelloze VS-interventie, gevolgd door de sjiïtische machtsgreep, het vacuüm waarin het Kalifaat kon ontstaan.
 
Tot dusver hebben we een groeiende consensus, waarbij zelfs Irak-veteraan Tony Blair zich pas aangesloten heeft: de war on terror is op een ramp uitgedraaid. Dit is ondermeer het gevolg van de verregaande westerse onwetendheid over het gindse wespennest. Herinner u hoe zelfs na enkele jaren in Irak, de meeste personeelsleden van het State Department niet eens het verschil tussen soennieten en sjiïeten kenden, toch wel een centraal gegeven in de Iraakse geschiedenis van ca. 650 tot vandaag.
 
Niets dan lof dus voor de denkoefening van AlDeme’eh. Alleen ontbreekt er een vaststelling die men bezwaarlijk kan weglaten als men dan toch het onderwerp war on terror aansnijdt. In zeer brede kring, wereldwijd zelfs, associeert men die interventies met “islamofobie”. Bij de meeste veroordelingen van de interventies komt als staartje: “Zie je wel waar islamofobie toe leidt” – bij de lezers van dit artikel ongetwijfeld ook. Welnu, met islamofobie hebben zij niets te maken. Integendeel zelfs.
 
Geen van de staats- of regeringsleiders die bommenwerpers naar het Midden-Oosten gestuurd heeft, is ooit op ook maar één woord islamkritiek betrapt. Integendeel, van elk van hen kunnen lofprijzingen voor de islam aangehaald worden. Zij schijnen het zelfs oprecht te menen wanneer zij ons bezweren dat terreur "niets met de islam te maken heeft". Het gaat trouwens verder dan woorden. Toen John Kerry de VS-bombardementen op het Kalifaat aankondigde, noemde hij de vrijwaring van de “ware” islam voor zijn “vertekening” door de Islamitische Staat als één van de motieven. Hij ging dus moslims doden om de islam te verdedigen.
 
In de begeleidende retoriek werd dat pro-islamitisch uitgangspunt verder uitgebouwd. Zo dekte Cameron zich in tegen de opmerking dat IS-moslims gaan bombarderen (dus: moslims doden) toch wel een vreemde manier is om de islam te eren. Hij zei dat de te doden vijand buiten de categorie “moslims” valt en uit “monsters” bestaat. Misschien kan hij dat zijn thuispubliek, hongerig naar geruststelling over de islam, wel wijsmaken, maar de moslimwereld blijft doof voor zo’n retorisch handigheidje. De woorden deemsteren weg, maar de daden – de zoveelste militaire bemoeienis – zijn welsprekend genoeg. Zij jagen eens te meer jongeren naar de djihaad tegen het arrogante Westen. Arrogant, inderdaad, maar juist niét in "islamofobe" zin.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten